MAANDAG 9 DECEMBER 1929.
247
Dat kan de Kaad dan doen na nauwkeurige voorlichting
door het College en door den architect omtrent de kosten
van dat terrein. Het College wijzigt zijn voorstel dan ook
zoo, dat in de eerste plaats een plan gemaakt wordt van een
Stadhuis op de Breestraat met behoud van den gevel, ver
volgens een plan zonder den ouden ouden gevel of op het
oude terrein of op een andere plaats; dienaangaande zal de
architect eerst overleg moeten plegen met den Raadde Raad
zal zich daarover dus eerst moeten uitspreken, maar na
voorlichting van den architect, die daarna het tweede plan
verder zal uitwerken.
De heer Huurman heeft nog gevraagd, wie gezegd heeft,
dat de heer Dudok niet te duur is. Die inlichting heeft spreker
van den vroegeren Burgemeester van Hilversum, den tegen-
woordigen Minister van Waterstaat, gekregen. In Hilversum
heeft de heer Dudok veel gebouwd en het is niet alleen op
grond van de bouwkosten van het Stadhuis daar, dat spreker
die inlichting heeft gekregen. Verder heeft spreker die in
lichting ook gekregen van den heer Driessen, die vroeger hier
met hem heeft samengewerkt.
Burgemeester en Wethouders wijzigen dus hun voorstel
zoodanig, dat het komt te luiden:
»Wij geven Uwe Vergadering in overweging:
a. den heer W. M. Dudok, gemeente-archtect te Hilversum,
opdracht te verleenen tot het maken van plannen voor een
nieuw Raadhuis, welke plannen op den gebruikelijken voet
zullen worden gehonoreerd, met dien verstande, dat twee
plannen zullen worden gemaakt, een met en een zonder behoud
van den ouden gevel;
b. voor het maken van het plan met behoud van den ouden
gevel als bouwterrein in algemeenen zin aan te wijzen het
terrein van het oude Raadhuis;
c. den heer Dudok op te dragen, voor het maken van bet
plan zonder behoud van den ouden gevel een nadere aan
wijzing van het bouwterrein door den Raad af te wachten,
doch inmiddels den Raad zoo spoedig mogelijk met betrekking
tot die aanwijzing van advies te dienen;
een en ander onder voorbehoud van 's Raads vrije beoor
deeling en keuze, of en zoo ja, welke der ingezonden plannen
tot uitvoering zal worden gebracht."
De heer Spendel acht het geen aangename taak op dit
oogenblik het woord te voeren, waar hij in eerste instantie
zijn standpunt voldoende heeft uiteengezet en gedocumenteerd.
Spreker protesteert ernstig tegen de wijze, waarop de Wet
houder sprekers persoon, naam en goede bedoelingen in het
geding heeft gebracht. De Wethouder heeft dingen geciteerd,
die spreker niet gezegd heeft. Het kan ieder gebeuren, dat
men iets verkeerd leest of verstaat, vooral wanneer het er
ook uit te lezen is; zoo heeft de Voorzitter ook den heer
Huurman verkeerd verstaan; dat is menschelijk en dat neemt
spreker niemand kwalijk, maar de Wethouder had te rade
kunnen gaan met het stenogram, waarin zeer juist stond wat
spreker gezegd heeft.
Hetgeen de Wethouder daaruit heeft geconcludeerd, is
allerminst toelaatbaar. Spreker zal niet nader ingaan op al
datgene, wat de Wethouder zonder eenigen grond aan zijn
adres heeft gezegd, maar spreker wil alleen opmerken, dat
dit bezijden de waarheid was en dat de wijze, waarop de
Wethouder sprekers betoog heeft afgebroken, niet in over
eenstemming was met de waardigheid van een Wethouder
van Fabricage.
Wanneer de Wethouder wil trachten zijn zin door te
drijven, is dat niet erg, maar dan heeft spreker het recht
zijn meening, zij het ook wat scherp, te stellen tegenover die
van de meerderheid van het College en van de Commissie van
Fabricage. Wanneer de Wethouder spreker citeert om diens
betoog al te breken, moet hij ook juist citeeren.
Spreker wil een klein beetje de naastenliefde betrachten
en den Wethouder niet doodslaan met argumenten, waarvan
hij er genoeg heeft. Spreker zal het voorbeeld van den Wet
houder niet navolgen met dingen te zeggen, die niet steunen
op goede gronden.
Men heeft gezegd ook de Voorzitter heeft het gedaan
dat spieker door de citaten, welke hij aanhaalde, den persoon
van den heer Dudok heeft afgebroken.
Men vergist zich, die gedachte steunt niet op de feiten.
Spreker heeft vaklieden geciteerd, die het werk van den
heer Dudok wel kunnen beoordeelen en aan wier oordeel
spreker zeer zeker waarde mag hechten. Niemand zal aan
spreker kunnen beletten citaten te gebruiken, die de zaak,
welke hij verdedigt, in een helderlicht plaatsen. De Wethouder
heeft tal van citaten gebruikt, waartegenover spreker zijner
zijds citaten zou kunnen plaatsen, waaruit een andere meening
naar voren komt. Want de personen, die door den Wethouder
zijn geciteerd, hinken ook op twee gedachten: in het eene
geval zullen zij iemand hoog te paard zetten, terwijl zij in
het andere geval de pooten van het paard stuk slaan, waar
door hij naar beneden valt.
Na de verklaring van den Wethouder, dat de heer Dudok
de beste architect van Nederland is, misschien wel van
Europa, zit de heer Dudok niet op één, maar op twee paarden.
Er is hier vooral sterk de nadruk gelegd op de tegen
stelling: enkel- of meervoudige opdracht. Al zijn er nu nog
zooveel argumenten aangedragen ten gunste van de enkel
voudige opdracht, eenzelfde aantal argumenten zou te berde
gebracht kunnen worden voor een meervoudige. Dat ligt ook
voor de hand; wanneer men voorstander is van een enkel
voudige opdracht, haalt men natuurlijk citaten aan ten
gunste daarvan, als tegenstander doet men dat ook. Spreker
heeft goed geluisterd, maar niet gehoord, dat de Wethouder
of de Voorzitter andere argumenten naar voren gebracht
hebben of meer gezegd hebben dan reeds in de stukken
staan; het staat voor spreker niet vast, dat anderen, die
enkelvoudige opdracht de beste achten, den Wethouder zullen
bijvallen. De gebruikte argumenten waren spreker bekend;
die kon men reeds vinden in al de mooie lectuur, die over
deze quaestie verschenen is; er is geen enkel bij, dat sterk
pleit voor enkelvoudige opdracht. Tenslotte komt het College
met het argument, dat de nauwe samenwerking, die noodig
is bij één architect, belet om dit werk op te dragen aan
meer dan één architect. Spreker zal niet citeeren, hoewel hij
vele uitspraken heeft, om den Raad niet op te houden, maar
hoeveel werken zijn niet voortgekomen uit meervoudige op
dracht, zoodat men de ontwerpen met elkaar kon vergelijken
en het beste en meest degelijke kon kiezen en datgene, wat
het meest voldeed aan de eischen, die men aan het Stadhuis
stelde, en daar gaat het om. Het ligt toch voor de hand en
niemand van den Raad verzet zich er toch tegen en er is
toch niets tegen, dat er nauwe samenwerking is tusschen
dengene, die den inhoud heeft te verdeelen, die een kijk
heeft op het leven van het geheele organisme van het Ge
meentebestuur, en dengene, die de opdracht krijgt om een
nieuw Stadhuis te bouwen. Zeker, het geeft misschien moei
lijkheden en oponthoud, maar waar men uit ondervinding
weet, dat verschillende meervoudige opdrachten, gegeven met
een program van eischen, een goed resultaat hebben gekregen,
daarom gaat het en daarop heeft de Voorzitter den nadruk
laten vallen, zoodat de inhoud voldoet aan de eischen, die
men stelt, zoodat tenslotte ook het Stadhuis, ook in aesthetisch
opzicht, voldoet aan de redelijk te stellen eischen, dan blijft
het tenslotte gelijk, of men de opdracht aan één architect,
dan wel aan meerdere geeft. Spreker meent, dat dit niet die
groote moeilijkheden zal geven, die Burgemeester en Wet
houders en de meerderheid der Commissie veronderstellen,
wanneer men, zooals indertijd meer is geschied, een alge
meen werkprogramma geeft, dat zeer nauwkeurig en minutieus
omschrijft grootte, inhoud en indeeling, zooals die op de beste
en degelijkste wijze voor de verschillende diensten is.
Men behoeft de opdracht niet aan één persoon te geven,
maar kan ze ook aan meer personen verstrekken. Zoowel in
ons land als in het buitenland zijn tal van gebouwen op die
wijze tot stand gekomen.
De Voorzitter heeft gezegd, dat het College van Burge
meester en Wethouders misschien wel eenigszins aan den
architect gebonden zal zijn, door de innige samenwerking,
die tusschen hen zal bestaan, maar dat de Raad ten slotte
vrijelijk kan beslissen. Maar wat zal de Raad moeten doen,
als het College hem een ontwerp van een bepaalden architect
voorlegt? Moet de Raad, incompetent als hij is, zonder een
enkele voorlichting van deskundigen, accepteeren, wat Burge
meester en Wethouders hem voorleggen, of moet hij zeggen
wij achten dat plan niet goed. Het zal voor den architect
onaangenamer zijn, het plan terug te krijgen met de mede-
deeling, dat de Raad het niet accepteert, dan niet aan de
meervoudige opdracht mede te mogen werken.
Spreker heeft van den Wethouder verstaan, dat monumentale
gebouwen gebouwen zijn, die veel geld kosten. Het zal echter
nog moeten blijken, of een gebouw, dat 1,1 millioen kost,
een monumentaal gebouw is.
Uit het stenogram van sprekers redevoering zal kunnen
blijken, dat hij het werk van den heer Dudok als leek niet
heeft afgekeurd. Spreker heeft gezegd: als men zich het
werk van den heer Dudok in Hilversum denkt, zou het
misschien ook sprekers goedkeuring wegdragen. Spreker zou
geneigd zijn in een landelijke omgeving het werk van den
heer Dudok mooi te vinden. Hetzelfde zou spreker kunnen
zeggen van het badhuis, dat in Hilversum is gebouwd. Spreker
heeft in dit verband bet Schuttersveld genoemd. Nu wordt
zijn betoog aldus uitgelegd, dat hij het werk van den heer
Dudok zou goedkeuren. Spreker doet het alleen onder de
reserve, dat het staat in een plaats als Hilversum. Geen haar
op sprekers hoofd heeft er aan gedacht het werk van den
heer Dudok omlaag te halen. Op den terugweg van Hilversum
heeft hij tot zijn medeleden gezegd: ik vind den heer Dudok
een energieken man met een breeden blik. Spreker acht den
heer Dudok als architect zeer hoog in den stijl, dien hij
ontwikkelt.