DINSDAG 21 JANUARI 1930.
43
in kannen en kruiken geweest, ook vóór den stadhuisbrand,
want toen die brand plaats had waren er al drie jaren ver-
loopen na den aankoop der gronden.
Spreker kan begrijpen, dat de financieele oplossing van het
veemarktplan voor het Dagelijksch Bestuur een groote moeilijk
heid is geweest en nog zal zijn. Zij, die eenigszins hebben
hooren verluiden wat de veemarkt met den aankleve daarvan
aan de gemeente zal kosten, zijn overtuigd, dat die marktin
de toekomst niet rendabel zal zijn, dat de kapitalen, welke
men er in steekt, althans niet direct rente en aflossing zullen
afwerpen.
Nu is door de omstandigheid, dat men heeft gewacht en
heeft moeten wachten, misschien een enkel gunstig verschijnsel
naarvoren gekomen, dat het voor het College en straks voor
den Raad gemakkelijker maakt om zich niet op de groote
kosten blind te staren, maar direct bij den aanleg van de
veemarkt een bepaald fonds daarvoor te bestemmen, waardoor
de kosten van de rente en de aflossing wat minder worden.
Wat is het geval? Leiden had volgens de Rijkswet in 1925
een nieuwe veemarkt moeten hebben. Het heeft sedert dat
jaar op de veemarkt een winst gemaakt van ongeveer 50000.
per jaar, dus in totaal 250000.Was de gemeente op tijd
geweest, dan zou de begrooting voor ieder dienstjaar ten
behoeve van de veemarkt met een grooter bedrag belast zijn
geweest dan de winst nu heeft bedragen. De loop, welken
deze zaak heeft genomen, heeft indirect ook medegewerkt
tot een gunstiger financiëelen toestand der gemeente, omdat
de overschotten er door zijn vergroot.
Spreker zou ernstig in overweging willen geven om liever
te beschikken over een deel van de gelden, welke in de
afgeloopen 5 jaar zijn gespaard, en een fonds voor de veemarkt
te vormen. De aankoop van die gronden voor de veemarkt
is indertijd ook verdedigd met het argument, dat men wilde
tegemoetkomen aan de wenschelijkheid, uitgesproken in de
door spreker in 1923 ingediende motie, om tot den aanleg
van industrie-terreinen over te gaan. Wil men de zaak breed
bezien en toch de gemeente in de toekomst niet op te zware
lasten zetten, dan moet men gebruik maken van de gelegen
heid, dat men over wat meer geldmiddelen beschikt, om die
ten deele voor de toekomst van de stad te benutten. Daarin
zit eenig risico. Het aanleggen van industrie-terreinen heeft
voor menige plaats risico's opgeleverd, welke tot op heden
nog niet zijn verdwenen, maar aan den anderen kant heeft
het voor menige andere plaats groot voordeel opgeleverd. Wil
men de risico's voor Leiden niet onderschatten, dan is spreker
er voor de winsten, welke zijn gemaakt door het uitblijven
van een nieuwe veemarkt, te besteden voor hetgeen thans
moet gebeuren, zoodat Burgemeester en Wethouders zich
kunnen beraden over de wenschelijkheid om, in plaats van
in sterkere mate tot belastingverlaging over te gaan, zooals
de heeren Huurman, de Reede en Spendel voorstellen, die
gelden voorloopig nog aan zich te houden en te bestemmen
voor zeer nuttige doeleinden, welke in de toekomst voor de
gemeente wellicht een beter rendement zullen opleveren dan
wat bereikt wordt door een klein beetje verlichting van be
lasting op dit oogenblik. Staat er niets tegenover, dan is
spreker vóór belastingverlaging, maar is dat wel het geval,
dan heeft hij gaarne de beschikking over ruime middelen,
want de Leidenaren zijn gewend aan zwaar betalen en zij
kunnen, nu er toch eenige verlichting komt, dat dan nog wel
een jaartje langer doen.
Spreker komt tot den woningbouw en tevens tot het be
steden van de gelden, welke door de vermindering van den
rentevoet der leeningen aan de woningbouwvereenigingen
zullen ten goede komen, met het doel, dat daardoor de huren
van de duurste woningen zullen worden verlaagd. Blijkens
de stukken hebben Burgemeester en Wethouders aan ver
schillende woningbouwvereenigingen gevraagd naar haar
plannen. Wat den woningbouw betreft, vraagt spreker of het
niet mogelijk is, wanneer er een te groot oponthoud zou
komen, voordat het Rijk een bepaald bedrag beschikbaar zou
stellen voor de plannen, die van organisaties op dit terrein
gevraagd worden, dat de gemeente zelf ingrijpt en voor de
woningbouwvereenigingen kapitaal beschikbaar stelt; spreker
ziet er geen groot verschil tusschen, of men laat bouwen met
Rijksvoorschot, waarvan aflossing en rente door de gemeente
gegarandeerd moeten worden, dan wel dat de gemeente zelf
dat geld leent en zelf dus ook aansprakelijk blijft voor rente
en aflossing. Spreker zegt dit, omdat het gansche jaar niets
voor den arbeiderswoningbouw is gebeurd, hoewel er naar
zijn meening toch wel meer behoefte zal komen aan arbeiders
woningen. De door de gemeente en door de vereeniging tot
bevordering van den bouw van werkmanswoningen in het
Morschwegkwartier gebouwde woningen zijn alleen voor de
bewoners van afgekeurde huizen; dit. beteekent geen ver
meerdering van woningruimte en wanneer er nu een paar
jaren niets gedaan wordt voor den arbeiderswoningbouw,
komt er weer een achterstand, die allerminst gewenscht is.
Burgemeester en Wethouders wenschen verder de winst,
die gemaakt is doordat de rente van de voorschotten gedaald
is van 6 tot 4| ten goede te doen komen aan de woningen,
die op het oogenblik de hoogste huurwaarde hebben, teneinde
daarvan de huren te verlagendie woningen zijn oorspronkelijk
gebouwd voor kleine middenstanders of ambtenaren, maar
zijn op het oogenblik niet meer zoo gemakkelijk verhuurbaar.
Spreker is het met dit standpunt niet eens, maar wil dit geld
ten goede doen komen aan de woningen, waarvoor dit geld
indertijd is geleend. De bedoeling der Woningwet is om de
arbeiders, ook door middel van bouwvereenigingen, aan zoo
goed en goedkoop mogelijke woningen te helpen; daaraan
moet geen enkele speculatieve neiging van de gemeente, die
de fondsen daarvoor beschikbaar stelt, verbonden zijn. Men
moet hiervoor elke bouwvereeniging op zich zelf beschouwen.
Wanneer nu zoo'n bouwvereeniging, omdat de noodzaak er
toe dreef, een rente van 6% accepteerde, deze rente was
uiteraard hoog, dan moet, waar de gemeente hier toch een
sociale taak vervulde, een eventueele renteverlaging ook ten
goede komen aan de desbetieffende woningen. Nu willen
Burgemeester en Wethouders dit ten goede doen komen aan
andere woningen, die nu niet meer verhuurbaar zijn, niet
alleen doordat zij in den duren crisistijd zijn gebouwd, maar
ook omdat zij te duur zijn geworden doordat buitengewoon
hooge eischen voor die woningen gesteld zijn; daarin zit wel
een sympathieke gedachte in zooverre, dat het College de
gemeente voor stroppen wil bewaren, maar waar indertijd
de gemeente zelf haar medewerking heeft verleend voor dit
type woningen en goedgekeurd heeft dit is zoowel door
Burgemeester en Wethouders als door den Raad gebeurd,
den voet, waarop zij werden gebouwd, waardoor zij zoo duur
moesten worden, moet het gemeentebestuur de lasten, die
dit meebrengt, en die toen reeds zijn voorzien, manmoedig
dragen. Dit is een stuk erisislast, die riiet gedragen mag
worden door een deel der bevolking, nog minder door de
groep, voor welke die last niet is aangegaan. Wanneer er een
fout is begaan, moet de gemeente zich aan de verantwoordelijk
heid niet onttrekken, maar zelf dien last op zich nemen.
Het Rijk is tenminste even verantwoordelijk hiervoor als de
gemeente; in den crisistijd is te duur gebouwd, omdat ook
het Rijk zijn eischen stelde; het Rijk is dus mede verant
woordelijk voor dit tekort. Nu zal de commissie-Vliegen die
zaak in het algemeen, en dus ook voor Leiden, onderzoeken
en spreker hoopt, dat daaruit ook voor deze zaak iets goeds
te voorschijn zal komen. In dien tusschentijd moet hel College
zich echter beraden, wat bier moet worden gedaan, maar
spreker meent, dat de lagere rente ten goede moet komen
aan de woningen, waarvoor indertijd dat geld is opgenomen.
Spreker heeft met genoegen in de memorie van antwoord
gelezen, dat het College nog eens overleg zal plegen, of er
maatregelen te nemen zijn tegen de vele pornografische lectuur,
die voor de ramen wordt uitgestald, waardoor het zedelijk
gehalte van de Leidsche jeugd zeer ongunstig wordt beïnvloed.
Spreker hoopt, dat de bemoeiingen van den Voorzitter in
deze een gunstig onthaal zullen mogen vinden.
Spreker meent, dat er bij verschillende zaken in Leiden
een achterstand is, met name ten aanzien van de verkeers
wegen; hij dringt er tegelijk op aan om bij het opbreken en
afsluiten van de verkeerswegen de eischen van het verkeer
in het oog te houden. Anders veroorzaakt men ongelukken.
Spreker wil het College in deze geen verwijt maken, maar
doordat de rioleering op den Mare- en op den Rijnsburgersingel
gemaakt werden tegelijk met het opbleken van de Havenbrug,
is een zeer ongunstige verkeerstoestand geschapen.
Men had het verkeer van den Lagen Rijndijk in de richting
van het station grootendeels over de singels kunnen leiden,
hetgeen nu niet kan; alles moet zich nu door nauwe bochten
wringen en dan de zeer smalle Oude Vest of Oude Singel pas-
seeren om naar het station te komen.
Spreker hoopt, dat in het vervolg daarmede meer rekening
zal worden gehouden.
Verder dringt spreker er op aan de herziening van de be
lasting op de openbare vermakelijkheden niet te lang te laten
uitblijven.
Spreker komt thans tot het betoog van den heer van Eek,
die zich er eigenlijk gegriefd over gevoelt, dat een deel der
bevolking tegen het toelaten van optochten op Zondag is.
Spreker en zijn geestverwanten meenen nog altijd in een
Chrïstelijken staat te leven en daarop gronden zij hun verzet
tegen hetgeen de heer van Eek wenscht. Indien men in eeri
socialistischen staat leefde, zou het er met het rekening
houden met de opvattingen van andersdenkenden nog wel
heel anders uitzien
De heer van Eek lacht daar hard om, maar spreker zal
bewijzen wat hij heeft gezegd. Hij neemt aan, dat het in een
socialistischen staat voor een particulieren ondernemer wel
een dorado zal zijn
De heer van Eek voegt spreker toe, dat die niet meer
zouden bestaan. Maar de heer van Eek moet niet denken,
zegt spreker, dat, al had zijn partij de meerderheid, er geen