MAANDAG 30
SEPTEMBER 1929.
179
Wordt benoemd met 29 stemmen de heer M. G. Verweij;
één biljet was in blanco.
De heer Verweij verklaart de benoeming aan te nemen.
III. Benoeming van twee Curatoren van het Gymnasium.
(Zie Ing. St. No. 153.)
Worden benoemd:
de heer Prof. Dr. J. A. J. Bargemet 28 stemmen; de
heer Mr. E. J. M. H. Bolsius verkreeg 2 stemmen;
de heer Prof. Dr. F. Muller Jzn, met 28 stemmen; de
heer Prof. Dr. A. W. Byvanck verkreeg één stem, terwijl één
biljet in blanco was.
IV. Benoeming van een tijdelijk leeraar in het Fransch
aan het Gymnasium, voor den cursus 19291930.
(Zie Ing. St. No. 154.)
Wordt benoemd, voor den cursus 19291930, met alge-
meene (30) stemmen de heer Dr. II. Zwanenburg.
De Voorzitter dankt de leden van het stembureau voor de
genomen moeite.
V. Praeadvies op het verzoek van Mej. J. M. Bosch, om
eervol ontslag als onderwijzeres in het teekenen aan de
Meisjesschool voor U. L. O.
(Zie Ing. St. No. 155.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
(De heeren Groeneveld en Bosman waren inmiddels ter ver
gadering gekomen.)
VI. Voorstel tot overname in eigendom en onderhoud bij
de gemeente van een strookje grond aan den Zoeterwoudschen
weg, kad. bekend Sectie O, No. 183 ged.
(Zie Ing. St. No. 156).
De heer Schüller vraagt, hoe de betrokken lirma aan een
bouwvergunning komt. Er is reeds bijna een stadje op het
terrein gebouwd en nu komt pas het voorstel tot grondover-
dracht in den Raad. Men krijgt toch pas een bouwvergunning,
indien de grond inderdaad is overgedragen en de gelden voor
riolen en straten gestort zijn? Dit is niet de eerste keer, dat
iels dergelijks gebeurt, want ongeveer een jaar geleden ver
zocht diezelfde tirma een sloot te mogen dempen, terwijl deze
reeds gedempt was en er een fabriek stond.
De beer Splinter zegt, dat de grond al is overgedragen, ter
wijl de gelden gestort zijn en de bouwvergunning is verleend.
Het overdragen van den grond moet alleen nog door den
Raad bekrachtigd worden.
De heer Schüller vraagt wat er dan zou gebeuren, indien
de Raad dit voorstel tot grondoverdracht niet zou aanvaarden.
Dan zou niettemin die fabriek er al staanHet heeft spreker
bovendien gefrappeerd, dat, waar het hier betreft het verleenen
van een bouwvergunning voor een groot werk, deze zaak niet
in de Commissie van Fabricage is geweest. Pas nu de Raad
formeel een besluit moet nemen komen de Raadsleden er achter.
De heer Splinter meent, dat de overneming van het stuk
grond wel in de Commissie van Fabricage is behandeld.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
VII. Voorstelom Burgemeester en Wethouders te machtigen
een gedeelte van de voortuinen, behoorende tot de perceelen
Stationsweg Nis 25 en 23, bij de gemeente in eigendom over
te nemen.
(Zie Ing. St. No. 157).
De heer Manders betreurt het zeer, dat de voortuinen der
betrokken perceelen toch nog 50 c.M. in het nieuwe trottoir
zullen blijven uitsteken. Blijkens de stukken heeft aanvankelijk
bij het College het voornemen bestaan de geheele zaak op te
houden en dan tenslotte tot onteigening over te gaan. Wel
licht was dat beter geweest. Er is verwezen naar perceel no.
37 en gezegd, dat men daar op dezelfde wijze heeft gehandeld.
De Commissie van Fabricage meende daaruit te moeten af
leiden, dat door die handelwijze hier zekere resultaten bereikt
waren. Die illusie moet spreker haar ontnemen; hij zou haar
die laten behouden, wanneer hij niet vreesde, dat die verkeerde
gevolgtrekking later nadeel voor de gemeente brengen zou.
De eigenaar van perceel No. 37 heeft naar sprekers meening
nog al wat over zijn kant laten gaan. Deze heeft dat gedaan,
omdat spreker en een ander Raadslid hun persoonlijken in
vloed hebben aangewend om dien eigenaar er in het belang
van de verbetering van den Stationsweg toe te brengen de
zaak vooral niet op te houden.
In dit geval heeft de gemeente een anderen weg ingeslagen.
Zij neemt met een kleiner stuk genoegen dan zij aanvankelijk
getracht heeft te krijgen, m. a. w. zij heeft op meer beslag
willen leggen dan zij beslist noodig had, terwijl zij bovendien
heeft gedreigd met onteigening. Spreker vindt dat standpunt
onjuist. Zijns inziens is aan den Stationsweg de volle breedte
noodig, omdat daar steeds, niet met het jaar, maar met den
dag het verkeer zichtbaar drukker en moeilijker wordt. Vanaf
den Morschsingel tot aan dén spoorwegovergang heeft men
een geweldige drukte, welke voornamelijk haar oorzaak vindt
in dien spoorwegovergang. Onlangs heeft spreker gezien, dat
aan weerskanten een twintigtal automobielen en vrachtwagens
stonden, terwijl de trams de wegkruising nog twee keer pas
seerden. Spreker acht het gewenscht vanuit den Raad de
Spoorwegen eens te laten hooren, hoe noodzakelijk het is, dat
ter plaatse een behoorlijke oplossing wordt verkregen.
Wat nu dezen aankoop betreft, kan men aanvoeren, dat het
op die 50 c.M. niet aankomt, maar, als een plan is vastgesteld
en men een bepaalde breedte heeft aangenomen, moet men
zich daaraan houden.
Spreker geeft in overweging dit voorstel aan te nemen,
maar te trachten die strook grond van 50 c.M. er nog bij te
krijgen.
De heer Splinter zegt, dat Burgemeester en Wethouders
aanvankelijk hebben getracht die 50 c.M. er bij te krijgen,
maar dat dit op bezwaren is gestuit. Den heer Manders merkt
hij op, dat dit geval anders is dan bij de overname van den
voortuin van perceel 37. De eigenaar van dat perceel was
aanvankelijk alleen bereid den tuin over te doen op voor de
gemeente onaannemelijke voorwaarden. De eigenaren van de
perceelen 23 en 25 zijn wel bereid op aannemelijke voor
waarden grond over te dragen, doch niet het geheele door de
gemeente gewenschte gedeelte.
Burgemeester en Wethouders hebben met het oog op de
toeneming van de drukte aan den Stationsweg, waarop ook
de heer Manders wees, getracht die strook van 50 c.M. er
bij te krijgen, hetgeen echter niet is gelukt.
Uit de stukken heeft men kunnen zien, dat slechts na
langdurige besprekingen met de eigenaren overeenstemming
is verkregen, zoodat niet verwacht kan worden, dat nieuwe
onderhandelingen meer succes zullen opleveren. Er is voor
het oogenblik bereikt wat er te bereiken was.
De heer Manders merkt op, dat de bewoner van perceel
37 eenige financiëele tegemoetkomingen voor hem toe te
brengen schade eischte, maar dat hij hier zelfs van af gezien
heeft, niettegenstaande het hem door eenige kleinzielige
plagerijen van den kant der gemeente moeilijk werd gemaakt,
o.a. het afhakken van boomtakken, die over het hek boven
gemeentegrond hingen, waar niemand iets aan had. Nu wil
men echter een stuk grond niet overgeven, hetgeen toch
noodzakelijk is voor het verbreeden van den weg, en dat is
iets anders. Spreker meent daarom, dat het eerste standpunt,
dat door Burgemeester en Wethouders is ingenomen, het
juiste is en daarom moeten zij alsnog trachten die 50 c.M.
er bij te krijgen.
De heer Parmentier zegt niet te begrijpen wat de heer
Manders bedoelt met kleinzielige plagerijtjes. De eischen, door
den eigenaar van perceel 37 gesteld, waren zoo onmogelijk,
dat spreker niet begrijpt, waarom de heer Manders die ver
dedigt. Die eischen waren absurd. Verschillende, ja de hoogste
autoriteiten uit de stad hebben den eigenaar nog bezocht,
maar er was niets met hem te beginnen. Van kleinzielige
plagerijtjes is spreker niets bekend. De Roomen in den tuin
staken over het terrein van de gemeente en moesten dus
ingekort worden. Bovendien betreft het hier een ander geval
en andere huizen en het is vrijwel onmogelijk om dien halven
Meter er bij te krijgen.
De heer Splinter merkt nogmaals op, dat beide gevallen
niet gelijk zijn. Men kan nu over deze zaak wel lang delibereeren,
maar de quaestie van onteigening is niet eenvoudig.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
(De heer Huurman was inmiddels ter vergadering gekomen).
VIII. Voorstel in zake de overdracht aan de provincie Zuid-
Holland van den eigendom van de onder de gemeente Hille-
gom gelegen brug over de Trekvaart (Kalkovensbrug) met
oprit, kad. bekend gemeente Hillegom, Sectie A, No. 2636 ged.
(Zie Ing. St. No. 158).