WOENSDAG 22 JANUARI 1930. 47 Voortzetting ran de geschorste openbare vergadering van 2© Januari 193© op Woensdag 22 Januari 193©, des namiddags te 2 uur. "Voorzitter: de heer Burgemeester Mr. A. VAN DESANDE BAKHUYZEN. Afwezig zijn de heeren Splinter, Vallentgoed, van Es en Romijn. Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor den dienst 1930. De heer Kooistra zegt, dat hetgeen hij te bespreken heeft in hoofdzaak de volkshuisvesting geldt, en het hem daarom spijt, dat de Wethouder, die deze zaken behandelt, niet aan wezig is. Hij wil zoo noodig van het woord afzien, totdat de heer Splinter tegenwoordig zal zijn, want hij heeft aan diens adres wat te vertellen. De Voorzitter zegt, dat tot zijn spijt de heer Splinter wegens ongesteldheid den geheelen dag, misschien ook morgen verhinderd is te komen. Spreker hoopt, dat hij in elk geval Vrijdag weer tegenwoordig zal kunnen zijn, maar zeker is het niet; zijn ongesteldheid is gelukkig niet ernstig, maar de heer Splinter moet toch het bed houden. Spreker geeft echter den heer Kooistra in overweging te zeggen wat hij voornemens was te zeggen, omdat ten slotte toch het College ook in dezen verantwoordelijk is, hoewel hij uit den aard der zaak het gesprokene aan den heer Splinter zal mededeelen. De heer Kooistra hoopt, dat de heer Splinter weer spoedig hier aanwezig zal kunnen zijn. Spreker kan zich wat de volks huisvesting betreft, niet vereenigen met het pluimpje, dat volgens den heer Bosman bovendien een «kwispelend pluimpje" was, dat de heer Wilmer het College op den hoed heeft ge stoken volgens spreker behandelt het College de volkshuis vesting met een groote mate van onverschilligheid, vooral ten aanzien van het bouwen van woningen met lage huur waarde. Op 20 Maart 1928 is door Burgemeester en Wet houders aan de Regeering verzocht om een voorschot voor den bouw van 120 woningen met een huurwaarde van 4.50 tot f 5.50; in de memorie van antwoord bij deze begrooting wordt nu door het College medegedeeld, dat de Regeering bereid was gelden te reserveeren voor den bouw van 120 woningen; dit is echter geschied bij missive van 30 Januari 1929; het is nu al bijna een jaar later en het zal spreker aangenaam zijn wanneer het College nu zegtnu willen en kunnen wij niet langer wachten en zullen wij zelf het initia tief nemen. Uit de memorie van antwoord blijkt echter niet, dat Burgemeester en Wethouders nu den tijd gekomen achten om een plan onderhanden te nemen, dat door de gemeente zelf moet worden betaald. Vroeger is telkens gesproken over huizen van lagere huurwaarde, waaraan hier in Leiden ge brek was; zelfs sprekers partijgenoot Dubbeldeman, die reeds eenigen tijd deze Raadszaal heelt verlaten, heeft er ook meer malen over gesproken. En zoo heeft spreker verleden jaar bij de behandeling van de begrooting voor 1929 van de over zijde eenige klanken gehoord, welke hij ditmaal weder uit den mond van den heer Wilbrink heeft vernomen en welke hem aangenaam stemmen, omdat daaruit blijkt, dat men ook aan die zijde tot de overtuiging komt, dat er gebrek is aan woningen met een lagere huurwaarde. Vooreerst is de ophef fing van de Huurcommissie aanleiding geweest tot tal van huurverhoogingen en sedert die opheffing zijn woningen van een huurwaarde van 4.a 5.noch door de gemeente, noch door woningbouwverenigingen gebouwd, althans niet in die mate, dat in dit opzicht in de bestaande behoefte werd voorzien. Op sprekers vraag, of Burgemeester en Wethouders wilden bevorderen, dat door de gemeente aan vereenigingen geld op hypotheek of borgstelling werd verstrekt, teneinde op die manier vereenigingsbouw mogelijk te maken, heeft het Col lege in denzelfden geest geantwoord als ten vorigen jare, n. 1. dat, als blijkt, dat het Rijk niet voldoende voorziet in deze woningtoestanden, de gemeente er toe zal overgaan. Waar sedert het besluit van de Regeering betreffende de reserveering van gelden voor 120 woningen een jaar is ver streken en men daaromtrent nog niets vernomen heeft, vraagt spreker wanneer nu eens de tijd zal komen, dat Burge meester en Wethouders door het verstrekken van geld de vereenigingen in staat stellen om de noodige woningen te bouwen. De bouwvereenigingen zijn actief genoeg, want blijkens de Memorie van Antwoord op het sectieverslag zijn plannen ingediend tot den bouw van ongeveer 279 woningen, woningen echter van verschillende huurwaarden. Burge meester en Wethouders mogen zich niet tevreden stellen met het in ontvangst nemen van die bouwplannen en het door zenden daarvan aan de Regeering. Waar de Huurcommissie is opgeheven en men daardoor de particuliere bouwers in de gelegenheid heeft gesteld de huren te verhoogen, dient men daar iets tegenover te stellen. Men moet ook trachten in de nooden van de bevolking te voorzien; aan deze woningen is in Leiden zeer groot gebrek. Burgemeester en Wethouders zeggen in de memorie van antwoord: «Mochten van het Rijk voor plannen, die naar onze meening voor uitvoering in aanmerking komen, geen voorschotten kunnen worden verkregen, dan zal zijn te overwegen, of de financiering niet door de gemeente zelve moet geschieden; wij kunnen ons standpunt uiteraard eerst definitief bepalen, na beëindiging van het overleg met het Rijk ter zake." Wanneer zal dat overleg beëindigd zijn? Spreker hoopt niet, dat het 10 a 20 jaren zal duren, maar dat het College een bepaald standpunt heeft ingenomen en dat het iets vroeger zal afgeloopen zijn. Spreker weet wel, dat niet alles tegelijk kan gebeuren, maar hij heeft reeds vroeger met cijfers aan getoond, dat het noodzakelijk is woningen met lagere huur waarde te bouwen. Spreker hoopt, dat het College daarvan ook overtuigd is en dat het niet te lang zal duren, want de speculanten krijgen aldus toch de gelegenheid om de huren te verhoogen, zonder dat men daaraan eenige aandacht schenkt; immers, het vorige jaar is medegedeeld, dat men zou trachten een statistiek samen te stellen om de waarde van de huizen en de huurwaarde te bepalen; helaas zijn al die gegevens verbrand. Nu is zoo'n statistiek wel niet zoo dringend noodig, maar men moet dit toch niet verwaarloozen, want zonder cijfers kan men deze zaak niet beoordeelen; dan weet men pas of het noodig is die woningen te bouwen. Men komt er niet mee af, dat men dit verleden jaar van plan was; door den Directeur van de afdeeling Woningbouw wordt wel ge tracht een statistiek samen te stellen, maar dit is voor hem zeer moeilijk, omdat hij moet wachten op de menschen, die bij hem komen reclameeren wegens te hooge huren. Op die wijze krijgt men toch geen behoorlijke gegevens. Spreker dringt er op aan, dat men dit anders doet, zoodat men niet moet wachten op hetgeen door anderen wordt aangebracht; hij zal geen cijfers noemen, omdat hij weet, dat het College geen gegevens heeft, maar hij wijst er op, dat in Leiden gebrek bestaat aan woningen met lagere huurwaarde. Nu zegt het College wel, dat door particulieren zooveel wordt gedaan voor den woningbouw, maar wat wordt gedaan en hoe gebeurt dat? Het spijt spreker, dat de heer Splinter niet aanwezig is, want ook deze behoort tot de uitvoerders en aannemers, die wel woningen bouwen, maar in hoofdzaak om ze weer te verkoopen. Die woningen kunnen wel dienen tot verbetering van de volkshuisvesting, maar het zijn niet de woningen, waarvan de bouw door spreker wordt bepleit. Particulieren beginnen niet aan den bouw van woningen met een huur waarde van ƒ4 a ƒ5, omdat zij daaraan niet genoeg kunnen verdienen. In verband daarmede heeft spreker een voorstel ingediend, dat er toe kan leiden, dat de woningbouwvereeni gingen meer die soort woningen gaan bouwen, waaraan gebrek is. Hij wenscht dat doel te bereiken door het van gemeente wege bouwrijp maken van grond en aanleggen van straten. Hij geeft in overweging eens het oog te richten op Amster dam, waar op het oogenblik tusschen Sloterdijk enNieuwen- dam een plan voor den bouw van 1300 woningen met een huurwaarde van 3 a ƒ4 in uitvoering is. Ook daar begint men met straataanleg vanwege de gemeente; vandaar de lage huurwaarden. Bovendien bouwt men daar huizen voor groote gezinnen. Spreker is zich daarvan eens gaan overtuigen. Verleden jaar heeft de heer Huurman aan spreker gevraagd op welke plaatsen te Amsterdam huizen voor groote gezinnen werden gezet en al kon spreker toen op die vraag geen definitief antwoord geven, hij kan nu wel vertellen waar dergelijke huizen staan. Zooals hij onderstelde, werken verschillende bouwver eenigingen aan dien bouw mede; in hoofdzaak wordt er in Plan Zuid en in Plan Noord die bouw bevorderd. In Plan Noord staan op een complex van 600 woningen, alleen bestemd voor personen, die uit krotwoningen komen, 230 woningen voor groote gezinnen. Nu zijn die woningen voor groote ge zinnen niet alleen op hoeken van straten, maar ook in het verlengde der straten gezet. Spreker constateert, dat Amsterdam in verhouding tot het zielental voor de menschen, die niet meer dan 3 of 4 gulden per week kunnen verwonen, veel en veel meer aan woning bouw doet dan Leiden. Hij zou gaarne zien, dat Burgemeester en Wethouders van Leiden ook eens den bouw van die soort woningen ter hand namen en niet wachtten op steun van de Regeering. Te Amsterdam doet men dit laatste ook niet; men vraagt daar wel steun van de Regeering, maar, wordt die niet verkregen, dan gaat men toch door. Men heeft daar 7 millioen beschikbaar gesteld voor woningbouw. f

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 1