252 MAANDAG 9 DECEMBER 1929. gekomen, dat de enkelvoudige opdracht het beste middel was om tot het doen van den eersten stap te komen. Spreker is zelfs door de verdere behandeling en de discussies zoover gekomen, dat hij de verwerping van de enkelvoudige opdracht meer zou betreuren dan de verwerping van de keuze van den genoemden architect, die los staat van de vraag, of men een enkelvoudige opdracht zal geven. Het is althans theoretisch mogelijk, dat men wel de enkel voudige opdracht, maar niet de keuze van den heer Dudok aanvaardt, want thans is niet in behandeling de definitieve oplossing van het stadhuisvraagstuk, maar de eerste stap, die voor de oplossing van dat vraagstuk en alle kwesties, die daarmede samenhangen, zal worden gedaan. Spreker heeft zich niettemin vereenigd met de keuze van dezen architect, echter onder het uitdrukkelijk gemaakte beding, dat de Raad vrij blijft ten aanzien van de plannen van den heer Dudok. Dat is in het College vastgelegd en door den Voorzitter hedenmiddag bevestigd. Ook aan den heer Dudok is dat uitdrukkelijk meegedeeld. Als de heeren Huurman en Wilmer zeggen, dat de Raad gebonden is, wanneer hij een opdracht heeft gegeven, getuigt dat van een gemis aan zelfvertrouwen. De Raad zou dan niet durven uitkomen voor wat hij in het belang van de gemeente zou achten. Spreker koestert die vrees niet, vooral niet, omdat het uitdrukkelijk is vastgesteld en den heer Dudok is medegedeeld: wanneer gij uw plannen hebt inge diend en wij hebben u een cheque gegeven, zijn wij van u af. De heer Huurman: En dan hebt u dadelijk een ander. De heer Goslinga: LI hebt gezegd: er zijn er genoeg. De heer Huurman: Maar niet, als u er een hebt uitge drongen. De heer Goslinga zegt, dat alle architecten er tuk op zijn. Een ander zal er gerust niet voor bedanken, dat weet de heer Huurman ook wel. De heer Huurman: Omdat ik het zoo goed weet, zeg ik het. De heer Goslinga acht het te dwaas om te veronder stellen, dat dan geen andere architect zich bereid zou ver klaren een opdracht te aanvaarden. Spreker heeft bezwaar tegen de meervoudige opdracht (en dat geldt ook tegen het voorstel-Parmentier en Spendel) omdat het gemeentebestuur, voordat het tot deze opdracht komt, over allerlei kwesties van stedebouwkundigen aard moet beslissen zonder advies, terwijl wij juist over die zaken advies zoo noodig achten. De heer Spendel zegt, dat dit juist niet is gebeurd. De heer Goslinga zegt, dat dit nog moet gebeuren, en wel door het voorstel van Burgemeester en Wethouders; bij een meervoudige opdracht moet men over allerlei quaesties beslissen, vóórdat men advies heeft gehad van den toekom- stigen architect, die van zoo ingrijpenden en moeilijken aard zijn, dat spreker daarover gaarne advies zou hebben van een deskundigen bouwmeester; over allerlei moeilijke vraag stukken moet vooraf beslist worden en daarom acht spreker deze oplossing de beste. Het cijfer van IJ millioen is niet geheel uit de lucht komen vallen. Ongeveer 12 ton is ontvangen van de assurantie van het oude Raadhuis; even tevoren was 1^ ton gevoteerd voor de verbouwing van het oude Raadhuis, welk bedrag niet is uitgegeven, behalve voor een zeer gering gedeelte; de rente winst schat spreker op 1| ton; als men lang praat, wordt het natuurlijk meer, elke week 1000.—. Bovendien was men er in het oude Raadhuis met die verbouwing van 1| ton niet geweest, maar had aan de Vischmarkt ook nog een groote verbouwing moeten plaats hebben. Nu komen er nog onkosten bij voor bouwgrond, maar dat men een beter ge outilleerd en georganiseerd en een moderner Stadhuis krijgt, met betere huisvesting, moet toch ook wat waard zijn. Nu is het mogelijk, dat het tegenvalt, maar men doet zeer ver standig door tegenover iedereen zeer krachtig aan dat cijfer van millioen vast te houden; doet men dat niet en zegt men, dat geld geen rol speelt, dan komt bij de ramp, die op 12 Februari j.k Leiden getroffen heeft, nog een financiëele ramp; daartegen hoopt spreker te waken zooveel als in zijn vermogen is. De heer Bergers zegt, dat het zijn taak niet is aanmerking te maken op het beleid van Burgemeester en Wethouders; daarop is reeds veel aanmerking gemaakt. Spreker zegt altijd wie werkt maakt fouten. Spreker meent, dat het Stadhuis op dezelfde plaats als het oude zal moeten komen en dat het zooveel mogelijk in den ouden trant gehouden zal moeten worden; de Breestraat is niet zoo breed en het Raadhuis zal dus niet te modern en te groot moeten zijn. Het spijt spreker daarom, dat deze quaestie zoo gauw aan de orde is gekomen en niet in geheime Raadszitting besproken is. Spreker meent, en meerderen met hem, dat, wanneer deze zaak eerst in besloten zitting was besproken, behandeld en toegelicht, men dan nu niet zoo lang had behoeven te spreken en dat er niet zulke harde en bittere woorden over deze zaak hadden behoeven te vallen en dat men dan het plan reeds bijna klaar had gehad. De openbaarheid behoeft in deze niet geschuwd te worden, maar toch zou men sommige vragen beter gesteld kunnen hebben in een geheime vergadering. Als het Stadhuis weer aan de Breestraat komt, zou het gewenscht zijn, dat het aan de achterzijde dezelfde breedte had als aan den voorkant. Bovendien zou het gewenscht zijn zoowel aan de voor- als aan de achterzijde een ingang te hebben, zulks vooral met het oog op de omstandigheid, dat de trouwpartijen in de Breestraat het verkeer belemmeren. Van den ingang aan de voorzijde zou bij officiëele gelegen heden gebruik gemaakt kunnen worden. Aan den gevel aan de Vischmarkt behoeven niet dezelfde eischen gesteld te worden als aan dert gevel aan de Breestraat. Ter weerszijden van den ingang aan de Vischmarkt kan een winkelgalerij worden ontworpen. De Vischmarkt blijft dan voor den winkel stand gespaard, wat een middenstandsbelang is. Wat de plaats van het Stadhuis betreft: spreker heeft te dien aanzien zijn standpunt voldoende aangegeven. Zou men op de plaats van het oude Stadhuis een modern Raadhuis willen bouwen, dan zou men het gebouw misschien een of anderhalven meter naar achteren moeten plaatsen, om het tot zijn recht te doen komen en daardoor zou te veel aan de beschikbare ruimte worden ontnomen. De heer Parmentier heeft in de vorige vergadering er bezwaar tegen gemaakt, dat de Directeur van Publieke Werken van het begin tot het einde buiten een zoo belangrijke zaak als deze is gehouden. Daarop heeft de heer Schüller beweerd, dat spreker in de Commissie van Fabricage er voor gestemd had om den heer de Blauw niet bij de besprekingen toe te laten. De heer Schüller kon echter weten, dat toen spreker in de bijeenkomst van Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Fabricage het bezwaar maakte, hij niet wist, dat de Directeur familie is van den heer Dudok. Spreker heeft daarover met den Voorzitter gesproken, maar Burgemeester en Wethouders hebben dat argument niet ge noemd, maar een geheel ander gegeven, dat spreker nu niet zal releveeren; dat acht spreker niet noodig; er komen hier reeds genoeg persoonlijke zaken naar voren, hetgeen spreker met den heer Huurman betreurt; spreker acht het evenwel van genoeg belang om het in een besloten zitting, die nog wel gehouden zal worden voordat het Raadhuis er staat, ter sprake te brengen; de heer Schüller zal spreker toegeven, dat het zoo erg is, n.l. om den directeur overal buiten te houden. Sprekers uiting, dat de heer Schüller en drie Wethouders omgeslagen waren, is uitgelegd, alsof hij hun dat kwalijk nam; spreker heeft niet gezegd, dat zij er geen meening op na mochten houden, maar alleen dat zij omgeslagen zijn als een blad aan een boom, d. w. z. zonder eenig motief. Het motief van den heer Schüller was niet anders dan het bezoek aan den heer Dudok, die wist, dat hij aangezocht was voor den bouw van het Stadhuis; ja zelfs was de heer Schüller reeds omgeslagen vóór hij de door hem gevraagde boekwerken over andere bouwmeesters had gelezen. Dinsdag was hij in contact geweest met den heer Dudok; Woensdagmiddag wist hij, uitsluitend voorgelicht door den heer Dudok, dat het deze heer Dudok moest zijn. Spreker wil niet beweren, dat het niet het goed recht van den heer Schüller is om van meening te veranderen, alleen maar men doet dit niet zonder eenig motief. Dan heeft de heer Schüller uit het orgaan van den B. N. A. geciteerd het geval van een mislukking van een meervoudige opdracht bij den bouw van een Hervormde Kerk te Amster dam; spreker wilde, dat hij volledig was geweest; in datzelfde nummer stonden 7 of 8 gevallen, waarin de meervoudige opdracht wel was gelukt. Spreker is door den Voorzitter genoemd een virtuoos in het vinden van argumenten, hetgeen voornamelijk hierop sloeg, dat spreker gezegd zou hebben, dat het advies van den B. N. A. niet gegeven was. Dat heeft spreker niet gezegd, alleen dat dat advies gegeven is in de Commissie, hetgeen als volgt gegaan isspreker zal het nog eens herhalenDe Voorzitter had gezegd, dat het College advies van den B. N. A. had gevraagd n.l. een aantal namen; de B. N. A. had 6 namen gegeven, niet alfabetisch, maar naar qualiteit; het College had er, aldus de Voorzitter, nog gedacht over meervoudige

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1929 | | pagina 16