92 In aansluiting daarop wordt op dat hoofdstuk in uitgaaf gebracht a. Uitkeering aan de Commissie voor de Lakenhal van het netto-bedrag der assurantiepenningen wegens bij den brand van het Stadhuis verloren gegane kunstvoorwerpen 2.944.15; b. Kosten gevallen op de uitkeering door assuradeuren van de sub a bedoelde assurantiepenningen ƒ140.92. Ten einde te voorkomen, dat de gewone dienst uit de ramp voordeel zou trekken, zal aan het einde des jaars de gekweekte rente over het niet-verbruikte deel der assuran tiesom ook indien de gemeente de gelden tijdelijk in eigen dienst mocht aanwenden bij de ontvangsten ter zake van den brand worden gevoegd. Dit zal eveneens geschieden met de bespaarde kosten van onderhoud van het voormalige raadhuis. Daartegenover mogen dan uiteraard de huren van de gebouwen en lokalen ten laste van den correspondeerenden uitgaaf-post: „Kosten van voorzieningen in verbaod met den brand van het Stadhuis" worden ge bracht. Dienovereenkomstig is in de ter visie gelegde opgave van uitgaven wegens huren tot 31 December a. s. begrepen een bedrag van f 6.040. Op hoofdstuk II van den kapitaal dienst is nu, voor de ontvangst van de assurantiepenningen, en voor verdere ontvangsten ter zake van den brand, een post geopend, luidende: „Fonds voor het treffen van voorzieningen in verband met den brand van het Stadhuis en voor den bouw van een nieuw Stadhuis," waarop thans kan worden uitgetrokken 1.240.725.41 3085.07 f 1.237.640.34. De post geldleening ad f 50.000.die aanvankelijk tegen over het voorloopige crediet als middel tot dekking was aangewezen, kan nu worden afgevoerd. Om het saldo van het fonds gescheiden te houden van het algemeene saldo van het begrootings-hoofdstuk, is voorts bij wijze van afsluiting een overboekingspost op den volgenden dienst opgenomen. Onder mededeeling, dat ons College zich bij het samen stellen van de ontwerp-begrooting 1930 nader zal beraden omtrent het denkbeeld van de Commissie van Financiën betreffende de afschrijving van de uitgaven, die geen blijvende waarde hebben, geven wij Uwe Vergadering alsnu in over weging vast te stellen den hierbij overgelegden begrootings- staat, model D., dienst 1929. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 23 September 1929. De Commissie van Financiën, in wier handen werd gesteld het ontwerp-voorstel van Burgemeester en Wethouders in zake de begrootingsregeling van de ontvangsten en uitgaven ter zake van den brand van het Stadhuis, vestigt de aan dacht van Uwe Vergadering op de omstandigheid, dat, blijkens den toelichtenden staat, van de uitgaven, ad 176.000.naar schatting een som van 66.000.geacht kan worden te betreffen zaken van blijvende waarde, zoodat het restant ad rond 110.000.betrekking heeft op uit gaven, die bij het verlaten der tijdelijke bureaux als ver loren moeten worden beschouwd. Naar haar meening dient een regeling te worden getroffen, dat de uitgaven, die gedaan worden voor zaken, waaraan geen blijvende waarde mag worden toegekend, uiterlijk bij het betrekken van het nieuwe stadhuis uit den gewonen dienst geheel zijn afge schreven. Tenzij in deze afschrijving wordt voorzien, acht zij het onjuist uitgaven als de bedoelde uit kapitaals inkomsten te bestrijden; integendeel moet het streven veeleer zijn, dat de assurantiepenningen zooveel mogelijk beschikbaar blijven voor de voorzieningen van definitieven aard, met name voor den bouw van een nieuw stadhuis. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1929 | | pagina 8