MAANDAG 28 OCTOBER 1929.
201
Alles wacht op het afwikkelen van het servituut, dat op
die gronden rust. Kan de gemeente niet tot die afwikkeling
komen, dan zou spreker gaarne zien, dat zij zich garant stelde
voor datgene, waardoor het servituut kan worden afgewikkeld
en de bouw kan doorgaan.
De Voorzitter antwoordt, dat er geen zaak is, waarvoor
Burgemeester en Wethouders zoo druk bezig zijn een op
lossing te zoeken als juist deze. Men zal echter geduld moe
ten hebben.
De heer Elkerbout herinnert er aan, dat in de vorige
Raadsvergadering door den waarnemenden Voorzitter hem is
toegezegd, dat in deze vergadering omtrent deze zaak een
mededeeling zou worden gedaan. Hij vraagt, of dat alsnog
kan geschieden.
De heer Schüller zegt met zeer veel verwondering kennis
te hebben genomen van de uiteenzetting van den heer Spendel,
waar deze de toezegging had ontvangen, dat de zaak in deze
vergadering aan de orde zou komen.
De heer van Eck zegt, dat hij, alvorens hij de begrooting
en de rekening had ontvangen, in de pers reeds verschillende
berichten omtrent die beide stukken had gelezen. Het waren
ditmaal geen praatjes, maar juiste berichten. Spreker vindt
het vreemd, dat de pers eerder wordt ingelicht dan de Raads
leden. Indien de Raadsleden die persberichten niet lezen, kan
het gebeuren, dat buitenstaanders beter op de hoogte zijn
dan zij. Spreker vraagt, of die publicaties met medeweten
van Burgemeester en Wethouders geschieden en, zoo niet,
wat het College dan kan doen om die ontijdige publicatits
te voorkomen. Dergelijke officiëele stukken moeten, naar
spreker meent, de Raadsleden het eerst bereiken.
De Voorzitter antwoordt, dat Burgemeester en Wethouders
het volkomen met den heer van Eck eens zijn. Die mede-
deelingen in de pers zijn noch door Burgemeester en Wet
houders noch door een van de ambtenaien geplaatst. Het
College heeft er met veel verdriet kennis van genomen; zijn
taak wordt door dergelijk onverantwoordelijk optreden van
de pers bemoeilijkt. De eenige oplossing zou zijn, dat de pers
alleen berichten opnam, welke door het gemeentebestuur als
juist werden erkend.
Het kan zijn, dat de pers mededeelingen doet, die inderdaad
juist zijn en den toestand juist weergeven, maar daarom heeft
het College die nog niet altijd verstrekt. Spreker is het er
mee eens, dat die in de eerste plaats aan de Raadsleden be-
hooren te gebeuren.
De heer van Eck vraagt, of den ambtenaren niet op het
hart gedrukt kan worden, dat zij daarmede verkeerd handelen.
De Voorzitter zegt, dat er voortdurend scherp op toe
gezien wordt.
De heer Groeneveld heeft eenigen tijd geleden zijn exem
plaar van de Handelingen van den Gemeenteraad laten in
binden. Nu heeft spreker gehoord, dat de betrokken boekbinder
ze maar 3a4 dagen tot zijn beschikking heeft gehad; spreker
vindt het lastig, dat de gemeente evenwel ze een paar maanden
gehouden heeft, want spreker heeft ze dikwijls noodig. Er
ontbrak absoluut niets aan dat exemplaar, zoodat het niet
noodig was ontbrekende stukken bij te zoeken.
De Voorzitter zal dan die zaak laten onderzoeken.
De heer Groeneveld heeft gezien, dat op het einde van
de floogewoerd een trottoir gemaakt is, maar daarop staan
2 benzinepompen en een hek. Dit zijn hinderlijke dingen en
de toestand is daar slechter geworden, want vroeger was er
een klinkervoetpad, dat nu tot rijweg is 'gemaakt. Waarom
moeten daar 2 pompen vlak bij elkaar staan? Kunnen ze
niet verdwijnen? Men kan de verhoogde voetstukken in den
avond niet zien; de toestand is daar levensgevaarlijk.
De Voorzitter is voortdurend met die zaak bezig. Spreker
zal de politie nog eens waarschuwen.
De heer Sijtsma zegt, dat kort geleden in de pers de cijfers
omtrent de rekening verschenen zijn. Ongeveer terzelfder tijd
is spreker opgebeld met de mededeeling, dat hij een getypt
briefje, met die cijfers er op, kon halen, zoodat de pers die
cijfers wel had en de Raadsleden niet.
De Voorzitter zegt, dat de Raadsleden die cijfers wel
hebben gehad. Indien dat niet zoo is, blijkens de ontken
ningen, die nu geuit worden, dan zal spreker die zaak laten
onderzoeken.
De heer Manders zegt, dat men nog steeds met het oude
uitbreidingsplan zit; dat moet toch eens herzien worden en
spreker vraagt, of die herziening, welke toch ook reeds toege
zegd is, spoedig zal komen; daar zijn ook vele schadeposten
voor particulieren het gevolg van en spreker hoopt ook daarom,
dat het spoedig zal komen.
De Voorzitter zegt, dat de Raad het zal krijgen, zoodra
het rapport klaar is.
De Voorzitter doet thans de deuren sluiten.
Na hervatting van de openbare vergadering stelt de Voor
zitter namens Burgemeester en Wethouders spoedeischend
voor om tegen de erven Hazenberg, te weten
1°. Mevrouw Johanna Jacoba Albertine Hazenberg, weduwe
van Jhr. Vincent Adriaan de Pesters, wonende te 's Gra
ven hage;
2°. Mevrouw Dina Philippina Hazenberg, echtgenoote van
Henricus Egbert Vinke, wonende te Zundert;
3°. Mejuffrouw Jacoba Dina Filippina Hendrika Hazenberg,
wonende te Zeist; en
4°. Mejuffrouw A lbertina Johanna Hazen berg. wonen de te Zeist,
in te stellen een rechtsvordering in eersten aanleg en zoo'
noodig in hooger beroep, strekkende tot doorhaling van de
in 1812 en 1815 door Abraham de Eeyzer en zijne echtge
noote Maria Burgersdijk genomen hypothecaire inschrijvingen
ter verzekering van de betaling van verschillende jaaiiijksche
erfpachten, welke inschrijvingen op 13 December 1879 bij
vernieuwing zijn genomen ten behoeve van Antonia Jacoba
Kleynenbergh, weduwe van Hendrik Willem Hazenberg door
inschrijving in de registers der hypotheken te Leiden indeel
37 nummer 143, 146, 147, in deel 38 No. 119, 120 121 123
125, 126, 130 en in deel 39 No. 54, 56, 57, 60.
Nadat zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot
dadelijke behandeling is besloten, wordt eveneens zonder be
raadslaging of hoofdelijke stemming overeenkomstig het voor
stel van Burgemeester en Wethouders besloten.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Buiten de agenda om werd nog behandeld een voorstel tot
het instellen van een rechtsvordering in eersten aanleg en
zoo noodig in fhooger beroep tegen de erven Hazenberg tot
doorhaling van eenige hypothecaire inschrijvingen ter ver
zekering van de betaling van verschillende iaarlijksche erf
pachten (blz. 201).
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.