DONDERDAG 23 JANUARI 1930. 79 zooals de heer Bosman veronderstelde, dat spreker alleen maar afbrekende critiek wil uitoefenen; dan zou spreker ook geen voorstellen doen en niet deelnemen aan den arbeid in de commissies. Het heeft spreker buitengewoon gegriefd, al weet hij, dat dit niet de bedoeling is geweest, dat de Voorzitter, terwijl hij toch zoozeer de rechtvaardigheid betrachtte door in die commissie zitting te doen nemen de vertegenwoordigers van verschillende politieke partijen, die hij daarvoor het ge schiktste achtte, daarnaast deskundigen heelt gezocht in een zeer engen kring, n.l. alleen onder de groote werkgevers; spreker ontkent met de meeste beslistheid, dat die alleen des kundig op dit gebied zijn. Men heeft vroeger de arbeiders wel ongeschikt geacht om in publieke college's op te treden; dat is toch wel meegevallen, maar het gaat niet aan om bij een zaak van zoo groot gewicht de arbeiders uit die commissie te weren. De Voorzitter wilde, dat spreker een naam zou noemen; dat wil spreker niet; die deskundigen moeten worden aangewezen door de organisaties zelf. Spreker zou in die com missie zitten als vertegenwoordiger van een politieke partij, niet als vertegenwoordiger der arbeidersook de vakorganisaties hadden recht om daarin vertegenwoordigd te zijn; men had altijd overleg kunnen plegen; spreker heelt hierbij het oog niet alleen op de sociaal-democratische organisaties, maar op alle. Spreker is daarin gesterkt door het in Amsterdam gegeven voorbeeld. Daar is een dergelijke commissie ingesteld, die echter geheel anders is samengesteld; de subcommissie A is een vestigingscommissie, die zich in het bijzonder bezig houdt met de mogelijkheid van vestiging van industrieën, met reclame voor Amsterdam als industriestad, economische en technische voorlichting, voornamelijk aan de kleine industrie. Het Amsterdamscbe college van Burgemeester en Wethouders, waarin toen geen partijgenooten van spreker zitting hadden, heeft tegenover den Raad de wenschelijkheid uitgesproken, waarmede de Raad zich heeft vereenigd, om de commissie samen te stellen uit 4 vertegenwoordigers der industrie (2 voor het grootbedrijf en 2 voor middel- en kleinbedrijf) aan te wijzen op aanbeveling der Kamer van Koophandel; de hoofden der gemeentediensten, die met de industrie een nauw contact onderhouden of op de ontwikkelingsmogelijkheden invloed kunnen hebben, den Hoofdinspecteur van den Arbeid, een 4-tal economen van erkende reputatie en 4 vertegenwoor digers der Amsterdamsche werknemers-centralen. Dit acht spreker het standpunt, dat bij de benoeming der leden ingenomen moet worden en het heeft sprekers fractie buitengewoon gegriefd, dat Burgemeester en Wethouders van Leiden een andere houding hebben aangenomen, al erkent spreker, dat het bezwaarlijk was aan de commissie meer leden toe te voegen, nu zij eenmaal op deze wijze was samenge steld. De heer Wilbrink is in verzet gekomen tegen hetgeen spreker, heeft gezegd ten aanzien van de toepassing van de Zondagswet en daarbij gevraagd: oefenen de socialisten dan geen dwang uit, worden in de socialistische maatschappij de particuliere ondernemers niet buitengesloten? De heer Gos linga dikte het aari, zeggendein de socialistische maat schappij worden wij tegen den muur gezet. Spreker weet niet, of de heer Goslinga dit ernstig heeft gemeend. Sprekers partij, die altijd een felle actie tegen de doodstraf heeft gevoerd, zal er niet over denken den heer Goslinga tegen den muur te zetten. Uit de uitdrukkingen van den heer Wilbrink blijkt, dat zelfs deze man, die een helder verstand heeft en buitenge woon logisch kan redeneeren, voor wiens betoogen spreker zelfs dikwijls buitengewoon veel sympathie heeft, al is hij het met de strekking er van niet eens, van de denkbeelden der socialisten bitter weinig verstand heeft. In een socialistische maatschappij zijn geen particuliere ondernemers uit te sluiten, want die bestaan daarin niet meer. De heer Wilbrink denkt nog altijd, dat het socialisme zal tot stand komen door een of andere machtsdaad en dat men op een goeden morgen bij het ontwaken ontdekt, dat het socialisme er is. Het socialisme kan alleen ontstaan uit een groeiproces, dat men in de hand kan werken, maar dat men ook kan tegen werken door middel van invloed uit te oefenen op de econo mische verhoudingen. Wanneer men de socialistische geschriften leest en men ziet het Socialisatierapport in De heer Wilbrink heeft het Socialisatierapport goed bestu deerd. Als het socialisme er zoo moet komen, komt het er nooit. De heer van Eck zegt, dat uit die geschriften blijkt, dat men zich niet voorstelt, dat het socialisme in eens zal komen, maar langs een overgangstoestand; de socialisten willen dien toestand bevorderen door middel van de socialiseering der bedrijven en door invoering van bedrijfsorganisatie, door te trachten het particuliere bedrijf op te voeden in de richting van het gemeenschapsbedrijf, door het te doen aaneensluiten en gedeeltelijk door de gemeenschap te doen beheeren, ge deeltelijk door de particuliere leiding en door het personeel. Aldus zullen zij probeeren de menschen op te voeden in de richting van het socialisme, maar er is geen sprake van, dat zoo iets plotseling kan gebeuren. Vanzelfsprekend aanvaarden zij den eisch, dat zij, wanneer door maatschappelijke ver anderingen bepaalde klassen in het gediang komen, die niet aan hun lot over zullen laten; vanzelf sprekend is het dan hun taak om daarmede rekening te houden; spreker is een voorstander van leven en laten leven; er is dus geen sprake van, dat zij de nood en de ellende van anderen willen. Volgens den heer Wilmer was hoog loon niet slecht; het is mogelijk, dat men het weet, maar men moet het ook toepassen en daarom is spreker ook zoo'n tegenstander er van, dat dikwijls bij de werkverschaffing zulke hongerloonen gegeven worden en dat die moeten blijven beneden het laagste loon, dat in het particuliere bedrijf gegeven wordt. De heer Wilbrink heeft daarom ook altijd gepleit voor werkverruiming en niet voor werkverschaffing. De heer van Eck is dit met den heer Wilbrink eens, maar dit wordt niet altijd toegepast, ook niet door zijn partijge nooten in de Regeering. Wanneer sprekers partijgenooten in de Regeering zaten en dezen aldus optraden, zouden zij ter verantwoording geroepen worden; die zijn echter diuk aan den gang in sprekers richting; van de loonen bij de werk verschaffing, van 20 tot 35 cent per uur, kan men niet levendie worden alleen zoo laag gesteld uit angst, dat men boven deloonen in die boerenstreek komt en wanneer men hulp vraagt voor de werkverschaffing, bepaalt de Regeering het loon, waar men niet boven mag gaan. De provincie Noord-Holland geeft een buitengewoon goed voorbeeld door elk jaar 200.000.ter beschikking van de gemeentebesturen te stellen voor werk verruiming en werkverschaffing, al mislukt dit grootendeels, doordat de gemeenten dan gebonden zijn aan de door het Rijk bepaalde hongerloonen. Het is niet voldoende, dat men zegt dat het loon hoog moet zijn, men moet zulks ook zooveel mogelijk in de hand werken en tot de overtuiging komen, dat daardoor het productievermogen aanzienlijk vergroot kan worden, omdat de producten dan ook door de menschen meer kunnen worden verbruikt. De heer Wilmer heeft er zich verder op beroepen, dat de socialisten hier nog bijna niets hadden bereikt. Dat is toch niet hun schuld; zij hebben toch herhaaldelijk gepoogd om wat te bereiken, want hun voorstellen waren niet alle van principiëel-socialistischen aard. Bovendien, al hebben zij positief niets bereikt, toch heeft spreker de overtuiging, dat zij door hunne aanwezigheid een opstuwende kracht hebben uitgeoefend zoowel op het College als op den Raad. Al mag dan de sociaal-democratische fractie op het gebied van het nemen van besluiten in tegenstelling tot de rechter zijde niet veel positiefs bereikt hebben, zij heeft bereikt dat gene, waarop de rechterzijde niet in zoo'n buitengewone mate kan bogen, n.l. dat de invloed van de sociaal-democraten in de gemeente voortdurend is gestegen. Spreker herinnert zich den tijd, dat de sociaal-democraten geen toegang konden krijgen tot den Raad, omdat zij zich niet wilden verbinden met andere partijen. Toen het algemeen kiesrecht kwam, bleek de invloed van de sociaal-democraten tot hun eigen verrassing zoo groot te zijn, dat zij in den Raad stegen van 0 tot 9 leden. Sindsdien is elke verkiezing, met uitzondering van die, waarbij de vrouwen voor het eerst meestemden, voor de sociaal-democraten een succes geweest. Sprekers fractie heeft de overtuiging, dat, al mogen haar handelingen ook fel becritiseerd worden, zij handelt in over eenstemming met de wenschen van hen, die haar naar den Raad zonden. 'Zoolang dat het geval is, meent zij op den goeden weg te zijn. De sociaal-democraten hebben eerst de arbeiders van de liberalen weggehaald, al zijn er nu nog eenige vrijzinnig- democratische arbeiders. Een niet onaanzienlijk deel van de kerkelijke arbeiders stemt op de sociaal-democraten. Indien sprekers partijgenooten bij de kerkelijke arbeiders op huis bezoek komen, krijgen zij te hoorenzeker, jullie doet veel goeds, maar (wordt er dan vergoeilijkend bij gezegd) onze eigen menschen doen ook wel wat goeds. Sprekers partij zal op dezen weg voortgaan. De achterstand bij de vrouwen wordt ingehaald. In de toekomst zullen ook meer vrouwen van kerkelijke arbeiders, die rood stemmen, haar stem op de sociaal-democraten uitbrengen. Al spijt het spreker, dat zijn fractie geen sterkere positieve resultaten in den Raad heeft weten te verkrijgen en al is het haar niet alleen te doen om oppositie te voeren, maar ook om op haar wijze mede te werken aan de bevordering der publieke belangen, zoolang zij, die de fractie naar den Raad hebben gezonden, meenen, dat hun belangen goed behartigd worden en de fractie hun vertrouwen schenken, zal zij op den ingeslagen weg verder gaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 13