MAANDAG 9 DECEMBER 1929. 253 opdracht, maar is daarvan teruggekomen en daarom stelde het voor nummer 1, dus den besten, te nemen. Nu heeft de heer Splinter evenwel niet voorgelezen de passage in dien brief, waarin staat, dat de B. N. A. ten sterkste adviseert tot een meervoudige opdracht. Nu is het spreker, hij wil niet zeggen, kwalijk genomen, maar meii heeft toch laten doorschemeren, dat hij wat scherp was geweest; spreker heeft echter alleen met feiten gewerkt en is niet persoonlijk geweest. Spreker vraagt: heeft hij dan geen reden om van «geheim zinnigheid" te gewagen, als hij bemerkt, dat in de Commissie van Fabricage het advies van den B. N. A. niet of onjuist is voorgelezen Spreker zal straks aantoonen, dat hedenmiddag diegeheim zinnigheid voor hem nog aanmerkelijk grooter is geworden. Als de Voorzitter zegt: de B. N. A. is een winkel, die veel stadhuizen te koop heeft, vergeet hij, dat Burgemeester en Wethouders zeiven en wel het allereerst naar dien winkel zijn gegaan met de vraag: hebt u voor mij een stadhuis te koop. Blijkens de stukken hebben Burgemeester en Wethouders het advies van den B. N. A. gevraagd en om in de beeldspraak van den Voorzitter te blijven, zegt spreker: De chef in den winkel verwees Burgemeester en Wethouders naar de afdeeling van winkeljuffrouw Dudok. Op de vraag van Burgemeester en Wethouders aan deze winkeljuffrouw heeftdeze natuurlijk geantwoord, dat er nergens andere stadhuizen te koop waren. De Voorzitter: Dit heeft spreker den heer Dudok anders hooren zeggen. Hij heeft in de Commissie van Fabricage gezegd er zijn talrijke architecten, die het kunnen maken. De heer Parmentier bedoelt, dat alléén de heer Dudok Burgemeester en Wethouders er van overtuigd heeft, dat in dit geval de meervoudige opdracht niet mogelijk was. De Voorzitter: U bent hardleersch. Spreker heeft gezegd, dat lang, vóórdat hij den heer Dudok gesproken of ooit. gezien had, hij de overtuiging had, dat de enkelvoudige opdracht de eenige mogelijkheid was. Dat kan hij honderd maal herhalen en u kunt dan blijven zeggen »de heer Dudok heeft u overtuigd", maar het is niet zoo. De heer Parmentier heeft, als hij »u" zei, natuurlijk bedoeld: net College. De Voorzitter: Het College is niet door den heer Dudok overtuigd. De heer Parmentier veronderstelt, dat, indien de heer Dudok niet het College overtuigd heeft, er andere argumenten zijn, welke dan aan de Commissie van Fabricage zijn onthouden, wat niet billijk zou zijn. Maar die andere argumenten zijn er niet, spreker herhaalt: zeer beslist niet. Spreker acht het voorbeeld van den Voorzitter, dat men, wanneer men geld te beleggen heeft, naar een bankier gaat, glad verkeerd, want geen enkel bankier zal aanraden om het geheele vermogen in één fonds te beleggen. Evenals bij geldbelegging moet men ook hier niet alle eieren onder één kip leggen. Het is een buitengewoon moeilijke keuze en nu zegt het College: wij kunnen geen keus doen, want wij zijn niet deskundig, maar het durft toch wel deze keus te doen, die de allermoeilijkste is te noemen. De Voorzitter: Om een adviseur te kiezen. De heer Parmentier ontkent dit. Het is onjuist, zooals de Voorzitter gezegd heeft, dat de heer Spendel en spreker zoo geporteerd waren voor het advies van den Bond van Neder- landsche Architecten. Spreker acht dat advies zeer onvolledig. Het eene oogenblik beroept het College zich op dat advies, maar dan gooit het het weer weg. Spreker zou er echter voor passen een jury te accepteeren zooals de B. N. A. voorschrijft, want men behoeft het niet te accepteeren, dat de meerderheid daarvan uit architecten zou bestaan; in andere gevallen, b.v. in Enschede, is dat ook niet gebeurd. De heer Splinter zegt, dat dit een Commissie van beoordeeling was, maar dit zou spreker juist de goede methode achten. Men tracht voortdurend den Raad bij te brengen, dat men geen verbintenis met den heer Dudok aangaat. Voor zoover echter spreker de besprekingen heeft meegemaakt, heeft hij geen anderen indruk gekregenzelfs meende de Commissie, toen zij van haar eerste reis naar Hilversum terugkeerde, dat de heer Dudok meende, dat de Raad niet vrij was. De Voorzitter had blijkbaar geen erg hoogen indruk van de 5 Commissieleden, want hij achtte het noodig om den heer Dudok nog eens te laten komen om een onderzoek daarnaar in te stellenspreker vond dat vrij kras, want men mag toch van 5 Commissieleden, die den Raad vertegenwoordigen, met den Secretaris en den Directeur wel verwachten, dat zij de woorden van den heer Dudok goed zullen overbrengen. De Voorzitter zegt, dat de feiten hem toch totaal in het gelijk hebben gesteld. De heer Parmentier denkt daar anders over. In de notulen van de vergadering, waarin die bespreking heeft plaats gehad, staat het volgende: »De Burgemeester deelt mede, dat de heer Dudok hem verklaard heeft den Raad vrij te achten. Wel vertrouwt de heer Dudok, dat het niet zal voorkomen dat de Raad van deze vrijheid gebruik zal willen maken om later nog eens een ontwerp te vragen van een ander architect. Bovendien is de Raad, naar de Burgemeester meent, vrij. Wat de aesthetische beoordeeling betreft, hiermede had de Raad naar de meening van den heer Dudok niets te maken. De Raad moet, zijn sanctie hechtende aan de enkelvoudige opdracht aan den heer Dudok, natuurlijk de verwachting hebben, dat deze de opdracht tot goede oplossing zal brengen." Dan zegt spreker er met nadruk op te willen wijzen, dat de Burgemeester in diezelfde vergadering volgens dezelfde notulen bij wijze van voorbeeld het volgende noemde: «Indien b.v. het plan te duur zou zijn, zou er geen enkele verplichting voor den Raad zijn om het te doen uitvoeren." Het zou inderdaad wat moois zijn, ware het anders! Burgemeester en Wethouders onderschrijven volkomen de meening van den heer Dudok, dat de Raad niets met de aesthetische beoordeeling heeft te maken. De Voorzitter zegt, dat de Raad volkomen vrij blijft. De heer Parmentier erkent, dat de Raad theoretisch vrij is. Practisch is dat niet het geval, althans niet moreel. De Voorzitter zegt, dat, als de plannen betaald zijn, de Raad volkomen vrij is, wat positief door den heer Dudok is bevestigd. De heer Parmentier betoogt verder, dat de leden der Com missie van Fabricage, nadat de Burgemeester en de heer Dudok zich hadden verwijderd, algemeen tot hetzelfde oordeel kwamen als zij in Hilversum over deze zaak hadden. De heer Bosman vond, dat de geoefende critiek wat ver ging. Maar waarin ging zij te ver Spreker heeft den vorigen keer alleen feiten gereleveerd en had gaarne gehoord, dat de heer Bosman met argumenten en feiten geantwoord had. De heer Splinter meende te mogen veronderstellen, dat de geheele pers op de hand van Burgemeester en Wethouders is. Maar spreker vraagt: leest de Wethouder dan geen couranten De Voorzitter wijst er op, dat de heer Splinter in dit geval gedacht heeft aan de geheele burgerij. De heer Parmentier herinnert aan de ingezonden stukken in de pers en de uitlatingen van de «Leidsche Courant", het «Leidsch Dagblad", de «Nieuwe Leidsche Courant". De Voorzitter en de Wethouder beweren, dat er geen program van eischen voor een Raadhuis te Leiden is op te stellen. Maar wie zegt dat eigenlijk? Alléén de heer Dudok! Spreker neemt hem dit niet kwalijk. De consequentie zou echter zijn, dat geen meervoudige opdracht mogelijk is, terwijl toch voldoende aangetoond is, dat het wel gebeurt en wel bij zoo goed als alle monumentale gebouwen. De Voorzitter heeft voorgelezen, hoe de heeren, die er ervaring van hebben, erover denken. De heer Parmentier zegt, dat de heer Splinter het advies van Monumentenzorg niet anders kon lezenspreker kan dat wel en leest dan in plaats van «een", »'n". Monumentenzorg heeft op sprekers vraag een officiëele exegese gegeven over die woorden, waaruit blijkt, dat die Commissie zich over dat vraagstuk niet heeft uitgelaten; dat is een ander geluid dan het College hierover liet hooren, n.l. dat zijn standpunt door die woorden van Monumentenzorg versterkt was. Laat het College ook eens argumenteeren, waarom zoo weinig inlich tingen gevraagd zijn. De Wethouder zegt: er waren meer adviezen gevraagd. Wie heeft die gegeven? Aan spreker is geen enkel ander advies bekend. Spreker schakelt den B. N. A. en den heer Dudok uit; het advies van den B. N. A. geldt voor het College om 10 uur wel en 5 minuten later niet. De heer Splinter zegt, dat er meerdere onderzoekingen hebben plaats gehad; dat heeft de heer Parmentier toch ook gedaan. De heer Parmentier mag toch verwachten, dat de Wet houder in de Commissie, waar de zaken collegiaal en waardig behandeld worden, spreker de argumenten had medegedeeld, zooals spreker de zijne aan den Wethouder medegedeeld

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1929 | | pagina 17