WOENSDAG 22 JANUARI 1930.
57
Iedereen zal beamen, dat deze instelling een aanwinst is,
maar wat zou het gevolg van een splitsing zijn? Men zou in
elk der beide scholen in September en Maart een 15-tal leer
lingen krijgen, te weinig om een afzonderlijke klasse te
vormen en die leerlingen weer in de oude 7de klasse onder
moeten brengen. Het geheele voordeel van een achtste klasse,
dat door de reorganisatie is verkregen, zou daardoor ver
dwijnen.
Een tweede voordeel van de centrale school is, dat de
centralisatie ruimschoots gelegenheid biedt tot differentieering,
tot het bij plaatsing der leerlingen in de verschillende klassen
rekening houden met aanleg en capaciteiten. Met cijfers kan
spreker duidelijk maken wat in dit opzicht het gevolg zou
zijn van splitsing. Bij den tegenwoordigen toestand worden
in Maart en September ongeveer 60 jongens en 60 meisjes
opgenomen, die worden gesplitst in 4 klassen van 30 leer
lingen. Volgens het stelsel der difïereniieering deelt men de
leerlingen zoo in, dat men klassen krijgt van gelijkwaardigen,
die bij het onderwijs gemakkelijk met elkander kunnen op
gaan. Gaat men splitsen, dan krijgt men het verschijnsel, dat
men twee scholen heeft, die in Maart en September ieder 30
jongens en meisjes opnemen, maar waarbij het voordeel der
differentieering verloren gaat.
Dit zijn de nadeelen, welke het oprichten van een tweede
school voor het 7de leerjaar voor het onderwijs zou meebrengen.
Spreker geeft den heer Groeneveld in overweging eens het
oordeel te vragen van de leerkrachten, die aan de tegen
woordige school voor het 7e leerjaar zijn verbonden. Het zou
spreker niets verwonderen, als het antwoord van die heeren
luidde, dat het een ramp voor de bestaande school zou zijn,
indien splitsing plaats had.
Spreker komt thans tot het bewaarschoolonderwijs, dat in
deze vergadering zeer kort kan worden behandeld. Spreker
erkent, dat de tijd, verstreken tusschen het Raadsbesluit,
waarbij eenige beslissingen zijn gevallen en waarbij de be
handeling van een groot aantal punten tot volgende ver
gaderingen is verdaagd, en nu, zeer lang is. Spreker heelt
al een keer gezegd, dat, wanneer hij ter uitvoering van het
indertijd genomen besluit om in het Kooi kwartier een open
bare bewaarschool te bouwen, aan den Raad crediet aange
vraagd had, zonder daarbij het vraagstuk in zijn geheel ter
sprake te brengen, het desbetreffend voorstel door den Raai
onherroepelijk zou zijn verworpen en van de oprichting van
een nieuwe openbare bewaarschool in het Kooi-k wartier nooit
iets zou zijn gekomen. Men zal zeggen: er is nog niets van
gekomen en de school staat er nog niet. Er bestaat evenwel
thans nog een mogelijkheid, dat zij er komen zal; meer wil
spreker daarover nu nog niet zeggen.
Spreker erkent, dat het lang geduurd heeft; daarvoor zijn
verschillende redenen; ook heelt natuurlijk de stadhuisbrand
stagnatie gebracht, maar dat is toch niet het voornaamste;
andere redenen, die spreker nu niet wil ter sprake brengen,
maar die spoedig genoeg bij de behandeling van deze zaak
in den Raad tot uiting zullen komen, hebben geleid tot ver
traging van de behandeling van dit onderwerp.
De heer van Es heeft den wensch te kennen gegeven, dat
het College zich zou stellen op het standpunt: eerst, vóór
alles, het bijzonder bewaarschoolonderwijs, hetgeen hij later
heeft toegelicht door te zeggen: met andere woorden, geen
nieuwe openbare bewaarscholen. Spreker persoonlijk deelt dit
standpunt van den heer van Es niet.
De heer Groeneveld heeft tenslotte een conclusie getrokken uit
zijn betoog op een manier, die, hoewel spreker volstrekt niet aan
het talent van eenig ander Raadslid wil tekort doen, niemand
hem zal verbeteren en waarvan de heer Groeneveld met de
hem eigen welwillendheid en vertrouwen in het beleid zijner
tegenstanders, wel het monopolie schijnt te bezittenimmers,
na de door hem geoefende critiek stond het voor den heer
Groeneveld wel vast, allereerst, dat er van den Wethouder
van Onderwijs absoluut niets uitging en verder, dat er aan
het departement van onderwijs blijkbaar niets of zeer weinig
te doen was. De heer Groeneveld zegt nu, dat hij dat niet
gezegd heeft, maar spreker heeft het zoo opgeteekend.
De heer Groeneveld heeft gezegd, dat er geen initiatief
uitging van het departement.
De heer Tepe begrijpt, dat een buitenstaander niet precies
weet wat er aan een afdeeling te doen is en wat een Wet
houder wel ol niet doet of te doen heeft, maar spreker
begrijpt niet, kan het althans niet billijken, dat men alleen
op grond van uiterlijke verschijnselen, (lie men kan waarne
men, conclusies trekt als de heer Groeneveld gedaan heeft;
spreker acht dat verkeerd, niet eer lijk en niet juist. De heer
Groeneveld ging zelfs zoover, dat hij zeide geen bezwaar te
hebben, als hij eens Wethouder mocht worden, om Wethou
der van Onderwijs te worden, want dat leek hem een gemak
kelijk baamje.
Dit valt spreker in dubbel opzicht tegen van den heer
Groeneveld. Vooreerst heeft hij altijd gedacht, dat de heer
Groeneveld niet zoo bijzonder happig was op gemakkelijke
baantjes, maar bovendien verwondert het hem, dat de heer
Groeneveld bereid zou zijn arbeidsloos inkomen te genieten.
Spreker heeft weer niet van den heer Groeneveld gehoord,
in welk opzicht hij individueel van den Wethouder, van de
afdeeling Onderwijs of van het College meer had verwacht.
Alleen heelt hij over enkele zaken zijn ontevredenheid betuigd
en te dien aanzien heeft spreker getracht hem van antwoord
te dienen. Maar waar de heer Groeneveld spreker niet heelt
gezegd waarom hij over zijn beleid zoo ontevreden was en
waarom het z. i. spreker aan initiatief ontbrak, zal spreker
het hem wel eens zeggen. Indien spreker was gekomen met
een vooistel, en dit werkelijkheid was geworden, om een
school te bouwen aan het Haagwegkwartier en niet had
voorgesteld om een tweetal Christelijke scholen te bouwen,
dan zou hem dat op zichzelf heel wat minder werk hebben
gekost dan nu het geval is geweestwanneer spreker een
voorstel had gedaan om de volle medezeggenschap te ver-
leenen aan de door den heer Groeneveld bedoelde organisa
ties bij het uitoefenen van toezicht op het onderwijs, ofschoon
dat toezicht uitdrukkelijk op de schouders van Buigemeester
en Wethouders is gelegd en dezen er verantwoordelijk voor
zijn; wanneer spreker had voorgesteld, en dit werkelijkheid
was geworden, om een 2e school voor het 7e leeijaar te
slichten en om een bewaarschool in het Kooikwaitier op te
richten of liever om 3 dergelijke schoffn te stichten in drie
verschillende wijken van de stad; indien Burgemeester en
Wethouders ongestraft hadden gelaten uitingen, die strekken
tot ondermijning van het gezag; kortom, indien Burge
meester en Wethouders een onderwijsbeleid hadden gevoerd
in den geest van de S. D. A. f\, dan had spreker zeker niet
meer werk gehad dan hij nu heeft gehad, integendeel, dan
was het voor hem veel gemakkelijker geweest, maar dan had
hij stellig niet het verwijt gehoord, dat niets werd uitge
voerd en er geen initiatief van hem uitging; dan had hij
veeleer een pluimpje gekregen van den heer Groeneveld
wegens zijn uitnemend initiatief. Voorloopig is spi eker echter
van plan de zaken te behandelen naar den geest der rechter
zijde, daarbij echter een Volmaakte onpartijdigheid en objec
tiviteit betrachtend ten aanzien van de beide vormen van
onderwijs, welke door de wet zijn erkend, n.l. het openbaar
en het bijzonder onderwijs.
Spreker kan volkomen accoord gaan met het voorstel van
den heer Spendel om de Commissie voor het bewaaischool-
onderwijs uitte breiden; wanneer het bewaarschoolonderwijs,
zooals het op het oogenblik is georganiseerd en geregeld, zich
in denzelfden geest zal blijven ontwikkelen, is daarvoor alle
aanleiding. Natuurlijk is niet met zekerheid te voorspellen
welke beslissingen tner in zake het geheele vraagstuk van het
bewaarschoolonderwijs genomen zullen worden; men zal dus
verstandig doen even af te wachten, hoe die beslissingen
zullen zijn, om daarna te zien of wijziging van de verorde
ning alsdan noodzakelijk is; zoodi a omtrent het bewaarschool
onderwijs zelf beslist is, kunnen Rurgemeester en Wethou
ders praeadvies over de door den heer Spendel voorgestelde
wijziging uitbrengen.
Spreker verzoekt hier zijn rede te mogen onderbreken.
De Voorzitter zegt, dat er geen bezwaar bestaat tegen
inwilliging van het verzoek van den Wethouder, en schorst
de vergadering tot des avonds te uur.
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering
des avonds te 8£ uur.
Thans zijn afwezig de heeren Splinter, Vallentgoed en Romijn.
Voorzitter is aanvankelijk de heer A.L. REI MERING ER, daar na
de heer Burgemeester Mr. A. VAN Dt, SANUE BAKtlUYZEN.
Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de
begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor
den dienst 1930.
De heer Tepe wil met een heel kort woord reageeren op
hetgeen door den heer van Eek is gezegl naar aanleiding
van diens voorstel, waarbij de Raad zich in beginsel uitspr eekt
voor de medezeggenschap van het gemeentepeisoneel, terwijl
aan Burgemeester en Wethouders wordt overgelaten de mid
delen te beramen, waardoor die medezeggenschap verwezenlijkt
zal kunnen worden.
De heer van Eek heeft thans voor den tweeden keer zijn
voorstel in dezen vorm ingediend. Daarvóór heeft hij meteen
ietwat concreter voorstel hetzelfde trachten te bereiken.
Spreker heeft reeds twee keeren over deze zaak gesproken
en acht het tijd vermorsen thans voor de derde maal in den
breede op deze kwestie in te gaan. Hij wil echter in het