236 MAANDAG 2 DECEMBER 1929. Hij zal thans niet nader ingaan op de opmerkingen, die gemaakt zijn over den invloed, dien de heer Dudok zou gehad hebben op de houding van Burgemeester en Wethouders. Spreker wil alleen feiten constateeren. De indruk, die gewekt is, is voor den heer Dudok niet aangenaam en zou hem van verschillende kanten misschien verweten kunnen worden. Waar misschien alleen spreker de geheele geschiedenis van de zaak beheerscht en weet wat er gebeurd is, gevoelt hij den plicht om dit recht te zetten en wil hij den Raad mede- deelen, hoe de onderhandelingen met den heer Dudok begon nen zijn. Den heer Dudok treft niet de minste blaam van verwaandheid of van hoog te paard zitten of van wat ook. Spreker was al reeds overtuigd, dat een enkelvoudige op dracht voor dit moeilijke geval de voorkeur verdient, niet door den Bond van Nederlandsche Architecten, maar langs andere wegen, hetgeen spreker nader zal uiteenzetten. Toen in het College gesproken is over architecten, die voor een opdracht in aanmerking zouden kunnen komen, is spreker naar den heer Dudok toegegaan, daar diens werken hem bekend waren persoonlijk kende spreker den heer Dudok niet en heeft hem gevraagd wat hij er van zou zeggen, indien Burgemeester en Wethouders den Raad «ouden voorstellen hem op te dragen plannen voor het Stadhuis te maken. De heer Dudok zeide toen, dat hij dat zeer zou waardeeren, maar dat hij er prijs op stelde spreker dadelijk te doen weten, dat hij zoo al niet in het algemeen zeker in dit bijzon dere geval bezwaar had mede te doen aan een prijsvraag of aan een meervoudige opdracht. Het was den heer Dudok toen niet bekend, dat hij door den Bond van Nederlandsche Architecten was aanbevolen en dat hij als nummer 1 geplaatst was en ook niet, dat de Bond van Nederlandsche Architecten er in die aanbeveling de voorkeur aan gaf, dat de zaak van het Stadhuis in meervoudige opdracht opgelost zou worden. De heer Dudok heeft in dit gesprek voortdurend gezegd, dat hij het zoowel tegenover den Bond als tegenover zijn collega's onaangenaam vond dit standpunt te moeten innemen en dat hij allerminst den indruk wenschte te maken, dat hij deze opdracht voor zich begeerde en aan de anderen wenschte te onthouden. Spreker heeft dan ook door de behandeling van deze zaak de grootste achting en waardeering voor het plichtsgevoel van den heer Dudok jegens zijn collega's ge kregen en acht hem een man van de hoogste beginselen en van de grootste oprechtheidspreker zou niet gaarne wenschen, dat de indruk, alsof hij zich op een standpunt zou geplaatst hebben, dat hem allerminst zou passen, onweersproken blijft. Spreker meent goed te doen dit gezegd te hebben ter be scherming van den goeden naam van den heer Dudok, waar aan spreker veel waarde hecht. De verdere behandeling van dit punt wordt hierop aange houden tot een volgende vergadering. De Voorzitter zegt, naar aanleiding van een door den heer Groeneveld in de vergadering van 28 October j.l. geuite klacht over den langen tijd, die met het inbinden van zijn exemplaar van de Ingekomen Stukken en Raadsverslagen over 1928 was gemoeid, dat den 27en Juli de registers op de Handelingen en Ingekomen Stukken door de firma Groen ter Secretarie zijn bezorgd. Ongeveer een week daarna is den Raadsleden verzocht hun Handelingen en Ingekomen Stukken ter Secretarie in te zenden, ten einde te kunnen worden ingebonden. Successievelijk kwamen deze van verschillende Raadsleden in. Al spoedig bleek echter, dat de meeste exemplaren niet volledig ja zelfs zeer incompleet waren. En aangezien ter Secretarie geen gelegenheid was om na te gaan welke stukken ontbraken, is aan den tijdelijken bode Bouwman ver zocht accuraat een overzicht samen te stellen van de ont brekende exemplaren. Deze samenstelling heeft veel tijd gekost, omdat het niet alleen een secuur, doch ook een zeer omvangrijk werk was. 14 dagen geleden heeft Bouwman het overzicht ter Secretarie ingeleverd. Zoodra echter tijdens het maken van het overzicht bleek, dat 4 ingeleverde exemplaren geheel compleet waren, zijn deze inmiddels 5 October aan den binder ter hand gesteld, met het gevolg dat zij op 11 October van den binder terugkwamen en nog dienzelfden dag bij de heeren o. a. de heeren Groeneveld en Kooistra zijn bezorgd. De overige Handelingen en Ingekomen Stukken zullen zooveel mogelijk en zoo spoedig mogelijk met de in zeer be perkte mate aanwezig zijnde losse exemplaren, die ter Secre tarie verzameld zijn, worden gecompleteerd. Ten slotte deelt de Voorzitter naar aanleiding van een door den heer van Eek in de zitting van 28 October j.l. gemaakte opmerking mede, dat, wanneer de publicatie in zake de gemeenterekening wordt geplaatst, ieder, dus ook de jour nalisten, de cijfers kan komen inzien. Gelijktijdig wordt de rekening voor de Raadsleden ter visie gelegd. Vermits echter volgens de sinds jaren bestaande gewoonte aan de journalisten een lijstje van de cijfers wordt verstrekt in den loop van den dag, dat de publicatie in de courant verschijnt, verneemt het publiek de cijfers practisch een dag vroeger, dan de Raadsleden er door inzage van de rekening kennis van zouden kunnen nemen. Om nu dit in de toekomst te voorkomen, zal het lijstje van de cijfers voortaan niet meer alleen aan de journalisten, doch ook aan de Raadsleden worden verstrekt. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1929 | | pagina 20