MAANDAG 28 OCTOBER 1929.
197
geven, dat men met de wet in de hand deze aanvrage niet
kan keeren. Hij heeft dan ook geen bezwaar om aan een
algemeen besluit mede te werken, maar de bedoeling van
zijn opmerking is geweest om aan den Raad duidelijk te
maken, dat, waar hij in 1924 heeft voorgesteld in het Haag-
wegkwartier een openbare school te stichten, waarop hij
ten antwoord kreeg, dat het College ter zake diligent was, en
waar hij sindsdien is versterkt in zijn meening, (lat daar een
openbare school moet komen, door de actie, welke de ouders
van een 20ü-tal kinderen hebben op touw gezet, het iemand,
die altijd voor de openbare school heeft geijverd, min of
meer vreemd aandoet, dat thans naar aanleiding van een
ingekomen aanvrage wordt voorgesteld aan het bijzonder
onderwijs recht te doen wedervaren. Spreker is het met den
heer Meijnen eens, dat die school een centraal karakter heelt
en geen plaatselijk, en spreker geeft hem ook alle eer, dat
die school buitengewoon gunstig bekend staat; spreker weet
dat ook uit anderen hooide, maar men kan niet volhouden,
dat door den bouw van een openbare school daar het aantal
leerlingen van die bijzondere school niet zou worden beïnvloed.
Zuiver en alleen om deze overweging, die inderdaad niet op
wettelijke gronden berust, maar die berust op sprekers ge
voelens ten aanzien van hot vraagstuk der onderwijsgelijk-
stelling, heeft spreker die opmerking gemaakt; overigens is
het aan de hand van de wet gewenscht om tot een alge
meen besluit te komen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten.
(De heeren Groeneveld en van Es waren inmiddels ter
vergadering gekomen.)
XXI. Praeadvies op het verzoek van het bestuur van het
gesticht Ie Voorzienigheid", om beschikbaarstelling van
gelden voor het aanbrengen van eenige veranderingen in het
gebouw Levendaal 56, waarin gevestigd zijn een school voor
gewoon lager- en een school voor uitgebreid lager onderwijs,
alsmede voor het uitbreiden van het meubilair dier scholen.
(Zie Ing. St. No. 175.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XXII. Praeadvies op het verzoek van het bestuur der Ge
reformeerde Schoolvereeniging, om beschikbaarstelling van
gelden voor het uitbreiden van de school voor gewoon lager
onderwijs aan de Hooglandsche Kerkgracht 2üa, met twee
leslokalen en voor de aanschaffing van de voor die lokalen
benoodigde schoolmeubelen.
(Zie Ing. St. No. 176.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XXIII. Praeadvies op het verzoek van het bestuur der Ge
reformeerde Schoolvereeniging, om beschikbaarstelling van
gelden voor de aanschaffing van leer- en hulpmiddelen voor
een tweetal te vormen parallelklassen aan de school voor ge
woon lager onderwijs aan de Hooglandsche Kerkgracht 20a.
(Zie Ing. St. No. 177.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XXIV. Voorstel:
a. in zake de geleidelijke opheffing van de school Vrouwen
kerksteeg B;
b. in zake de overbrenging van de school Vrouwenkerksteeg
B naar het gebouw van de Leerschool aan de Oude Vest
en van de Leerschool naar het schoolgebouw aan de
Vrouwenkerksteeg;
c. om de t.z. t. vrijkomende lokalen van het schoolgebouw
aan de Oude Vest te bestemmen voor de Centrale school
voor het 7e en 8e leerjaar;
d. in zake het tijdelijk onderbrengen van één of meer
klassen van de Centrale school voor het 7e en 8e leerjaar
in het schoolgebouw aan de Vrouwenkerksteeg.
(Zie Ing. St. No. 178.)
De heer Meijnen zegt, dat dit voorstel eenige overeenkomst
heeft met voorstel No. 20. Ook hier gaat het om een school,
de Centrale School, die gebrek aan ruimte heeft; men slaat
ook hier voor een heel lastig vraagstuk om voor de noodige
ruimte te zorgen en ook deze school fu net ion n eert buiten
gewoon goed onder de bekwame leiding van den heer Bloemink,
die daarbij steun heeft gevonden in de wijziging der Leer
plichtbepalingen. Men kan met dankbaarheid terugzien op het
ïeit, dat het College in 1921, met wijlen Mr. van der Lip als
Wet houder van Onderwijs, gekomen is met het voorstel tot
oprichting van deze Centrale School voor het zevende leeijaar
en dat de Raad dit voorstel heeft aanvaard. De hierbij ge
vonden oplossing is eveneens zeer goed.
De Plaatselijke Schoolcommissie heeft ten aanzien van dit
punt zeer belangrijke adviezen gegeven, waarmede spreker
het grootendeels eens is.
Spreker is het eens met de meening van de Plaatselijke
Schoolcommissie, dat het een goed denkbeeld is om de geheele
Leerschool op den duur ter beschikking te stellen van de
Centrale School; dat ter verkrijging van de noodige ruimte
noch nieuwbouw noch bijbouw noodig is, omdat een openbare
school zonder groot bezwaar geleidelijk kan worden opgeheven,
en dat bij overbrenging van de Leerschool naar de school B
aan de Vrouwenkerksteeg, de Leerschool er, wat de lokalen
betreft, bij wint.
In groote lijnen komt het advies van d'e Plaatselijke School
commissie ook volkomen overeen met de meening van het
College. Slechts op één punt is er een afwijking, n.l. wat betreft
het tempo van uitvoering. De Plaatselijke Schoolcommissie
had gaarne gezien, dat de uitvoering had plaats gehad tegen
1 September 1929, maar dit was niet mogelijk, omdat haar
advies het College eerst in het laatst van de maand Augustus
bereikte. Burgemeester en Wethouders stellen een meer ge
leidelijke uitvoering voor.
Uit een theoretisch oogpunt zou men kunnen zeggen, dat
de Commissie gelijk had bij het aandringen op spoed, maar
practisch acht spreker het maken van veel spoed niet in het
belang van deze drie onderwijsinrichtingen. Niet minder dan
drie verhuizingen zijn noodig, welke niet gelijktijdig kunnen
plaats hebben de eene zal op de andere moeten wachten
en waarbij allerlei kleine werkzaamheden zullen noodig blijken,
omdat er verschillende reparaties moeten plaats hebben en
kleine veranderingen moeten worden aangebracht, terwijl ook de
meubelen en de leermiddelen moeten worden nagekeken en
daarna alles moet worden overgebracht.
Verder zou spreker moeten ontraden de verhuizingen in de
Kerstvacantie of in de Paaschvacantie te doen geschieden,
omdat de eerste in den winter valt en de tweede te kort is;
immers ook aan de afdeeling Gemeentewerken moet voldoende
tijd worden gegeven. Zij kunnen het best gebeuren in de
zomervacantie en, als dat geschiedt, kan de Plaatselijke
Schoolcommissie het niet eerder verwachten dan in de zomer
vacantie van 1930. Burgemeester en Wethouders stellen voor
het te doen in de zomen acantie van 1931 en uit een prac
tisch oogpunt lijkt het ook spreker beter, tot 1931 te wachten.
Er komt namelijk nog iets bij. Het is mogelijk, dat op de
school Vrouwenkerksteeg A leerlingen zijn, waarvan broertjes
of zusjes gaan op school B en dat de ouders er op gesteld
zullen zijn, om die kinderen te brengen en te halen. Wanneer
nu school B naar de Oude Vest gaat, liggen beide scholen
een tamelijk eindje uit elkaar en het wordt dan voor die
moeders lastig en tijdroovend om haar kinderen te halen,
daar zij eerst naar de eene en dan naar de andere school
moeten loopen. Door nu een jaar langer met deze verhuizing
te wachten, verminderen die bezwaren aanmerkelijk wanneer
in 1930 verhuisd wordt, moeten van de school Vrouwenkerk
steeg B 4 klassen overgebracht worden; in 1931 slechts 3.
Dan betreft het dus minder leerlingen en bovendien zijn de
over te plaatsen leerlingen 4de, 5de en 6de leerjaar dan
een jaar ouder en komen niet zoozeer meer voor halen en
brengen in aanmerking. Daarom is het om practische redenen
beter om met den overgang te wachten tot Augustus 1931.
De heer Groeneveld is toch lichtelijk verwonderd door
de rede van den heer Meijnen. Niemand heeft het voorstel
van Burgemeester en Wethouders nog bestreden en de heer
Meijnen begint al met de denkbeeldige legenstanders van dit
voorstel te debatteerendaarmede is hij dus wel iets te haastig.
Intusschen is het wel gemakkelijk voor den Wethouder va'n
Onderwijs, die kan volstaan met te verwijzen naar hetgeen
de wethouder in buitengewonen dienst, de heer Meijnen,
heeft gezegd omtrent deze zaak. De tegenstanders van dit
voorstel zijn echter niet denkbeeldig. De heer Meijnen heelt
gezegd, dat hij zich grootendeels kan aansluiten bij het advies
der Plaatselijke Schoolcommissie, maar dat bij toch daartegen
zal stemmen; spreker kan zich bij dat advies ook aansluiten,
maar zal voorstemmen. Spreker verzet zich niet tegen ophef
fing van de school Vrouwenkerksteeg B en spreker is het er
ook mee eens, dat de Leerschool moet worden verplaatst naar
het gebouw der school Viouwenkerksteeg B en dat de Cen
trale school geheel zal worden gevestigd in het gebouw Oude
Vesl. Spreker ziet evenwel niet in. w aarom dit een paar jaar
moet wachten. De Plaatselijke Schoolcommissie heelt een ander
denkbeeld aan de hand gedaan, n.l. om de op te heffen school
B in de Vrouwenkerksteeg direct over te plaatsen naar het