190
MAANDAG 30 SEPTEMBER 1929.
bekende ziekte. Als er reden was om het feest niet te doen plaats
hebben, dan was een maand geleden de aangewezen tijd om
de zaak te behandelen. Spreker heeft toen een zeer gerust
stellend antwoord gekregen, n.l. dat er geen kwestie behoefde
te zijn van het niet doen vieren van het 3 üctober-feest.
Daarna is ingekomen een schrijven van den Inspecteur van
de Volksgezondheid, een zeer consciëntieus man, dat ook hij
tegen het doorgaan van het feest geen bezwaar had.
Acht dagen geleden kwam er echter plotseling een geheel
ander voorstel van den Directeur van den Geneeskundigen
Dienst en wel in dezen zin, dat men het feest niet moest
laten doorgaan. Dit bracht het College in een zeer moeilijken
toestand. Indien de medici unaniem hadden geadviseerd om
het feest niet te laten doorgaan, dan zou ongetwijfeld aan dat
advies gevolg zijn gegeven, maar, waar de voorbereiding van
het feest reeds zeer ver gevorderd was, hebben Burgemeester
en Wethouders, bovendien wetende, dat de stadgenooten
gaarne het 3 October-feest vieren, zich beraden wat hun te
doen stond.
Verder is aan den voorzitter van de 3 October-Vereeniging
gevraagd, of het mogelijk was het feest uit te stellen en deze
was het met spreker eens, dat het een moeilijke kwestie was,
te meer omdat uitstel niet alleen voor de vereeniging, maar
ook voor vele neringdoenden schade zou beteekenen.
Daarna is ook het advies ingewonnen van en dat leek
Burgemeester en Wethouders de hoogste autoriteit in deze
Prof. Flu, den Voorzitter van de Gezondheidscommissie, en deze
heeft gezegd, dat men, ongeacht of de feesten doorgaan, toch
niet de alastrim, die zich wellicht in de gemeente zal ver-
vertoonen, kan tegenhouden. Prof. Flu zeide ookU moet
niet vergeten, het is slechts één dag in het groote Betrieb,
dat dag aan dag duizenden zich begeven uit plaatsen waar
de alastrim heerscht. Duizenden menschen gaan ook eiken
dag naar Rotterdam, zoodat de viering van den 3den October
een ondergeschikte rol speelt wat betreft de mogelijkheid van
overbrenging.
Op dit positief advies dat Prof Flu ook heeft aangeboden
te verdedigen in het College hebben Burgemeester en
Wethouders besloten de viering door te laten gaan. Zij werden
daarin nog versterkt door het feit, dat in andere plaatsen
in de buurt geen maatregelen werden genomen. In den Haag
zijn twee groote plechtigheden gevierd, waarbij ook duizenden
menschen uit andere plaatsen kwamen, congressen en tentoon
stellingen gaan door, in Amsterdam worden feesten gehouden
en verleden week is nog onder den rook van Delft een ten
toonstelling gehouden van tuinbouwproducten, waar ook Hare
Majesteit de Koningin met Haar gezin aanwezig was. Het
College is dan ook unaniem van oordeel ook de Burge
meester, die met verlof is, deelde die meening dat er geen
bezwaar bestaat om de feesten te laten doorgaan.
De heer van Es dankt den Voorzitter voor de verstrekte
inlichtingen. Het leek spreker goed, dat naast de verschil
lende meeningen, die bij de burgerij uitgewisseld worden,
ook een uitspraak in den Gemeenteraad werd gedaan. Het
blijkt, dat het College slechts na ernstige overweging en na
zeer belangrijke adviezen te hebben ingewonnen tot de feest
viering heeft besloten en spreker kan zich bij dat besluit
volkomen neerleggen.
De heer Elkerbout zegt, dat er de laatste dagen bij het
bestuur van de vereeniging «Eigen Woning" eenige onrust
schijnt te bestaan. Op het oogenblik is de vereeniging niet
in staat huizen te bouwen, daar de bank geld weigert op
grond van het feit, dat er nog erfpacht op den grond is. Dit
is natuurlijk voor die vereeniging zeer ongeriefelijk, terwijl
de gemeente ook schade lijdt, gezien de rente, die uit het
bankkapitaal zou kunnen voortvloeien. Spreker zou hier
omtrent gaarne eenige nadere inlichtingen hebben.
De Voorzitter zegt op de vraag van den heer Eikerbout
liever in de volgende vergadering te antwoorden, daar Burge
meester en Wethouders thans in volle actie zijn en de heer
Eikerbout nu slechts een half antwoord zou kunnen krijgen.
De heer Sijtsma zegt, dat hern is medegedeeld, dat dezer
dagen hier ter stede aan een der gemeentescholen een tijde
lijke onderwijzeres uit Groningen is benoemd, waar zij de
kweekschool had bezocht. Waar er hier heel wat tijdelijke
onderwijzeressen werkzaam zijn als assistent, die aan de
Leidsche kweekschool zijn opgeleid, heeft spreker eens onder-
zocht, of het hier een meisje met bijzondere capaciteiten was en
daarom aan haar de voorkeur was gegeven, maar hem is niet
duidelijk kunnen worden, dat het zoo was.
Bovendien vernam spreker, dat het zelfs niet de keuze was
van het hoofd der school, dat deze in de benoeming geen
zeggenschap heeft gehad en dat deze onderwijzeres hem door
den Inspecteur is gezonden.
Is het juist wat spreker heeft vernomen, dan wil hij als
zijn meening uitspreken, dat het beter en billijker is eerst
te trachten onderwijzeressen uit de stad zelf te krijgen, die
goed zijn, vóór men daarvoor naar Groningen gaat. Waar
hier een kweekschool bestaat, welke aan de gemeente veel
geld kost en waarheen de ouders hun kinderen zenden om
opgeleid te worden, moet deze ook in de behoefte kunnen
voorzien. Voor de onderwijzeressen en hare ouders zou dit
passeeren ook grievend zijn.
Spreker hoopt, dat de Wethouder hem zal kunnen gerust
stellen.
De heer Tepe zegt, dat de heer Sijtsma moet besefïen, dat
zijn vraag zuiver het beleid van Burgemeester en Wethouders
betreft. Had hij dan ook een interpellatie aangevraagd, dan
zou spreker, gezien de ervaringen door het College met
interpellaties opgedaan, gezegd hebben, dat het College niet
interpellabel was en zelfs geen inlichtingen hebben verstrekt,
maar nu slechts een vraag wordt gedaan, wil spreker ant
woorden, dat er aan de school van den heer Kriest inderdaad
een onderwijzeres van buiten is benoemd, terwijl er in de
stad wel kweekelingen waren, doch dat, gezien het karakter
van de school en de kwaliteiten van de benoemde onderwijzeres,
door Burgemeester en Wethouders is gehandeld zooals alleen
kon worden gehandeld in het belang van het onderwijs.
Spreker meent, dat de heer Sijtsma 'goed zou doen, wat
meer vertrouwen te stellen in Burgemeester en Wethouders.
De heer Sijtsma moest begrijpen, dat zijn vraag, welke betreft
het doen van tijdelijke benoemingen, dat geheel aan Burge
meester en Wethouders is opgedragen, getuigt van buiten
gemeen weinig vertrouwen in het College.
De heer Romijn zegt eenigen tijd geleden te hebben ver
nomen, dat verandering was gebracht door Bouw- en Woning
toezicht in de regeling voor de rioleering in huizen. Vroeger
mochten gresbuizen worden gebruikt, maar nu was het ge
bruik van geasphalteerde ijzeren buizen, voorzien van een
ventilatie-inrichting, voorgeschreven. Bovendien vernam spreker,
dat die verandering meer kosten meebracht voor de menschen,
omdat de oude installatie goedkooper was dan de nieuwe, en
dat het een bezwaar was, dat geen overgangstijdperk was
aangenomen en de regeling plotseling was ingevoerd, zoodat
er bij inschrijvingen geen rekening mede gehouden kon worden.
Spreker vraagt, of hij juist ingelicht is en zoo ja, of Burge
meester en Wethouders dan een soort overgangstijd in acht
willen nemen.
De heer Splinter zegt, dat de voorwaarden, waaronder
vergunningen tot den aanleg van huisrioleeritigen worden
gegeven, inderdaad in den door den heer Romijn bedoelden
zin zijn gewijzigd, omdat er's winters, door de vorst, steeds lek
kages ontstonden, waardoor de rioolgassen naar buiten kwamen.
Spreker kan overigens mededeelen, dat van de nieuwe voor
waarden bij wijze van overgangsmaatregel nog wel eens is
afgeweken.
De heer Bergers vestigt er de aandacht op, dat de bewoners
van de Lusthoflaan veel last hebben van de riolen, die stuk
zijn of verstopt, zoodat de lucht ondraaglijk is. Hij zou gaarne
zien, dat dit zoo spoedig mogelijk in orde werd gemaakt.
Vervolgens had spreker gaarne, dat meerdere gelegenheid
tot inenting werd gegeven. De kleine middenstanders b. v.
kunnen voor de inenting geen rijksdaalder missen en willen
niet gaarne in de rij staan.
De Voorzitter zegt den heer Bergers toe, dat met zijn
eerste opmerking rekening zal worden gehouden; aan de ge
legenheid tot kostelooze inenting is reeds uitbreiding gegeven.
De heer Groenevelb vraagt, of onder de Zijlpoort, waar
het 's avonds erg donker is, geen lichtje gemaakt kan worden.
De Voorzitter zegt, dat dit onderzocht zal worden.
Spreker heeft nog een verzoek over te brengen van den
Burgemeester. Deze heeft verzocht er attent op te maken,
dat den derden October, des morgens te 10 uur, een gods
dienstige herdenking van den derden October zal plaats
vinden.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.