WOENSDAG 22 JANUARI 1930. 49 het bestuur zitting nemen. Een gedeelte van het bestuur, zoo niet alle 7 leden, moet men uit hen kiezen, die de woningen bewonen. Spreker wil tenslotte even terugkomen op de 6 leening, welke door de gemeente aan de Regeering is ingelost en in de plaats waarvan een andere leening is gesloten. Spreker heeft daarover in de sectie een vraag gesteld, met het idee om eens van Burgemeester en Wethouders te hooren op welke wijze de meerdere gelden, welke door het omzetten van die 6% leening worden verkregen, zullen worden verdeeld. Burgemeester en Wethouders zullen daarover praeadvies uit brengen. Spreker is voornemens bij volgnummer 34 der Ontvangsten op deze zaak terug te komen, maar thans zou hij gaarne vernemen, hoe Burgemeester en Wethouders over de verdeeling van die meerdere gelden denken. De heer Manders sluit zich aan bij degenen, die hun be wondering hebben uitgesproken voor het beleid, door Burge meester en Wethouders gevoerd. Ook spreker brengt het College dank en spreekt zijn bewondering uit, dat van stagnatie, door den stadhuisbrand veroorzaakt, zoo weinig te bemerken is geweest. Spreker zal geen principiëele rede houden; toch wenscht hij tegenover enkele opmerkingen van den heer van Eek de zijne te plaatsen. De heer van Eek bedoelt het goed, maar zijn broederschapsleer berust op een verkeerden grondslag. De stellingen van de S. D. A. P. zijn zeer ouderwetsch; zij werden reeds 2000 jaren geleden verkondigd. Ook later in de geschiedenis komt het herhaaldelijk voor, zoo b.v. bij de Fransche revolutie in 1795 werd onder dezelfde leuze, welke de heer Wilbrink te hunnen opzichte aanhaalde, n.l. vrijheid, gelijkheid en broederschap, dezelfde strijd gevoerd als de socialisten thans voeren. Ook thans wordt die leuze gebruikt. Het is een reactie op uitwassen in de maatschappij, niet als gevolg van een levensbeschouwing, maar van een levenswijze, die ook door anderen zeer dikwijls veroordeeld wordt, waaraan men zichzelf misschien ook wel eens schuldig maakt, ook aan de zijde van de S. D. A. P. Spreker heeft met genoegen vernomen, dat de S. D. A. P. een geheel anderen weg gaat inslaan; immers, de heer van Eek sluit zich gaarne aan bij de Labour- partij in Engeland en daaruit maakt spreker op, dat de S. D. A. P. heelemaal tot inkeer begint te komen en op den goeden weg en straks nog koningsgezinder zal zijn dan een der andere partijen, want Mac Donald zeide bij de opening van de vlootconferentie op 21 Januari het volgende: »Het moet ons allen een bizondere voldoening zijn, dat Z. M. de Koning zelf voor het eerst hier na zijn herstel in het publiek het woord neemt". Spreker ziet straks den heer van Eek al als Voorzitter der Kamer zeggen: het doet ons genoegen, dat H. M. de Koningin in ons midden is. Wat betreft de salarisherziening van het personeel, wil spreker niet vooruitloopen op hetgeen de commissie ad hoe zal adviseeren, maar men mag toch voorspellen, dat deze herziening voor vele categorieën een financiëele verbetering zal inhouden, waarmede toch bij deze begrooting rekening gehouden moet worden. Speciaal vestigt spreker de aandacht op het verplegend personeel van Endegeest c. a. Langzamer hand is daar een noodtoestand ontstaan, die nadeelig op de verpleging zal werken. Dit personeel wordt door veel hoogere loonen naar andere plaatsen gelokt, ten nadeele van Leiden's gestichten. In het belang van dit personeel is een betere bezoldiging heusch geen luxe, doch deze is onk van belang voor de arme stakkerds, die daar verpleegd worden, voor sommigen waarvan door een goede verpleging nog hoop op redding bestaat. Wat publieke werken betreft, vestigt spreker in het bijzon der de aandacht op den spoorwegovergang aan den Rijns- burgerweg en op het oponthoud, dat deze den gebruikers van dien weg veroorzaakt. Spreker zou den Voorzitter willen verzoeken dit eens na te laten gaan, door het stopgezette verkeer en de daardoor ontstane vertraging eens op te nemen dit zou verrassende resultaten geven. De Voorzitter zegt, dat dit ieder oogenblik gebeurt. Het College heeft heel nauwkeurige gegevens. De heer Manders zegt, dat in de richting Amsterdam- Rotterdam 80 treinen den overweg passeeren, waarvan 54 tusschen 7 en 18 uur, en in omgekeerde richting 85, waar van 56 tusschen 7 en 18 uur. Hierbij komen nog de noodige goederentreinen en het rangeeren, zoodat men kan aannemen, dat de overweg meer dan 200 maal per dag gesloten wordt, waarvan 140 keer tusschen 7 en 18 uur. De overweg is wel eens kort afgesloten, maar meestal niet; het gebeurt, dat men 10 minuten wachten moet. Gisterenmiddag, om kwart voor twee moest spreker minuut wachtener stonden 100 personen aan den kant van Oegstgeest, i 60 aan den anderen kant; daarbij stonden ter weerszijden een 25-tal auto's en 4 trams; in een wagen daarvan zaten ongeveer 40 passa giers. In totaal waren er ongeveer 300 wachtenden. Er wachten er wel eens meer, maar ook w:el eens minder, maar wanneer men een gemiddelde neemt van 100 wachtenden, 6 auto's en 1 tram, dan zou dit per keer voor Leiden bij 3 minuten wachten een verlies aan tijd enz. beteekeneri, in geld omgezet, van 4.per keer of per dag, alleen tusschen 7 uur v.m. en 6 uur n.m., 560.of per jaar ruim 200.000. hetgeen gekapitaliseerd tegen den penning 20 4.000.000.— beteekent aan schade voor Leiden. Dit is, wanneer men een wachttijd van 3 minuten rekent, maar men moet op meer rekenen. De wachttijd is vaak veel langer en, moet men ergens tijdig zijn, dan dient men met dien Jangeren wachttijd rekening te houden. Dit nadeel wordt door de spoor aan Leiden berokkend. De lijnen zijn voor het reizend publiek tusschen Rotterdam en Amsterdam zoo goed mogelijk gemaakt, hetgeen ook Leiden wel ten goede komt, maar aan de verbetering van den over weg is niets gedaan. Men staat verbaasd van de gebrekkige wijze, waarop zelfs de boomen worden opgehaald; als men niet oppast, loopt men er tegenaan. Een algeheele en spoedige verbetering is plicht van de Spoorwegen. Leiden mag en moet medewerken, maar de eerste plicht rust bij de Spoorwegen. Spreker weet wel, dat deze zaak de volle aandacht van Burgemeester en Wethouders heeft, maar hij heeft gemeend er nog eens terdege op te moeten wijzen, hoe dringend de toestand van den overweg verbetering behoeft. Intusschen kan Leiden toch misschien reeds iets doen. De tram heeft bij de passage de voorkeur, waardoor, wanneer de boomen eenmaal op zijn, het geheele verkeer nog eens wordt opgehouden door de trams, uit de stad komende, welke den weg daar kruisen. Het komt zelfs voor, dat de boomen weer neergelaten worden, voordat de wachtende auto's den overweg hebben kunnen passeeren. Kon hieraan iets worden gedaan, wat naar sprekers meening door verlegging der rails niet onmogelijk zou zijn, dan zou hiermede al heel veel bereikt zijn. De heer van Eek heeft er de aandacht op gevestigd, dat in de Commissie voor Handel en Industrie de S.D.A.P. niet is vertegenwoordigd. De heer Bosman zeide dit te bejammeren. De heer van Eek zou, van deze Commissie deel uitmakende, heel veel goeds kunnen doen, o.a. ook door te helpen de grens van de gemeente in de richting van Oegstgeest uit te breiden, wat in het belang van Oegstgeest zou wezen, omdat ook de Oegstgeestenaren belang hebben bij de verbetering van den overweg. Ook spreker betreurt het, dat de S.D.A.P. niet in deze Commissie is vertegenwoordigd. Spreker heeft persoonlijk tot den heer van Eek gezegd, dat hij dit betreurt. Spreker meent, dat de heer van Eek de zaak verkeerd inziet en de handel wijze van Burgemeester en Wethouders in dezen eens anders moet bezien. De arbeiders mogen wel in deze Commissie zijn vertegenwoordigd; volgens de S.D.A.P. nu is de beste ver tegenwoordiging van de arbeiders de Raadsfractie en nu hebben Burgemeester en Wethouders het beste van het beste ge nomen, n.l. den heer van F.ck. De S.D.A.P. en de heer van Eek hadden dit dus anders moeten bezien; in deze commissie behoeft men toch geen evenredige vertegenwoordiging te hebben; daarover denkt men bij de S.D.A.P. anders. De heer van Eek heeft geheel persoonlijk tegen spreker gezegd, dat hij daar gaarne de belangen van de arbeiders zou voorstaan. Spreker wil iets uit die commissie klappen: hetzelfde als de heer van Eek heeft gezegd, nl. dat Leiden niet elke indus trie kan gebruiken, is op dezelfde gronden, als bij den heer van Eek voorop stonden, door een der leden (niet spreker of den heer Bosman) ook in de commissie gezegd, zonder dat dit lid iets wist van deze gedachten van den heer van Eek. Wanneer dit nu even aangedikt was door den heer van Eek, zou dit zeer goede resultaten kunnen hebben. Spreker geeft derhalve den heer van Eek in overweging nog eens ernstig over deze zaak na te denken. Een derde punt, waarop spreker gaarne de aandacht vestigt, is, dat het afhalen van vuilnis zoo ruim mogelijk dient te geschieden. Tot zijn genoegen heeft spreker in de Memorie van Antwoord gelezen, dat er thans een grootere bak aan de wagens is gemaakt. Tuinvuil, stroozakken en andere groote dingen, die eigenlijk niet tot het huisvuil behooren, worden door de vuilniswagens liever niet meegenomen, maar komen terecht in het Levendaal of worden op straat gede poneerd. Het gevolg is, dat de vuilniswagens ze toch moeten meenemen, wat evenveel kost, of dat zij uit het Levendaal gehaald moeten worden, wat driemaal zooveel kost als het ophalen langs de woningen. Spreker begrijpt, dat het afhalen van het vuil van werkplaatsen en fabrieken niet zonder meer kan geschieden, en dat dit moet betaald worden door die fabrieken zelf, maar hij geeft in overweging het afhalen van huisvuil en tuinafval zoo ruim mogelijk te doen geschieden. Wat betreft het voorstel van den heer van Eek tot ver laging van den gasprijs, die volgens den heer van Eek een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 3