MAANDAG '2 DECEMBER 1929.
227
antwoordde de heer Dudokals U den man neemt, neemt U
zijn karakter ook. De heer Splinter reageerde daarop nog
bijzonder sterk, door te zeggen, dat hij Leiden toch niet
zoo'n modern gebouw op de Breestraat zou bezorgen, maar
rekening moest houden met de oude omgeving. De heer
Dudok zeide evenwel wederomZeer zeker zal ik hiermede
rekening houden, maar: U moet toch bedenken, dat U met
den man ook zijn karakter neemt. Spreker zegt dit niet om
den heer Dudok af te breken; hij stelt er prijs op de zaak
objectief te beoordeelen en wil den heer Dudok niet, hoe
dan ook, in zijn goeden naam als architect schaden, maar
hetgeen het College nu voorstelt is een sprong in het duister,
omdat ten slotte de practijk van het voorstel hierop neer
komt: geef het werk aan den heer Dudok. Nu kan men
zeggen, dat dit niet zoo is, en dat hier zwart op wit staat,
dat de Raad vrij is, maar de Commissie is uit Hilversum
gekomen met den indruk, dat het niet anders is. Spreker
heeft den Secretaris der commissie daaromtrent nog gevraagd,
maar de commissie had geen andere gedachte. De heer Dudok
antwoordde op een vraag van spreker betreffende de beoor
deeling van het bouwwerk, dat hij daarover straks als Raadslid
niet mocht oordeelen. Hij haalde daarbij het voorbeeld aan,
dat men, als men een portret van familieleden laat schilderen,
dit door een schilder laat doen, dien men daarvoor
het beste acht, maar men kan zelf niet beoordeelen, of het
goed is. Burgemeester en Wethouders waren het daarmede
echter ook niet heelemaal eens en hebben den heer Dudok
daarom nog eens laten komen; toen bleek echter, dat men
den heer Dudok den eersten keer goed begrepen had. Dat is
sprekers indruk; de heer Splinter zal dien ook krijgen, als
hij de notulen nog. eens naleest.
Spreker vond ook merkwaardig, dat de heer Dudok er zich
in de besprekingen op beriep, dat Monumentenzorg in haar
rapport had gesproken van één architect. Voor den heer
Dudok was dit een vrij sterk argument, maar spreker meent,
dat het niet juist is. Spreker heeft de zaak echter nagegaan
wat voor hem een heel werk was. Hij heeft het echter gedaan,
omdat z. i. aan de voorbereiding van Burgemeester en Wet
houders de goede grondslag ontbrak. Spreker heeft n.l. aan
Monumentenzorg gevraagd, wat de interpretatie van die
woorden was. Het antwoord was, dat men het niet over een
enkelvoudige of een meervoudige opdracht had gehad, want
dat men zich daarover niet had behoeven uit te spreken. Dit
argument van den heer Dudok accepteert spreker dus niet.
Er staat »een", maar spreker weet niet of dit bedoelt te zijn
»één" of werkelijk »'n".
Het bezoek aan de werken van den heer Dudok mocht
spreker gelooft, dat men het daarover wel met hem eens zal
zijn geen beteekenis hebben. De heer Dudok zeide dit ook.
Maar dan blijft spreker alleen over aan te nemen, dat de
voorlichting van den heer Dudok tot resultaat heeft gehad,
dat drie Wethouders plus de heer Scbüller, en de laatste
vooral, als een blad aan een boom zijn omgeslagen. Spreker
zegt, dat de commissieleden in Utrecht dien dag lekker
hebben gegeten en dat de heer Schüller mee deed als een
echte kapitalist. Tegenover spreker heeft de heer Schüller
steeds gezegd, dat hij was voor een meervoudige opdracht.
Ten aanzien van de houding van den heer Schüller heeft
spreker gedacht aan partijdiscipline, al weet hij niet, of die in die
partij voorkomt. Dien dag om 7 uur of half 8 heeft de heer
Schüller zich nog verklaard voor een meervoudige opdracht,
maar toen er den volgenden dag om 2 uur een vergadering
van de Commissie van Fabricage was, deelde de heer Schüller
mede, dat hij veranderd was en dat zijn geheele fractie
stond op het standpunt van een enkelvoudige opdracht.
Spreker hoopt, dat de heer Schüller thans zijn houding
duidelijk zal maken. Het kan zijn, dat de heer Schüller
redenen heeft om het niet te doen, maar spreker verzoekt
het vriendelijk. De minderheid heeft tenslotte na de bezichti
ging van de werken van den heer Dudok haar meening ge
handhaafd en die neergelegd in dit voorstel, dat hierop ge
grond is, le dat deze zaak niet is onderworpen aan een goed
onderzoek, dat er geen ander onderzoek is geweest dan dat bij
den Bond van Nederlandsche Architecten, welk advies evenwel
niet is opgevolgd, en bij den heer Dudok, en 2e dat gegrond
is op het advies van den Bond van Nederlandsche Architecten.
Dit is toch een bond van vakkundigen, van menschen, die
inzicht hebben hierin. Objectief beschouwd hebben deze
menschen er meer kijk op dan de Raad; men moet dus zeer
gegronde argumenten hebben om daarvan af te wijken.
Burgemeester en Wethouders spreken in hun voorstel de
meening uit, dat de Bond van Nederlandsche Architecten
aan het beginsel van de meervoudige opdracht een beperkte
toepassing willen geven, inzooverre deze bond zich voorstelt,
dat van het in zijn advies genoemde aantal van 6 architecten
slechts enkelen tot het maken van plannen zullen worden
uitgenoodigd. Het is spreker een raadsel, hoe men tot deze
conclusie kan komen, als men dien brief leest; dat is glad
onjuist; geen enkele letter van het advies wijst in die richting.
Bovendien is intusschen gebleken, dat de Bond van Neder
landsche Architecten in het voorstel van Burgemeester en
Wethouders ontdekt heeft, dat zijn meening verkeerd wordt
weergegeven; hij heeft dan ook aan alle Raadsleden een
nummer van zijn orgaan gestuurd, waarin openlijk gezegd
wordt, dat zijn meening verkeerd is weergegeven in het
voorstel van het College. Spreker kan er niet bij, hoewel er
veel mogelijk is, hoe die meening uit dezen brief kan ge
haald worden.
Spreker wil zich maar zeer weinig binden aan de met den
heer Dudok gevoerde besprekingen, maar zich er toch ook
absoluut niet van losmaken en dan wijst hij er op, dat de
heer Dudok niet alleen als adviseur optreedt, maar toch ook
belanghebbende is. Spreker wil geen blaam op den heer Dudok
werpen, maar dit is een zuiver objectief standpunt. Dat de
naam van den heer Dudok hieraan verbonden is, spreker is
dit met den heer Spendel eens, is niet sprekers schuld, maar
vloeit voort uit de omstandigheid, dat men de enkelvoudige
opdracht wenscht en die niet heeft beschouwd los van den
persoon. De minderheid der Commissie zou veel uitgebreider
voorlichting willen hebben. Waarom vraagt men alleen advies
aan den Bond van Nederlandsche Architecten? Die menschen
hebben er ten slotte ook belang bij; er zijn nog meer bonden
van architecten. Spreker heeft daarop gewezen, maar toen is
gezegd, dat er geen andere bonden waren. Dat is wel zoo.
De heer Schüller zeide, dat hij niet om de meening van den
Bond van Nederlandsche Architecten gaf; spreker begrijpt
dat niet.
Nu het voorstel zelf; de wijze, waarop het tot stand ge
komen is, zegt toch wel iets, spreker meent dit althans aan
getoond te hebben.
De practijk leert, zoo zeggen Burgemeester en Wethouders,
dat bij een meervoudige opdracht niet dat persoonlijk contact
is tusschen den architect en den opdrachtgever. Dit vindt
spreker niet juist. Spreker stelt zich een meervoudige op
dracht niet zoo voor, dat alle mogelijke gegevens omtrent
het raadhuis worden verstrekt. Hij wil hier wijzen op den
raadhuisbouw te Enschede, waarbij alleen is gezegd: de raad
zaal moet zoo groot zijn, de secretarie zoo groot. "Verdere
definities behoeven er niet gegeven te worden. Dit is vooral
van beteekenis in een stad als Leiden, waar men heeft te
maken met het vraagstuk van ouden en nieuwen gevel. Wanneer
de architecten dan nog eens willen komen spreken, althans
zoo is de practijk in de latere jaren, komen zij allen tegelijk
en kunnen zij de noodige inlichtingen krijgen, maar dan
weten zij het natuurlijk allen. Het argument van het persoonlijk
contact acht spreker dan ook erg overdreven.
Burgemeester en Wethouders zeggen verder, dat zij ge
legenheid hadden deze opvatting te toetsen aan het oordeel
van andere personen, zoowel opdrachtgevers als architecten.
Gaarne zou spreker vernemen, welke architecten hier worden
bedoeld. Hem is niet anders bekend dan de meening van den
heer Dudokanderer meening heeft hij zelf moeten op
scharrelen.
Voorts wijst spreker op de uitlating van Burgemeester en
Wethouders, dat de heer Dudok zijn taak zoo buitengewoon
hoog opvat. Spreker gelooft dit ook en de eerste ont
moeting met den heer Dudok heeft dit ook reeds voor hem
bevestigd. Verder zeggen Burgemeester en Wethouders, dat
het standpunt van den heer Dudok hem niet wordt ingegeven
door vrees voor concurrentie of door gebrek aan opdrachten.
Maar dan vloeit uit deze, naar het hem voorkomt, overdreven
argumentatie ook voort de vraag, of de heer Dudok dan
misschien weinig opdrachten had toen hij meedong met een
project voor de beurs in Rotterdam, een werk van millioen,
of de Bijenkorf te Rotterdam. Spreker vraagt: Had de heer
Dudok toen géén hooge opvatting van zijn taak, of niet veel
opdrachten?
Burgemeester en Wethouders zeggen ook, dat de heer Dudok
in Leiden heeft gewerkt en zij achten dit een aanbeveling.
Spreker geeft toe, dat de heer Dudok 15 jaar geleden in de
gemeente was, maar toen is hij er uitgegaan. In een derge
lijke belangrijke zaak moesten echter z. i. niet zulke kleine
argumenten worden gebruikt.
Spreker wil voorts nog enkele voorbeelden uit de practijk
noemen en wijst er op, dat de Beurs te Rotterdam is uitge-
gevoerd met een meervoudige opdracht. Een achttal archi
tecten waren uitgenoodigd, die ieder een ontwerp hebben ge
maakt, en er zijn er toen drie uitgekozen, die een nieuwe
opdracht hebben gekregen. Zij moesten daarbij rekening hou
den met wat in eikaars ontwerp lag. Bij het stadhuis te
Enschede was de heer Ir. Friedhof uit Haarlem de winnaar
bij een meervoudige opdracht.
Spreker wijst op de Bijenkorf in Rotterdam; daarbij deed
de heer Dudok ook mee. De Bijenkorf heeft voor haar gebouw
in Amsterdam een directe opdracht gegeven, in den Haag
een meervoudige en in Rotterdam wederom een meer
voudige opdracht en wel op advies van de bouwkundige
adviseurs van die naamlooze vennootschap. Daaruit blijkt,