90
ning geregeld is, zonder toestemming van Burgemeester en
Wethouders geene bezoldigde betrekking buiten de in het
vorige artikel bedoelde aannemen.
Art. 6.
1. Aan de hoofden van de in deze verordening genoemde
onderwijsinrichtingen en aan de aan die inrichtingen ver
bonden leeraren, wordt tegen het einde van den cursus
waarin zij den vijf en zestig-jarigen leeftijd hebben bereikt,
eervol ontslag uit hunne betrekking verleend.
2. Bovenbedoeld ODtslag kan echter telkens voor den tijd
van één jaar worden opgeschort, doch niet langer dan tot
het einde van den cursus waarin het hoofd of de leeraar
den zeventig-jarigen leeftijd heeft bereikt.
Art. 7.
Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getre
den op 1 November 1928.
Op dien datum wordt geacht te zijn vervallen de veror
dening van 5 Juli 1926 (Gemeenteblad No. 11).
Overgangsbepaling.
Art. 8.
De salarissen, die op 31 Augustus 1923 door het op dien
datum in functie zijnde onderwijzend personeel aan de
hoogere buigerschool voor meisjes krachtens de verorde
ning van 27 December 1920 (Gemeenteblad No. 57) werden
genoten, zullen tengevolge van het in werking treden van
deze verordening geen vermindering ondergaan.
VERORDENING,
houdende regeling van de jaarwedden der leeraren aan de
kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen
te Leiden en aan de aan die kweekschool ver
bonden afzonderlijke cursussen.
Artikel I.
Het onderwijzend personeel aan de kweekschool voor
onderwijzers en onderwijzeressen wordt bezoldigd overeen
komstig de bepalingen, geldende voor de leeraren aan de
Rijkskweekscholen voor onderwijzers en onderwijzeressen,
voorkomende in het Koninklijk Besluit van 8 Maart 1929,
(Staatsblad No. 72), tot vaststelling van regelen ten aanzien
van de bezoldiging van burgerlijke Rijksambtenaren.
Art. 2.
1. Zoolang aan de kweekschool afzonderlijke cursussen
verbonden zijn, wordt de jaarwedde van den directeur met
100.vermeerderd.
2. De lessen van de leeraren aan de afzonderlijke cursussen
worden bezoldigd alsof zij gegeven worden aan de kweek
school.
Art. 3.
Ingeval van eene vacature wordt voor de waarneming van
de lessen eene vergoeding verleend welke overeenkomstig de
in deze verordening bedoelde salarisregeling wordt berekend.
In andere gevallen kan alleen dan wanneer do tijdelijke
toestand langer dan een maand achtereenvolgens duurt,
van den aanvang af deze vergoeding worden uitgekeerd.
Art. 4.
Aan de leeraren kan, onder goedkeuring van den betrokkeE
Hoofdinspecteur van het lager onderwijs, het geven van onder
wijs worden opgedragen, zoowel aan bestaande als aan nog
op te richten gemeente-instellingen van voorbereidend
hooger- of middelbaar onderwijs, alsmede aan de aan de
kweekschool verbonden afzonderlijke cursussen.
Art. 5.
1. Aan den directeur en de leeraren, in deze verordening
bedoeld, wordt tegen het einde van den cursus waarin zij
den vijfenzestig-jarigen leeftijd hebben bereikt eervol ontslag
verleend uit hunne betrekking.
Bovenbedoeld ontslag kan echter telkens voor den tijd
van één jaar worden opgeschort, doch niet langer dan tot
het einde van den cursus waarin de directeur of de leeraar den
zeventig-jarigen leeftijd heeft bereikt.
Art. 6.
Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden
op 1 November 1928.
Op dien datum wordt geacht te zijn vervallen de ver
ordening van den 5en Juli 1926 (Gemeenteblad No. 10).
Overgangsbepalingen.
Art. 7.
Op het salaris van de op 31 December 1924 aan de kweek
school in functie zijnde leeraren, die op dien datum geen
volledige bevoegdheid bezaten als nader is omschreven in
het in artikel 1 dezer verordening aangehaalde Koninklijk
Besluit van 8 Maart 1929 (Staatsblad No. 72), wordt de
korting van 15 niet toegepast.
Art. 8.
De salarissen, die op 31 Augustus 1924 door den op dien
datum in functie zijnde leeraren, krachtens de toen geldende
verordening voor de lessen aan den hoofdaktecursus en (of) aan
de aan de kweekschool verbonden afzonderlijke cursussen
werden genoten, zullen tengevolge van het in werking treden
van deze verordening geen vermindering ondergaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 169. Leiden, 24 September 1929.
Door het maken van de nieuwe schoeiing langs het
TJtrechtsche Jaagpad is het wegdek van dit pad zoozeer
omgewoeld, dat een verdergaande voorziening ter zake
thans noodzakelijk is geworden. Deze voorziening kan niet
bestaan uit het aanbrengen van een nieuwe grintverhar-
ding, aangezien deze, ook indien zij werd aangebracht op
een gewalste onderlaag van puin, niet voldoende sterk zou
zijn met het oog op het zwaardere en drukke vrachtverkeer,
dat tengevolge van de nieuwe schoeiing en het uitdiepen
van het vaarwater ter plaatse thans op ,het Htrechtsehe
Jaagpad plaats vindt en verder nog verwacht moet worden.
Aan den anderen kant achten wij echter een klinkerbestra
ting, waarmee een bedrag van 11.000.gemoeid zou zijn,
niet noodzakelijk.
De keuze is derhalve gevallen op een teermacadamweg,
welke verkregen wordt door op een gewalste onderlaag van
bij de gemeente in voldoenden voorraad aanwezig klinkerpuin
een 5 a 6 cM dikke laag aan te brengen, bestaande uit
harde, z.g. getemperde hoogovenslakken, welke met een
bepaalde soort teer omhuld zijn. Met deze soort van wegen
zijn elders goede resultaten bereikt; er wordt 5 jaar garantie
op gegeven. De kosten bedragen bij een te behandelen weg-
oppervlak van 2400 M2, gelijk op de overgelegde kaart in
roode kleur is aangegeven, met inbegrip van het maken
van tegeltrottoirs op enkele gedeelten f 8700.welk bedrag
geput kan worden uit het „Fonds van stadsverbetering,
werkverschaffing en andere sociale doeleinden".
In overeenstemming met de Commissie van Fabricage
geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging:
a. door vaststelling van den hierbij overgelegden begroo-
tingsstaat een bedrag van 8700.beschikbaar te stellen
voor het aanbrengen van een nieuw wegdek ophetUtrechtsche
Jaagpad;
b. het adres ter zake d.d. 20 Maart 1929 van de bewoners
van het Utrechtsche Jaagpad hiermede als afgedaan te be
schouwen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden,
N°. 170. Leiden, 24 September 1929.
Reeds eenigen tijd doet zich aan het Gymnasium de behoefte
gevoelen aan vermeerdering van het aantal leslokalen. In
den vorigen cursus werd voorloopig in de behoefte voorzien
door het natuurkunde-lokaal tot leslokaal te bestemmen tn
het onderwijs in de natuurkunde te doen geven in het
scheikunde-lokaal.
Nu echter het aantal klassen in den tegenwoordigen cursus
wederom met één is vermeerderd en Curatoren van het Gym
nasium vermindering van het aantal klassen in de toekomst
niet waarschijnlijk achten, behoort naar ons gevoelen thans