240
MAANDAG 9 DECEMBER 1929.
meervoudige opdracht stuit men op de daaraan verbonden
verwikkelingen en groote bezwaren.
Bij een meervoudige opdracht is n.l. van een innig contact
geen sprake; zoo heeft in Enschede slechts één keer contact
bestaan tusschen de architecten en het gemeentebestuur.
Burgemeester en Wethouders, de Raad en de Commissie van
Fabricage hebben dan af te wachten, wat door de architecten
wordt uitgebroed.
De heeren Spendel en Parmentier gevoelen meer voor een
ideeënprijsvraag. Schrijft men die uit zonder een bepaald
program van eischen, dan krijgt men ontwerpen, die van
zeer verschillende beginselen uitgaan. Men doet daarbij eigenlijk
een keuze in den blinde, want na de keuze begint pas het
overleg met het gemeentebestuur, hetgeen kan leiden tot
een geheele omwerking van het plan.
Voorzoover spreker heeft kunnen nagaan, heeft men elders
met meervoudige opdrachten slechte ervaringen opgedaan.
In dit verband herinnert spreker aan de geschiedenis van
den stadhuisbouw te Rotterdam. Met het eene plan, dat door
prof. Evers is gemaakt, ging de Raad niet accoord, waarna
een meervoudige opdracht aan eenige architecten is gegeven.
Eerst is toen een kwestie ontstaan over de vraag, waarom
Berlage niet was geraadpleegd; daarna kwam de jury in
haar rapport over de ingezonden ontwerpen tot haar groote
teleurstelling tot de overtuiging, dat zij geen enkel der inge
komen ontwerpen, gelijk zij daar lagen, aan het College voor
uitvoering kon aanbevelen. Ten slotte zijn twee plannen naar
voren gebracht, een van prof. Evers en een van wijlen den
heer de Bazel. Het laatste kwam geheel niet in aanmerking,
omdat daarbij geen rekening was gehouden met de uitge
trokken bouwsom; daarom heeft men toen het plan van prof.
Evers gekozen, die het Stadhuis ten slotte toch heeft gebouwd,
waarmede de meervoudige opdracht als mislukt kon worden
beschouwd.
Spreker komt thans tot den bouw van de Beurs te Rotterdam.
Ook daar is de ervaring met de meervoudige opdracht opge
daan weinig gunstig, hetgeen bijv. blijkt uit een artikel in
het Bouwkundig Weekblad.
In dat blad van 25 Mei 1929 staat over de prijsvraag voor
de nieuwe Beurs te Rotterdam:
»Uit het rapport der jury blijkt, dat, hoewel sommige
zijden van het vraagstuk verdienstelijk of zelfs voortreftelijk
waren opgelost, geen enkel ontwerp in aanmerking kon
komen om te kunnen dienen als bestanddeel van het voorstel."
Verder
»Wij wenschen hem d.i. den heer Staal toe her
ziening van zijn plan zonder een in onderdeelen bindend
programma en met de te voren vastgestelde zekerheid, dat
hij de bouwmeester zal zijn van de nieuwe Rotterdamsche
Beurs."
Het project van den heer Dudok voor de Bijenkorf te
Rotterdam is bij meervoudige opdracht wel bekroond, maar
de heer Dudok heeft dan ook een eigen ontwerp gemaakt,
dat geheel afweek van het vastgestelde program van eischen.
Ook hieruit blijkt, dat den architect vrijheid moet worden
gegeven. In het Bouwkundig Weekblad van 20 April 1929
staat
»f)udok's plan is een gelukkige greep. Hij is feitelijk van
het programma afgeweken, doordat hij den langen gevel van
het gebouw tot volle hoogte optrok, maar deze afwijking
bleek een zoo overtuigende verbetering van de massa-ver
houdingen van het gebouw, dat ook naar onze meening de
bekroning ten volle gerechtvaardigd is. Dudok toont in dit
groote stuk glasarchitectuur weer, met welke verbluffende
zekerheid hij zijn massa's hanteert en met welk een subtiliteit
hij de verhoudingen daarvan weet te bepalen."
Verder heeft een der leden nog geciteerd uit een artikel
van den bouwkundigen medewerker van de Nieuwe Rotter
damsche Courant over de prijsvraag voor het Allebé en
het Minervaplein te Amsterdam, maar hij heeft weggelaten
het gedeelte, waarin gezegd wordt:
»De vraag rijst nu van zelf, of het prijsvraagsysteem in
den vervolge aanbeveling verdient, om te komen tot de noodige
architectonisch goed verzorgde stadsuitbreidingen.
Mijn meening is, dat, met alle waardeering voor het ver
kregen materiaal en in verband met de kwaliteit van de
ingezonden ontwerpen, de prijsvraag voor het vervolg niet
alleen in Amsterdam, maar ook in andere steden de oplossing
ten goede niet zal brengen."
Nu is hier gezegd: het plan voor het Raadhuis te Enschede
is schitterend geslaagd. De wijze, waarop dit plan tot stand
is gekomen, is evenwel geheel anders dan die, welke door den
Bond van Nederlandsche Architecten voor het Leidsche
Stadhuisvraagstuk wordt voorgesteld. Voor Enschede heeft de
B.N. A. 6 personen in alfabethische volgorde aangewezenm.a.w.,
die 6 waren allen even goedalle 6 moesten worden uitge-
noodigd. In het onderhavige geval heeft evenwel de B.N.A.
verschillende architecten in volgorde van voorkeur aanbevolen.
Bovendien was in Enschede dit vraagstuk gemakkelijker op
te lossen, doordat het terrein precies afgebakend was; men
wist precies waar men wilde bouwen en verder mocht men
niet gaan. Spreker heeft den Burgemeester van Enschede nog
gevraagd, of hij nooit gedacht heeft over een enkelvoudige
opdracht. Deze antwoordde spreker op deze vraag: als de Bazel
had geleefd, was er van een meervoudige opdracht geen sprake
geweest.
De heer Spendel: Dien hadden wij ook goedgevonden.
De heer Splinter zegt, dat nu dus de persoonlijke quaestie
aan de orde komt. Het gaat hier dus om den persoon.
De heer Spendel: Neen, dat is de opvatting niet.
De heer Splinter: Dat is de opvatting wel, u verpraat u.
De heer Wilmer: Het gaat om den persoon.
De heer Splinter: Dat komt precies uit.
De heer Spendel: De persoon moet los van de zaak ge
houden worden.
De heer Splinter: Dat hebben de heeren niet gedaan.
De heer Parmentier: Dat heeft het College nooit gedaan.
De heer Splinter zegt, dat de heeren even ontvlamden,
wat misschien zijn goede zijde kan hebben. De heer Spendel
viel uit de coupé, toen spreker zeide, dat de burgemeester van
Enschede hem had gezegd, dat het gemeentebestuur van
Enschede voor een enkelvoudige opdracht zou zijn geweest,
indien de Bazel nog leefde. De heer Spendel heeft spreker
echter niet laten uitspreken. De Burgemeester voegde er n.l.
aan toe: als wij een Dudok hier hadden gehad, hadden wij
het hem opgedragen.
De heer Spendel: Dat zal ik wel eens aan dien burgemeester
vragen.
De heer Splinter zegt, dat de secretaris van de Commissie
het kan bevestigen. Aan de hand van een citaat van het
verslag van een gemeenteraadszitting te Enschede, waarin de
stadhuisbouw werd besproken, toont spreker aan, dat de
burgemeester daar erkende, dat niet de grootste architecten
voor den stadhuisbouw aldaar waren uitgenoodigd. In die
gemeente was het resultaat, dat na de opdracht van den
bouw onderhandelingen over enkele wijzigingen, niet alleen
in den plattegrond, maar ook in het uiterlijk, moesten worden
gevoerd. Over den stadhuisbouw in Enschede citeert spreker
voorts den heer de Man in »de Maasbode", die daaromtrent het
volgende zegt: »Het is een echt prijsvraag-ontwerp. Had hij
zich vrij gevoeld, wat bij een opdracht buiten wedstrijd
mogelijk zou geweest zijn, zeker zou hij iets echters gegeven
hebben."
Voorts wijst spreker op de geschiedenis van het Volken
bondspaleis en het Vredespaleis.
Spreker komt thans tot eenige voorbeelden van enkelvoudige
opdrachten.
In den Haag heeft men Berlage den bouw van het museum
opgedragen bij enkelvoudige opdracht. Ook het Koloniaal
Museum te Amsterdam, het stadion aldaar (Jan Wils), het
gebouw Petrolea te den Haag zijn gebouwd in enkelvoudige
opdracht.
Spreker herinnert aan de laatste opdracht van de Bazel,
die hij helaas niet voltooid heeft, het gebouw van de Handels-
Maatschappij te Amsterdam, verder aan het Museum Boymans
te Rotterdam van van der Steur. Dit waren alle enkel
voudige opdrachten. Spreker wijst verder op de groote bank
gebouwen der Rotterdamsche en Amsterdamsche Bankver-
eenigingen en zoo zou spreker nog een heel lijstje kunnen
geven van in enkelvoudige, en niet volgens meervoudige, op
dracht uitgevoerde bouwwerken.
Ook heeft een enkelvoudige opdracht hier het voordeel,
dat de Raad vrij blijft en medezeggenschap houdt omtrent
alles. Bovendien beslist de Raad door een opdracht tot het
maken van plannen aan den heer Dudok te geven niets; hij
blijft volkomen vrij. Het voordeel van een enkelvoudige op
dracht is juist, dat naast de vrijheid van den architect, ook
die van den Raad verzekerd is en dat de Raad voortdurend
op de hoogte blijft van hetgeen de architect ontwerpt. Wat
is nu eigenlijk uit den Raad tegen een enkelvoudige opdracht
aangevoerd? De heeren Spendel, Parmentier, Wilbrink en
Huurman zijn tegen een enkelvoudige opdracht, omdat zij
zich voorstellen, dat men bij meervoudige opdracht wel eens
een gelukkiger greep kan hebben van iemand, die wellicht iets
minder knap is dan de heer Dudok. Spreker vaart evenwel
liever op het juiste compas; spreker heeft liever den besten