50 WOENSDAG 22 JANUARI 1930. indirecte belasting is, is spreker een even sterk tegenstander van indirecte belastingen als de heer van Eek, speciaal op levensmiddelen, daar hierdoor een ongelijke en zeer onbillijke verdeeling der belasting verkregen wordt. Evenwel is gas toch iets anders dan een levensmiddel; het is geen directe levensbehoefte, zooals levensmiddelendie heeft men in be paalde hoeveelheden direct noodig, maar gas niet; daarop kan men veel bezuinigen. Juist de ruimere beurzen gebruiken meer en betalen daardoor dus meer in de belasting. In den prijs van 9 cent ligt ook een vergoeding voor andere werk zaamheden. Het gas wordt ook geleverd buiten I.eidenwan neer men het nu goedkooper maakt, wie waarborgt dan, dat Leiden uit die plaatsen ook goedkooper waren terug krijgt; het is toch maar een ruilmiddel? De heer van Eek wil een bezuiniging bereiken door uit breiding van het debiet der gasfabriek, maar spreker acht dat verkeerd. Men moet den menschen zuinigheid leeren. Wanneer er steeds meer verbruikt en dus verknoeid wordt, dan moet daarvoor harder worden gewerkt en komt men nooit aan den 2-urigen arbeidsdag. Voor het voorstel van den heer Verweij om de Commissie ad hoe te laten vervallen gevoelt spreker veel, maar hij vraagt zich toch af, of het thans de tijd is om tot dien stap over te gaan. Gelukkig wil de heer Verweij er eerst het volgend jaar toe overgaan, waardoor men op zijn gemak kan nagaan wat de Commissie ad hoe doet en of zij al dan niet nuttig werk verricht. Spreker komt thans tot enkele dingen, door den democraat Schüller ter sprake gebracht. Vooreerst het erfpachtsstelsel. Ook hier blijkt weer hoe ouderwetsch de S. D. A.P. is, want reeds 500 jaren geleden bestond het erfpachtsstelsel; het heeft al die eeuwen door bestaan en het is er nog. De heer Schüller kan dichtbij een voorbeeld vinden, n.l. in Hoogmade. Als het erfpachtsstelsel daar zoo uitnemend had gewerkt, zou het niet op zoo grooten tegenstand zijn gestuit, maar het werkt daar ook niet zoo gunstig. Nog dichtbij worden gronden in erfpacht uitgegeven wel niet door een gemeente, maar door den polder Nieuwkoop en wel voor 30 jaren. Men is echter nergens met dit stelsel tevreden, noch de erfpachtgever, noch de pachter, omdat men met die gronden niet kan doeri wat men wil. Na afloop van dien termijn zitten de menschen dan, indien zij gebouwd hebben, met gebouwen, ten aanzien waarvan men niet meer zeker is. Het voorbeeld, dat de heer Schüller met betrekking tot de erfpacht heeft gegeven, was het beste, wat hij geven kon, maar toch niet erg gelukkig. Te Gouda heeft men namelijk niet meer dan 4000 M2., de oppervlakte van een grooten tuin, in erfpacht uitgegeven. De heer Kooistra heeft als voorbeeld de gemeente Goor genoemd, waar een canon zou gelden van 6 cent per M2. De gemeente zit vele jaren aan dien canon van 6 cent vast en als de grond dan in waarde vooruitgaat, zal zij er weinig pleizier van beleven. De uitvoering van werken in eigen beheer besprekende, zeide de heer Schüller, dat daardoor aan de gemeente veel financieel voordeel zou worden gebracht. Spreker gelooft dat niet. Had de heer Schüller als argument gebezigd, dat de rechtstoestand der arbeiders er beter door werd, dan had spreker hem gelijk kunnen geven. De heer Schüller heeft er, a!s voorbeeld van het feit, dat zooveel slecht materiaal geleverd wordt, op gewezen, dat hij eens op de gemeentewerf hout zag liggen, dat niet eerste soort was. Het zou echter verkeerd zijn om van de door den opzichter gevolgde handelwijze af te wijken; in het bestek staat wel voorgeschreven, dat eerste soort hout geleverd moet worden, maar daarmede wordt bedoeld eerste soort hout in relatieven zin, n.l. voor het werk, waarvoor het gebruikt moet worden, niet in absoluten zin. Wanneer het, zooals bij het voorbeeld van den heer Schüller, hout is, dat gebruikt moet worden voor een riool, hetgeen zoowel aannemer als opzichter wisten, moet men geen hout nemen, waar men kasten van kan maken. De heer Schüller vraagt spreker nu aan te wijzen in welk bestek dat staat, maar dat staat nooit in een bestek; iedereen weet dat. Wanneer de gemeente een anderen weg insloeg of wanneer de opzichter zijn taak niet goed begrijpt, zoodat eerste qualiteit hout in absoluten zin verlangd wordt, voor riolen of voor een damwand, wordt dat een voortdurende schadepost voor de gemeente, omdat de qualiteit van dat hout veel te goed is, waardoor het veel te duur wordt. De heer Schüller zegt, dat dan tweede soort gevraagd moet worden. De heer Manders zegt, dat in het bestek eerste soort moet gevraagd worden, waarmede bedoeld wordt in aanmerking genomen het werk, waarvoor het geleverd wordt. De heer Schüller vraagt dan om het bestek, waar dit in staat. De heer Manders zegt, dat de heer Schüller die bestekken zelf heeft. Zoo was volgens den heer Schüller ook geen goede vernis geleverd. Wanneer men op den weg van het eigen beheer zou doorgaan, moest men een vernisfabriek oprichten en zou men een bosch moeten aanleggen, waaruit men dat hout kon halen. Spreker gelooft wel te kunnen meegaan met het voorstel van den heer Bosman tot aanleg van een sportpark; evenwel zal hij eerst gaarne het antwoord van het College afwachten. De heer Elkerbout zegt, om tweeërlei redenen tegen de verlaging van den gasprijs te zijn, ten eerste omdat de laatste verlaging eerst vanaf Juli j.l. in werking is en men daardoor niet kan nagaan welken invloed die verlaging ten opzichte van het bedrijf heeft uitgeoefend. Een verlaging dient in de eerste plaats een stimulans te zijn voor meer gebruik en, volgens de gegevens van 1 December, heeft zij in zooverre aan het doel beantwoord, maar anderzijds dient men, nu de verlaging een vrij grooten omvang heeft aangenomen, haar eerst te laten doorwerken. Uit de overzichtstaten blijkt, dat bij het gasbedrijf van ver meerdering van inkomen geen sprake is, daar in het tijdvak van 1 Januari1 December 1929 65.009.minder ontvangen is dan in hetzelfde tijdvak van 1928. Dit houdt nu wel ten deele verband met de kolenprijzen en de verlaging van de prijzen der bijproducten, maar men zal er rekening mede moeten houden bij de vraag, of men tot verdere verlaging moet overgaan. Spreker acht dit op het oogenblik niet wenschelijk. De tweede reden houdt verband met het voorstel tot ver laging van den belastir.gfactor van 0,9 op 0,7. De verlaging van den gasprijs zal zeker niet opwegen tegen de belastingverlaging en daarom acht spreker het van grootere beteekenis, dat de laatste wel en de eerste niet wordt door gevoerd. Belastingverlaging komt voor een groot deel ten goede aan de «kleine luiden", wat met gasprijsverlaging ook wel het geval is, maar deze verlaging komt niet alleen ten goede aan inwoners der gemeente, maar ook aan hen, die buiten de gemeente woonachtig zijn. Daarom is spreker meer voor belastingverlaging dan voor gasprijsverlaging. Wat betreft de reorganisatie van Gemeentewerken en Plantsoenen, zeggen Burgemeester en Wethouders, dat zij hopen in het begin van het voorjaar met voorstellen dien aangaande te komen. Spreker meent, dat met deze reorga nisatie niet langer gewactit kan worden dan strikt nood zakelijk is, opdat elke afdeeling haar eigen terrein krijgt toegewezen. Ten aanzien van de klasse-indeeling bij de politie zou spreker gaarne van den Burgemeester vernemen, in hoeverre hij aan de gedachte, door hem bij de vorige begrooting uit gesproken, is tegemoet gekomen. Er zijn agenten, die reeds jaren als agent 2de klasse dienst doen en voor wie het vorig jaar is gevraagd hierin eenige verandering te brengen. De Burgemeester heeft toen toegezegd te zullen trachten eenige be- vredigingte brengen, maar spreker heeft nog niet kunnen nagaan in hoeverre aan die toezegging gevolg is gegeven. Burgemeester en Wethouders zeggen wel in de Memorie van Antwoord, dat een daartoe strekkende motie van den heer Koole dooi den Raad met 20 tegen 10 stemmen is verworpen, doch de toezegging van den Burgemeester was, op sprekers verzoek, daaraan voorafgegaan. Spreker wijst er vervolgens op, dat nog vele arbeiders, die geregeld in gemeentedienst zijn, op arbeidscontract worden aangenomen en dat het ook met de salarieering van deze menschen niet in orde is. Er wordt met twee maten gemeten. In het eene bedrijf genieten zij boven het loon kindertoeslag en in het andere niet. Spreker meent te mogen aannemen, dat Burgemeester en Wethouders met deze zaak bekend zijn, omdat zij de vergunning of de vergunningen tot het toe kennen van kindertoeslag speciaal hebben verleend, waarbij zij aan het eene bedrijf hebben onthouden wat zij aan het andere hebben toegestaan; een tot de betrokken Directie ge richt verzoek bracht zulks aan het licht. Spreker meent, dat de arbeiders van alle bedrijven in deze op dezelfde wijze be- hooren te worden behandeld. In het particulier bedrijf komt het zelden voor, dat menschen, die langer dan een jaar in dienstverband zijn, als losse arbeiders worden beschouwd en nu meent spreker, dat dit bij de gemeentebedrijven ook niet dient te gebeuren. Iets anders is het bij menschen, die voor speciaal werk worden aangenomen, maar voor menschen, die jaar en dag in ge meentedienst zijn, moeten geen bijzondere maatregelen ge troffen worden, die voor de arbeiders niets dan schade kunnen opleveren. Spreker kan zich vereenigen met het voorstel van den heer Verwey betreffende artikel 11 van de salarisverordening. Het voortbestaan van dit artikel zou moeilijkheden kunnen brengen, omdat het georganiseerd overleg feitelijk de taak

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 4