MAANDAG 9 DECEMBER 1929.
249
te maken hebben en voor wie het allesbehalve prettig is
besproken te worden op de wijze als het hier is geschied.
Het College van Burgemeester en Wethouders beroept zich
op twee lichamen t.w. den B.N.A. en (tot drie maal toe) op
de Commissie van Fabricage. Uit de discussies is wel ge
bleken, dat de Commissie op het allerlaatste oogenblik toen
alles reeds voor elkaar stond eerst in de zaak is gekend.
Er is met de Commissie geen voldoende voeling gehouden.
Het was toch het voornemen van Burgemeester en Wet
houders op Maandag te vergaderen, toen 's Woensdags te
voren het vraagstuk in de Commissie van Fabricage nog aan
hangig moest worden gemaakt. Niettegenstaande dat, beroepen
Burgemeester en Wethouders zich op de voorlichting, die zij
van de Commissie hebben gekregen. Als spreker het goed
ziet, blijft van een meerderheid in de Commissie van Fabricage
bitter weinig over; niet één lid steunt het voorstel van het
College, zooals het is ingediend. Spreker stond er dan ook
zeer verbaasd van, dat men zich beroept op een meerderheid
in die Commissie. De heer Bosman, toch niet de eerste de
beste, en, naar spreker vernam, iemand, die zich zeer voor het
vraagstuk interesseert, verklaarde verleden week, dat hij het
wel eens was met enkelvoudige opdracht, maar dat hij, gelet
op de plaats van den bouw, absoluut zijn stem niet aan dit
gedeelte van het voorstel zou geven. Van die afwijkende
meening heeft de Raad in het voorstel van het College niet
de minste kennis kunnen nemen; het is mogelijk, dat de
heer Bosman deze opmerking later heeft gemaakt, maar wat
blijft nu over van een meerderheid, waarop Burgemeester en
Wethouders zich beroepen? Na de verklaring van den heer
Bosman komt de heer Scbüller, die zich in groote lijnen met
het voorstel van Burgemeester en Wethouders kon vereenigen,
thans met een voorstel, om den heer Dudok het maken van
een plan op een geheel willekeurige plaats op te dragen.
Spreker heeft de vorige week schertsend gezegd: er is nogal
wat plaats ingeruimd voor de Commissie van Fabricage, en
de heer Tepe antwoordde daarop: «natuurlijk, wat je gebruiken
kan gebruik je." Dat zou spreker ook doen, maar wat blijft
er tenslotte over van een meerderheid in de Commissie, waar
Burgemeester en Wethouders zich zoo triomfankelijk op
beroepen?
De Wethouder heeft er aan herinnerd, dat spreker in een
der vorige vergaderingen heeft gezegd: Burgemeester en
Wethouders komen wel eens met half werk, ook ditmaal,
hoewel te goeder trouw. Spreker wil dit niet geheel onweer
sproken latenspreker heeft dit expres gezegd, omdat spreker
den toon, waarop enkele sprekers het voorstel bestreden, niet
aangenaam vond en omdat bij hem de waarachtige bedoeling
voorzat, dat Burgemeester en Wethouders te goeder trouw
dit voorstel hebben gedaan. Het is evenwel niet in sprekers
hoofd opgekomen, en hij kan dit ook niet hebben gezegd, dat
Burgemeester en Wethouders zich te goeder trouw hebben
laten commandeeren door den heer Dudok; dit moet de
Wethouder spreker niet in de schoenen schuiven. Spreker
meent, dat het College nog wel zooveel ruggegraat heeft, dat
het zich niet laat commandeeren. De Wethouder schijnt de
opmerking «half werk" zich nog al aan te trekken. Spreker
wil niet terugtreden in een discussie van een vorige ver
gadering, maar voor het goede begrip herinnert hij er aan,
dat hij het, bij den aanleg van de laan langs de Haagsche
tram, half werk noemde dezen weg gedeeltelijk aanteleggen
in stede den verkeersweg in eens tot de Haagsche Schouw
door te trekken. Spreker mag dat toch wel zeggenhij voor
zich meent, dat toch elk lid ruiterlijk voor zijn meening mag
uitkomen en gelooft met recht te kunnen zeggen, dat dat
werk niet af was.
Men heeft er aanmerking op gemaakt, dat spreker ten
opzichte van den heer Dudok het woord arrogant heeft ge
bruikt. Spreker blijft het min of meer arrogant vinden, dat
deze architect weigert aan een meervoudige opdracht mede
te werken.
Wethouder Splinter heeft het spreker kwalijk genomen,
dat hij voor het indienen van zijn amendement met ver
schillende leden van links en rechts heeft gesproken. Spreker
kan niet inzien wat hij daaraan heeft misdreven. Ieder lid
heeft immers daartoe het recht.
De argumenten, die spreker tegen het voorstel heeft aan
gevoerd, zijn noch door den Wethouder, noch door den Voor
zitter z. i. behoorlijk weerlegd en spreker is dan ook niet
overtuigd, dat hetgeen Burgemeester en Wethouders voor
stellen het beste is.
De Voorzitter heeft in zijn verdediging een te simpele
voorstelling gegeven van de eischen voor een nieuw Stadhuis,
die aan de Monumentencommissie zijn medegedeeld.
Spreker ziet b. v. onderdeelen opgegeven, die in het oude
Stadhuis niet hebben bestaan. Er is wel degelijk rekening
gehouden met de vraag, in welke behoeften een Stadhuis
in den tegenwoordigen tijd heeft te voorzien. Men heeft er
blijkbaar in Burgemeester en Wethouders ampel over ge
sproken en het is goed overwogen.
Zoo ziet spreker opgegeven: een trouwzaal eerste klasse.
Er is nooit een trouwzaal in het oude Stadhuis geweest.
Da Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders
uit den aard der zaak hebben nagedacht over hetgeen zij aan de
Monumentencommissie zouden mededeelen, wat hun toch niet
als een fout is aan te rekenen.
De heer Huurman zegt, dat de Voorzitter toch vanmiddag
gezegd heeft, dat over de vraag niet zoo ernstig gedacht is
en dat de Commissie toch een antwoord moest hebben. Er
werd toen, misschien ook nu nog, aan de uitspraak van de
Monumentencommissie buitengewoon veel waarde gehecht,
ook door den Voorzitter; toen de Monumentencommissie
inlichtingen vroeg, is zij niet met een kluitje in het riet
gestuurd. Er is een antwoord gegeven, waar zij wat aanhad;
dat blijkt ook uit de woorden, die de Monumentencommissie
aan de grondoppervlakte wijdt. Het College stelde zich voor
een Raadszaal van 200 M2; de vroegere was veel kleiner;
verder een bibliotheek van 80 M2; die was er vroeger heele-
maal niet. Toen men nog niet aan de vraag: enkel- of meer
voudige opdracht toe was, heeft men dus wel degelijk nagedacht
of herbouw met of zonder den ouden gevel op de oude plaats
mogelijk was. Op het oogenblik acht spreker deze kwestie
niet aan de orde; daarover kan gesproken worden, wanneer
de plannen er zijn. Trouwens, de gevel kan in geen geval
behouden worden, ieder practisch man zal onderschrijven,
dat de gevel grootendeels zal moeten worden afgebroken en
dat dan misschien verschillende stukken, die niet al te veel
door den brand hebben geleden, kunnen worden gebruikt.
Toen men over het behoud van den gevel sprak, kon men
dus wel een gedetailleerd program omtrent de oppervlakte,
die men noodig had, geven, waarom thans niet? Als een bouw
meester een plan zal ontwerpen, moet hij toch van het Dage-
lijksch Bestuur vernemen hoeveel ruimte men hier voor een
Stadhuis noodig acht. Juist omdat men hier een Raadhuis
naar Leidsch model moet hebben, zooals de Voorzitter zegt,
met het oog op de eigenaardige administratie spreker
wil dit op gezag van den Voorzitter aannemen moet de
oppervlakte daarvoor vereischt aan hem medegedeeld worden
het is spreker niet duidelijk, dat dit door den architect zelf
moet worden uitgezocht.
De Wethouder heeft vanmiddag als voorbeeld genoemd
het Raadhuis te Rotterdam; spreker meent, dat men dit voor
beeld liever niet had moeten noemen en dat die gang van
zaken riiet pleit voor enkelvoudige opdracht. Eerst is over
het maken van een plan onderhandeld met Professor Evers
en naderhand is een prijsvraag uitgeschreven, waarna toch
aan Professor Evers de uitvoering van zijn plan is opgedragen.
Met welk resultaat? Men weet wel, hoe er in het algemeen
gedacht en gesproken wordt over het Stadhuis in Rotterdam.
Professor Evers was het eerst door Burgemeester en Wet
houders aangezocht. Later werd op aandrang van verschillende
zijden een prijsvraag uitgeschreven. Alhoewel velen meenden,
dat het ontwerp van de Bazel de voorkeur verdiende, is
ten slotte aan den man, dien de Burgemeester wenschte, de uit
voering van zijn plan opgedragen. Men moet dus met dit
voorbeeld prijsvraag of meervoudige opdracht niet afkammen,
men heeft daar den man gekregen, dien men van at den
beginne wenschte.
Er wordt ook telkens verwezen naar den bouw van het
Stadhuis te Enschede. Voor spreker staat het echter vast,
dat men zoowel bij meervoudige als bij enkelvoudige opdracht
in de gelegenheid is eventueele veranderingen van onderge
schikten aard in het plan aan te brengen.
Het is verder meer theorie dan practijk, dat de Raad ten
slotte vrij blijft in het nemen van een beslissing.
Indien de betrokken architect een plan inlevert, dat noch
door het College van Burgemeester en Wethouders noch door den
Raad mooi wordt gevonden, doch overigens beantwoordt aan de
gestelde eischen, is het z.i. niet mogelijk het plan te verwerpen.
Nu geeft de heer Friedhoff in een werkje een keurig
oordeel over den heer Dudok, maar omgekeerd zal de heer
Dudok wel eens een werkje wijden aan den heer Friedhoff,
waarop men zich dan beroept, als de heer Friedhoff naar
voren gebracht moet worden. Daaraan kan spreker geen
waarde hechten.
De Voorzitter heeft, ter verdediging van de voordeelen van
een enkelvoudige opdracht, een brief voorgelezen van den
Directeur van de Bijenkorf. Spreker begrijpt niet, dat deze
firma 3 keer, voor Amsterdam, Rotterdam en den Haag,
prijsvragen uitschrijft en nu zegt: als ik nog moest beginnen,
zou ik een enkelvoudige opdracht geven. Dat is toch in strijd
met de practijk. Voortdurend schrijft deze firma een prijsvraag
uit en nu, naar een en ander gevraagd, geeft de directie
aan enkelvoudige opdracht de voorkeur. Wanneer iemand
door de practijk bewijst het anders te doen, dan moet hy den
Voorzitter niet adviseeren tot enkelvoudige opdracht, omdat
die beter is.