194 MAANDAG 28 OCTOBER 1929. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XVIIf. Voorstel in zake de onteigening van de perceelen gemeente Leiden, Sectie 1 Nis 220ö, 122 en 2306, ten behoe ve van den houw van een gymnastieklokaal voor de beide bij zondere scholen aan de Hooglandsche Kerkgracht No. 20a en van de uitbreiding van de Kaasmarkt. (Zie Ing. St. No. 184). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XIX. Voorstel in zake het verstrekken van brandstollen aan daarvoor in aanmerking komende werklooze hoofden van ge zinnen en kostwinners gedurende het a.s. winterseizoen. (Zie Ing. St. No. 185). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XX. Praeadvies op het verzoek van het bestuur van de vereeniging voor Christelijk Onderwijs, om medewerking te verleenen tot stichting van een school voor uitgebreid lager onderwijs in het gebouw Noordeinde No. 3. (Zie Ing. St. No. 174.) De heer Verweij zegt de gedachte niet van zich te kunnen afzetten, dat door aanneming van dit voorstel het beginsel van de onderwijsbevrediging geweld wordt aangedaan. De Raad zal tenslotte wel door de wet worden verplicht om dit voordel aan te nemen, maar, alvorens er zijn stem aan te geven, wenscht spreker uiting te geven aan de gedachte, welke hij zooeven uitsprak. Spreker heelt sinds 1924 steeds, zoowel in den Raad als in de Onderwijscommissie, betoogd, dat het, gezien de ontwik keling van het stadskwartier aan den Haagweg, in hooge mate gewenscht was daar een openbare school te bouwen. In eerste instantie kreeg hij van Burgemeester en Wethou ders ten antwoord, dat het College terzake diligent was, maar blijkens dit praeadvies zijn niet Burgemeester en Wethou ders, doch is het Christelijk Schoolbestuur aan het Noordeinde diligent geweest. Dit is het goed recht van dat schoolbe stuur en men kan bet van dat bestuur een daad van wijs beleid noemen, maar spieker wil uiting geven aan zijn teleur stelling over het feit, dat Burgemeester en Wethouders niet meer spoed betrachten ten aanzien van den bouw van een openbare school in genoemd stadskwartier. Weliswaar is laatstelijk door den Raad besloten den toestand af te wachten, welke zal ontstaan na het totstandkomen van de brug over het Galgewater, maar juist met het oog daarop was het beter geweest om ook het inwilligen van verzoeken van de zijde van bijzondere schoolbesturen uit te stellen, totdat die brug gereed was. Doet men dat niet, ofschoon de toestand nabij den Haagweg en den Morschweg met betrekking tot het onderwijs op dit oogenblik een geheel onzekere is, dan ziet spreker daarin een achterstelling van de voorstanders van het openbaar onderwijs. De heer Meijnen zegt, dat het z. i. een heel moeilijk vraag stuk is geweest om voor de U. L. O.-school aan het Noord einde het aantal lokalen te krijgen, dat in 1930 en ook nu reeds noodig is om het onderwijs daar geregeld te geven, vooral toen het duidelijk was geworden, dat het aantal lokalen daar niet was te vermeerderen door uitbouw hetzij in de lengte, in de breedte of in de hoogte, en toen was gecon stateerd, dat de andere school, die er eigenlijk één geheel mede uitmaakt, de opleidingsschool, eveneens lokalen te kort komt. Eigenlijk had men hier dan ook niet met één, maar met twee vraagstukken te doen, want niet alleen de U.L.O.-school, maar ook de lagere school, de opleidingsschool, komt ruimte tekort; deze laatste kan haar 15 klassen niet alle in haar eigen gebouw onder dak brengen, maar zij heeft verleden jaar voor 1 en dit jaar voor 2 klassen buiten haar eigen gebouw plaats moeten zoeken. Het plaatsgebrek nijpt dus wel heel sterk. Deze zaak duldt dan ook geen uitstel. Spreker acht de gevonden oplossing buitengewoon gelukkig en betuigt er zijn ingenomenheid mee; bij aanneming van dit voorstel, waar niets tegen en alles voor is, kan spreker het bestuur en ook Burgemeester en Wethouders met, deze gelukkige oplossing feliciteeren. Deze oplossing is ook hierom een gelukkige, omdat daardoor een deel van die groote school in de onmiddellijke nabijheid van het hoofdgebouw komt en ook omdat de nieuwe school staat in het Noordeinde; spreker meent, dat in den naam Noordeinde ook een beteekenis ligt voor deze instelling. Door dit voorstel wordt dus voorzien in tweeërlei behoefte en zijn beide scholen definitief uit den nood, zoowel de U.L.O.- school als de opleidingsschool. Deze oplossing is, volgens het College, ook voordeeliger en goedkooper dan wanneer de Raad zou hebben moeten besluiten om ergens elders een geheel nieuwe school te bouwen, waarvan het dan nog de vraag zou zijn, of zij wel zoo goed zou voldoen als deze. Spreker heeft bij deze zaak ook aan het volgende gedacht Dit tekort aan plaatsruimte spruit voort uit een gestadig toenemen van het aantal leerlingen van deze beide inrich tingen. Toen deze scholen in 1921 gesplitst werden, telde de lagere school 264 leerlingen en nu 400; de U.L.O.-school telde toen 55 leerlingen en nu 110. Dienzelfden gestadigen groei kan men ook vóór 1921 constateeren, hetgeen hierin zijn oorzaak vindt, dat men te doen heeft met een inrichting, welke een gezond bestaan heeft. Voor de omstandigheid, dat er in Leiden meer van dergelijke goed functionneerende inrichtingen, ook van particuliere zijde, bestaan, welke in een gewichtige behoefte voorzien, omdat zij aan een groot aantal gezinnen in Leiden en daarbuiten gelegenheid bieden om groote belangen behartigd te zien; voor zulke inrichtingen, waarvoor deze particuliere kringen heel veel zorg hebben en zich heel veel moeite geven, mogen ook wij, Raadsleden, ons wel dankbaar toonen, aangezien het bestaan van die inrich tingen een belang voor Leiden is. Wat de aanvrage zelve betreft, zij is sober, zeer sober; er is niet de minste overdrijving in. Men vraagt 6 lokalen en, terwijl men de laatste jaren zoowel het aparte natuurkunde- lokaal als het aparte teekenlokaal heeft opgeofferd, verlangt men thans voor beide doeleinden slechts één nieuw lokaal. Het schoolbestuur heeft, naar uit de stukken blijkt, aan alle wettelijke voorschriften voldaan en het College heeft aan deze zaak zijn volkomen goedkeuring kunnen hechten. De zaak dringt, want het volgend jaar zou het schoolbestuur het zonder die meerdere ruimte niet kunnen stellen, en spreker ziet niet in, welk bezwaar men zou kunnen hebben tegen dit volkomen gezonde en goede voorstel. Wat de opmerking betreft, welke door den heer Verweij is gemaakt, komt het spreker voor, dat er tusschen deze zaak van de U. L. Ü.-school in het Noordeinde en de stichting van een openbare school aan den Haagweg niet het minste vei band bestaat. Het zijn twee geheel aparte kwesties en men mag, wil men redelijk zijn, de eerste niet afhankelijk stellen van de oplossing van de tweede. Dat deze school in het Noord einde, dus dicht bij Haagweg en Morschweg staat, beteekent in dit verband mets; het is een school van geheel centrale beteekenis, zooals de school aan de Aalmarkt, de meisjesschool aan de Breestraat en de jongensschool aan de Pieterskerk straat. Zulke scholen moet men niet in verband brengen met een of ander bepaald stadsdeel. Het zijn centrale scholen. Ook de school Noordeinde 40 heeft zulk een centraal karakter; haar leerlingen komen uit alle deelen van de stad en uit vele dorpen; met Morschweg en Haagweg heeft ze bijna niets te maken. Het spijt spreker, dat de heer Verweij dit verband heelt willen leggen, maar redelijkerwijze kan hij dit niet volhouden. Spreker zou het op prijs stellen, wanneer over dit voorstel niet hoofdelijk gestemd behoefde te worden, maar anders zal hij met volle overtuiging en met dankbaarheid vóór het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen. De heer Groeneveld zegt, dat in de pers er op aange drongen is om de onderwijsvoorstellen van deze agenda af te voeren tot een volgende vergadering, omdat deze zaken niet tijdig ter publieke kennis zijn gebracht. Spreker zal dat niet voorstellen, want dan zou hij elke Raadszitting moeten voorstellen om de geheele agenda uit te stellen tot een volgende vergadering. Niet alleen het publiek, maar ook de Raads leden hebben geen gelegenheid om de zaken tijdig te beoor- deelen. Het College doet maanden en jaren over de zaken en de Raad krijgt drie dagen om de zaken te beoordeelen: daar zijn tal van voorbeelden van en de heer Spendel weet dat evengoed als spreker. Wanneer de Raad meer tijd vraagt, zegt het College, dat dat te veel vertraging zou geven, terwijl het er zelf dan zoo lang over gedaan heelt. Spreker zal dus niet voorstellen om de zaken uit te stellen, want daaraan zitten wel veel consequenties vast. Spreker sluit zich aan bij den heer Verweij, dat er wel verband bestaat tusschen de te stichten openbare school aan den Haagweg en deze school in het Noordeinde. Wanneer er een school aan den Haagweg was, zouden er op deze bijzondere school ook minder leerlingen zijn; en het staat voor spreker niet vast, dat dan deze vooiziening aan de school in het Noordeinde noodig zou zijn. Hier kan van gelijkstel ling van openbaar en bijzonder onderwijs niet gesproken worden. Twee jaren geleden is ingekomen een verzoek met een paar honderd handteekeriingen tot stichting van een openbare school aan den Haagweg; daaraan is tot nu toe

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1929 | | pagina 4