70
DONDERDAG 23 JANUARI 1930.
eenkomst tusschen de verschillende richtingen dan wel schijnt,
want die opvattingen verschillen toch niet zoozeer van de
christelijke. De deugden, die de socialisten wenschen, van
menschenliefde, hulpvaardigheid, verdraagzaamheid, reine
zeden, democratischen eenvoud, zijn toch menscheiijke deug
den, die ook de christenen op prijs zullen stellen; al arbeidt
men ook op verschillende wijze, er is toch wel eenige overeen
komst. Wanneer de christenen op grond van hun godsdien
stige en de socialisten op grond van hun algemeen mensche
iijke overtuiging in die richting werken, ziet spreker niet in,
waarom zij elkaar zouden verketteren; dan acht hij het
integendëel gewenscht dat zij elkaar steunen.
Volgens den heer van Es vloeide alle ellende niet uit het
kapitalisme, maar uit de zonde voort; spreker is geen aan
hanger van de zondeleer; wanneer de menschen in het alge
meen op een hooger peil stonden, zou de wereld beter zijn,
maar hoe kan de heer van Es zeggen, dat alle maatschappe
lijke ellende door de zonde in het leven geroepen wordt?
Dat Stork op een gegeven oogenblik 500 menschen op straat
zet, de »Enka" meerdere honderden, dat Philips dit ook dreigt
te doen, is dat de schuld van de zonde? Zijn die menschen
dan zondig? Het is de schuld van het kapitalisme, dat om
winst arbeidt en wanneer dit voor den heer Parmentier geen
positief antwoord is, dan zijn er millioenen, die dit wel een
positief antwoord vinden. Het kapitalisme dwingt om die
menschen op straat te zetten.
De heer Parmentier vraagt wat de oorzaak daarvan is.
Als de heer van Eek zegt: het kapitalisme, dan is dat een
phrase; laat hij dan aantoonen wat kapitalisme is.
De heer van Eck haalt dan als voorbeeld aan de gemeente
bedrijven, die ook grootendeels op kapitalistisch standpunt
staan; maar zij staan ook onder publieke controle en tot
zekere hoogte zijn het dus gemeenschapsbedrijven. De heer
Parmentier zegt nude »Enka" ook, maar dat is een zuiver
kapitalistische onderneming. Toen hier de vuilverbranding
werd opgeheven, werden sommige arbeiders overtollig, maar
die zijn in dienst gebleven en hebben hun loon behouden;
spreker brengt het College daarvoor dank; daarvoor is uit
stekend gezorgd; dat is een andere methode dan bij Philips,
die tienduizenden naar zich toesleept, zoolang er winst is te
behalen, maar hen daarna weer netjes terugkaatst.
De heer van Es heeft een uitdrukking gebruikt, die hij
beter niet had kunnen gebruiken en zich gewaagd op een
terrein, waarop hij niet thuis is. Hij sprak n.I. over het pro-
voceeren van werkstakingen.
Door sprekers geestverwanten worden geen werkstakingen
geprovoceerd. De heer Eikerbout zei reeds, dat elk arbei
dersgezin weet, welk gevaarlijk wapen de werkstaking is.
Spreker durft zelfs te zeggenindien de socialistische leiders
de arbeiders er niet van af wisten te houden, zouden er nog
meer stakingen plaats hebben. Juist door den invloed van
sprekers geestverwanten hebben alleen volkomen gerecht
vaardigde stakingen plaats, waarbij op den voorgrond staat,
dat de arbeiders zullen winnen.
De heer Goslinga De landarbeiders in Groningen
De heer van Eck zegt, dat het in Groningen, waar de
rijke boeren de arbeiders op schandelijke wijze uitbuitten,
goed was een voorbeeld te stellen.
Het gaat echter niet over de vraag, of men deze of gene
staking gerechtvaardigd vindt, maar over de vraag, of de
leiders van de vakbeweging lichtvaardig overgaan tot het
uitroepen en bevorderen van stakingen. Dat is absoluut
onwaar.
De heer van Es verwijst steeds naar de philanthropie of
armenzorg. Spreker heeft er altijd respect voor, als goed-
geefsche menschen de ellende, die door anderen geleden wordt,
trachten te lenigen. Hoe kan men echter beweren, dat de
economische omstandigheden door armenzorg kunnen verbe
terd worden? Staat de philanthropie niet machteloos tegen
over het feit, dat de arbeiders bij honderden en duizenden
door de fabrieken op straat worden gesmeten
Op het oogenblik heeft de dienst van maatschappelijk hulp
betoon in Leiden en andere plaatsen den arbeid van de bur
gerlijke philanthropie van kerk en particulieren grootendeels
moeten overnemen, omdat zij niet in staat waren de armen
behoorlijk te verzorgen
De heer van Es heeft betoogd, dat de hooge belastingen
de vestiging te Leiden tegenhouden. In dat verband vroeg
hijmoeten de gegoeden nog meer en de minder-gegoeden
nog minder betalen
Wanneer men ziet, dat iemand met een inkomen van
'1500.32.73 en iemand met een inkomen van ƒ10 000.
711.aan belasting moet betalen, lijkt het laatste cijfer
veel hooger te zijn dan het eerste. Bedenkt men echter, dat
die 32.73 moeten worden betaald van een tekort en die
711.van een betrekkelijken welstand, dan zal men zijn
oordeel daarover wijzigen.
Spreker betreurt het, dat uitdrukkingen als die, welke
dr. van Es gebruikte, worden gebezigd, want daardoor zullen
de gegoeden gestijfd worden in hun onwil om behoorlijk te
offeren. Wanneer de gegoeden, aan wie het kapitalisme toch
reeds zooveel voordeelen oplevert, niet eens meer bereid zijn
voor een behoorlijk gedeelte de kosten te dragen van de
wettelijke colleges, die in deze kapitalistische maatschappij
onontbeerlijk zijn, is dat weerzinwekkend. De gegoeden spreken
van vaderlandsliefde en liefde voor het bestuur, maar wan
neer de stad of het land komt en een offer vraagt, dat zeker
naar verhouding niet zwaarder is dan dat van de minder
gegoeden, loopen zij de stad of het land uit. Spreker acht
dat immoreel en het spijt hem, dat deze dingen, die door
allen afgekeurd moesten worden, in den Raad worden goed
gepraat. Het uitspreken van afkeuring brengt wel geen ver
andering in dien toestand, maar toch moesten de Raads
leden hun moreele verontwaardiging er over uiten.
Spreker wil in dit verband iets zeggen over de belastingen.
Natuurlijk meent ook hij, dat het de vestiging van vreem
delingen in Leiden zal tegenhouden, als de gemeente bekend
staat 'om haar buitengewoon hooge belastingen en ook, dat
daardoor wellicht inwoners genoodzaakt worden de gemeente
te verlaten. Men overdrijve hier echter niet! Gegoeden, die
in de keuze van hun woonplaats vrij zijn, verkiezen mooiere
plaatsen dan Leiden. Spreker verwacht in dit opzicht dan
ook niet zoo'n groot succes van een belastingverlaging. Wan
neer zij de kans hebben in Leiden een behoorlijk bestaan te
vinden, zullen de menschen zich daar vestigen of er blijven
wonen, niettegenstaande de hooge belastingen.
Wat de toepassing van de Zondagswet betreft: de heer
van Es heeft gezegd: de S.D.A.P. is afkeerig van dwang,
maar zij wil wel den menschen verhinderen den Zondag te
vieren, zooals zij dat zelf willen. Het tegendeel is waar! De
genen, die den Zondag willen vieren op een andere manier
dan de orthodox-Protestanten volgens hun overtuiging noodig
achten, worden daarin gehinderd.
Men zegt: wij wonen in een Christelijken staat. Spreker-
weet. niet, of de Katholieken tot de Christelijken gerekend
worden.
De heer Manders: Dat zijn juist de Christenen.
De Voorzitter merkt op, dat de vraag, of de Katholieken
al of niet Christenen zijn, geen onderwerp van beraadslaging
bij de begrooting uitmaakt.
De heer van Eck weet, dat deze Christenen bij uitnemend
heid ook in den Christelijken staat in hooge mate in strijd
handelen met de geheele Zondagswet. Spreker betreurt het,
dat de Katholieken hier niet voor hun meening uitkomen.
Zij geven altijd hoog op van zware en vaste beginselen, maar
zij zijn elastisch als geen ander. Hier zijn zij koningsgezind, in
Duitschland echter republikeinsch. In Engeland zijn de Katho
lieke arbeiders voor een groot deel aangesloten bij de socia
listische arbeiderspartijin andere landen is zoo iets echter
weer verboden. In Leiden zijn zij tegenstanders van het houden
van optochten op Zondag; in andere plaatsen doen zij aan
die optochten vlijtig mee.
De heer Manders: In andere landen zijn koningsgezinden
socialisten.
De heer van Eck zegt, dat zulks tot de uitzonderingen
behoort. Dat in Engeland de socialisten den koning beleefd
behandelen, is niets bijzonders; de Hollandsche socialisten
zouden het ook doen.
De heer van Es heeft, sprekende over de medezeggenschap,
gezegd de lezing van den heer van Meurs bijgewoond te
hebben en daaruit vernomen te hebben, dat de arbeiders de
gezagsverhoudingen wilden veranderen. De heer van Meurs
heeft evenwel niet gesproken over de medezeggenschap, maar
over het georganiseerd overleg ter regeling van de arbeids
voorwaarden, terwijl de medezeggenschap betrekking heeft
op het beheer; dat heeft met de arbeidsvoorwaarden niets
te maken. De rechtsgrond van de medezeggenschap, waarnaar
de heer van Es vroeg, is, dat het billijk is, wanneer iemands
bestaan afhankelijk is van het bloeien en voortbestaan van
een bedrijf, dat hij dan op de een of andere wijze invloed
kan uitoefenen op den gang van zaken in dat bedrijf.
Zoo schrijft pater Borret over de medezeggenschap:
»Het is de arbeid als zoodanig, die in eere moet worden
hersteld. Het zedelijk en maatschappelijk overwicht, dat de
arbeid heeft boven de productiemiddelen, moet over de ge
heele linie beter tot zijn recht worden gebracht.
Een maatschappelijke inrichting, waarbij verreweg het
grootste gedeelte van hen, die den arbeid vertegenwoordigen,
altijd in een afhankelijken toestand verkeert, kan niet gezond