WOENSDAG 22 JANUARI 1930.
55
kunnen worden uitgevoerd. In een dergelijk bestek staat, dat
de aannemer alle houtwerken moet afschrappen, bijgronden,
plamuren, schuren, o vergronden en tweemaal over verven
in op te geven kleuren en dat kost veel geld; wil men het
eens goedkoop doen, b.v. als reclame voor het eigen beheer,
dan wordt het hout wat bijgegrond, dan een keer gegrond
en een keer overgeverfd; dan lijkt het goed werk en kost
niet half zooveel.
De heer Schüller besprak ook nog de levering van het
slechte hout op de stadswerf. Bij de aanbesteding moest
volgens het bestek geleverd worden eerste soort en er was
geleverd derde soort. Dit ontkende de Wethouder, die zeide, dat
tweede soort was geleverd tegen een lageren prijs. Spreker acht
dit een goeden maatregel, want hij vindt het zonde, dat eerste
soort hout geleverd wordt voor rioolplanken en grondplanken.
Bij de eerste vergadering, die spreker als lid van den Raad
meemaakte en waarin besloten werd den bouw van het Stad
huis op te dragen aan den heer Dudok, heeft spreker zich
afgevraagd wat wel de reden kon zijn, dat alle leden van de
sociaal-democratische fractie het voorstel van Burgemeester
en Wethouders steunden. Na de rede van den heer Schüller
is hem dat duidelijk geworden, toen deze het in eigen beheer
bouwen van het stadhuis in Hilversum door den heer Dudok
zoo schitterend naar voren bracht. Mogelijk is er eenige
ruggespraak geweest met den heer Dudok om eventueel het
stadhuis in Leiden eveneens in eigen beheer uit te voeren.
Spreker gelooft niet, dat Burgemeester en Wethouders daar
zoo gemakkelijk voor te vinden zullen zijn, want in Leiden
wordt bijna alles uitbesteed en dat vindt hij ook de beste
manier van werken.
Een dergelijk groot werk moet men uitbesteden en men
moet den architect niet de vrijheid geven te veranderen wat
hij wil; alles moet in een goede omschrijving worden vast
gelegd, opdat de gemeente niet de risico loopt tonnen meer
te moeten betalen.
De heer van Rosmalen zegt in de sectie te hebben ge
sproken over den desolaten toestand, waarin de Middelste
gracht verkeert. Eerst was er sprake van het dempen van
die gracht, maar later zijn er weer onderhandelingen gevoerd
om haar open te laten. Spreker geeft in overweging zoo
spoedig mogelijk in den toestand ter plaatse te voorzien,
omdat het rij verkeer er zeer gevaarlijk is.
Verder heeft spreker in de sectie-vergadering er op aange
drongen, om de vermakelijkheidsbelasting soepeler toe te
passen. Burgemeester en Wethouders hebben geantwoord,
dat zij de vraag zullen overwegen, of de Haagsche verordening
dan wel een geheel nieuwe in behandeling zal komen, maar
sprekers bedoeling is, dat, zoolang de bestaande verordening
niet is herzien, de verschillende zaken, waarvoor deze belas
ting wordt geheven, nauwkeuriger te bezien. Onlangs is van
een lezing over de vervolging van de Armenische Christenen,
welke in het gebouw van het Nut plaats had, vermakelijk
heidsbelasting geheven, terwijl er in het besproken onderwerp
niets vermakelijks zat. Spreker hoopt, dat Burgemeester en
Wethouders, in afwachting van de herziening der verordening,
aan den betrokken ambtenaar opdracht zullen geven om
dergelijke zaken niet te belasten.
Spreker heeft in de sectie ook gesproken over de volks
speeltuinen. Medegedeeld is, dat het Zuiderkwartier een speel
tuin zou krijgen, maar dat daarmede een uitgave van 10.000.
gemoeid was. Spreker heeft meerdere van die speeltuinen
gevraagd, al moet hij toegeven, dat ƒ10.000.een vrij hoog
bedrag is. Blijkt er van de speeltuinen, welke worden aan
gelegd, gebruik te worden gemaakt, dan kan worden over
wogen om ook aan andere stadskwartieren een dergelijke
gelegenheid te geven.
Van een bestuurder der vereeniging vernam spreker, dat
Burgemeester en Wethouders ook aan niet-leden toegang
willen geven tot deze speeltuinen, en daartegen kan geen
bezwaar bestaan, want, als de gemeente een subsidie geeft,
moeten alle gemeentenaren van die inrichtingen kunnen pro-
fiteeren, maar anderzijds bestaat het gevaar, dat de vereeniging
spoedig verloopt. Spreker hoopt, dat Burgemeester en Wet
houders in overleg met de vereeniging een zoodanige regeling
van de entrées zullen doen totstandkomen, dat de vereeniging
Zuiderkwartier en andere vereenigingen in ledental zullen
toenemen, zoodat later het gemeentelijk subsidie zal kunnen
worden verminderd in plaats van verhoogd.
De heer Reimerinuer wil, al zijn er bij deze algemeene
beschouwingen weinig punten aangeroerd, welke zijn ambt
raken, toch een enkel woord zeggen, vooral naar aanleiding
van de rede van den heer van Eek. Spreker zal daarbij kort
zijn met het oog op den beschikbaren tijd.
De heer van Eek brengt elk jaar met groote liefde zijn
idealen naar voren. Hij heeft ditmaal opnieuw de hoop uit
gesproken dat, als hetgeen hij als een ideaal beschouwt wordt
verwezenlijkt, het kapitalisme zal zijn verdwenen.
In één land echter zijn de illusies van den heer van Eek
verwezenlijkt, hetgeen toch zoovelen menschen een verschrik
kelijk lot heeft bereid. Men kan den innerlijken toestand van
Rusland niet beoordeelen, maar wanneer men nu ziet, dat
duizenden eenvoudige menschen, wier eenig ideaal is om te
arbeiden, die eeuwen hun grond hebben bebouwd, door honger
en ellende gedwongen naar Bolivia, Canada en andere landen
moeten uitwijken, dan geeft dit toch te denkendaaruit blijkt
toch, dat een totale vernietiging van het kapitalisme toch
niet zoo'n ideaal is als het wel schijnt. Spreker gaat hierop
niet verder in, daar dit hem te ver zou leiden.
Nu geeft de Wethouder voor den Burgerlijken Stand elk
jaar een lijst van de mutaties hier ter stede; verleden jaar
was daarin een note gaie, omdat Leiden toen 70.000 inwoners
had gekregen, maar dit jaar kan men helaas weer zien, dat
het aantal van hen, die Leiden verlaten hebben, 300 grooter
is dan dat van hen, die zich hier gevestigd hebben. Dit geeft
toch te denken' De heer Bosman hoopte, dat het plan van
den heer Manders er toe zou leiden, dat velen zich hier zullen
vestigen; dat hopen Burgemeester en Wethouders ook zeer,
maar men moet daarbij toch eenige restrictie in acht nemen;
het is heel goed om Leiden voor industrieën in te richten,
maar laat men er toch vooral voor oppassen, dat het bloeiende
industrieën zijn, zoodat men hier goed betaalde arbeiders
krijgt. Wanneer men hier noodlijdende industrieën krijgt, die
hun arbeiders niet kunnen betalen doordat zij niet genoeg
verdienen, dan zal dat in plaats van een zegen een ramp voor
Leiden worden. De vestiging hier van goed gesitueerde midden
standers, waarop herhaaldelijk aangedrongen is, is altijd af
gestuit op de weinige woningen, die voor die menschen hier
aanwezig waren. Daarin is nu wel verandering gekomen, maar
Leiden mist nog wat zoovele andere gemeenten hebben in de
buitenwijken der stad, n.l. groote mooie villa's; die zijn nu
wel gekomen, maar geheel op Oegstgeest. Het groote punt
echter, dat altijd de vestiging in Leiden heeft tegengehouden,
is de hooge belasting geweest. Spreker hoopt, dat door de
nieuwe regeling van de financiëele verhouding tusschen Rijk
en gemeenten de belasting zal dalen en dat daardoor het
aantal inwoners zal toenemen: Leiden heeft toch altijd voor
rechten boven andere gemeenten, b.v. Gouda; voor een paar
dubbeltjes kan men van de Breestraat naar de badplaatsen
Katwijk, Noordwijk en Scheveningen gaan; ook minder gesi
tueerden kunnen genieten van licht en lucht; men moet niet
uit het oog verliezen, dat Leiden dit in groote mate vóór heeft
op andere gemeenten.
Spreker hoopt dan ook, dat later hij zal er zelf wel niet
meer zijn de staat der bevolking zal uitwijzen, dat het
aantal vestigingen het aantal vertrekkenden overtreft.
(De Voorzitter verlaat de vergadering, waarna de heer
Reimeringer het voorzitterschap waarneemt.)
De heer Tepe wijst er op, dat het in gemeenteraden lang
zamerhand gebruikelijk is geworden om bij de behandeling
van de begrooting geloofsbelijdenisen en beginselverklaringen
af te leggen en allerlei onderwerpen ter sprake te brengen,
welke met de begrooting rechtstreeks en dikwijls ook zijde
lings niet veel te maken hebben. Ook in den Leidschen Raad
is die gewoonte tot uiting gekomen. Voor de Wethouders is
het, naar spreker meent, zaak, ook in verband met de wen-
schelijkheid om de discussie niet langer te rekken dan nood
zakelijk is, om zich van die gewoonte te onthouden, zich
zooveel mogelijk te beperken tot de onderwerpen, die recht
streeks met de begrooting verband houden, en hun aandacht
te wijden aan de opmerkingen, welke ten opzichte van het
beleid van Burgemeester en Wethouders zijn gemaakt. Spreker
zal daarom trachten zoo zakelijk mogelijk naar aanleiding
van hetgeen is behandeld, voorzoover dit ligt op het terrein,
dat hij meer speciaal heeft te besturen, de verschillende
sprekers te beantwoorden. Hij zal daarbij niet geheel kunnen
vermijden, enkele zaken even van een ander standpunt te
bezien, voor zoover de gemaakte opmerkingen daartoe aan
leiding geven.
Spreker begint met de afdeeling Onderwijs en dan komt
hij allereerst tot de rede van den heer Groeneveld, die er
op aandrong hij heeft dien aandrang in een voorstel vast
gelegd dat de Raad zou besluiten tot stichting van een
openbare school in het Haagwegkwartier. Toen de reorgani
satie van het onderwijs werd behandeld, waarbij ook ter sprake
kwam een verzoekschrift van Haagwegbewoners om in dat
stadskwartier een nieuwe school te stichten, besloot de Raad
na rijp beraad, niet om op het verzoek afwijzend te beschik
ken, maar om den toestand nader onder de oogen te zien,
zoodra een overbrugging van den Rijn bij het Morschkwar-
tier zou zijn totstandgekomen. Nu is volgens den heer Groe
neveld sinds dat Raadsbesluit werd genomen, de toestand
veranderd; er is in het Morschkwartier gebouwd en er is
wel plaats op de Paul Krugerstraat-scholen, maar niet vol
doende.
Als men vraagt om ergens een school te bouwen en daar-