89
vangsten en uitgaven van den cursus naar het oordeel van
Burgemeester en Wethouders wordt vereischt tot dekking
van een tekort op die rekening;
b. na afloop van elk cursusjaar wordt een verslag bij
Burgemeester en Wethouders ingediend omtrent den gang
van het onderwijs en de resultaten, welke daarmede be
reikt zijn.
II. vast te stellen den hierbij overgelegden begrootings-
staat, model E, dienst 1929, ten bedrage van 62.50. Deze
som kan worden afgeschreven van den post voor Onvoor
ziene Uitgaven, waarop thans nog een bedrag van 23.095.37
beschikbaar is.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 167. Leiden, 23 September 1929.
Bij het in de Leeskamer ter visie liggend adres d.d.
17 Januari 1929 van de Landelijke Federatie van Bouw
vakarbeiders in Nederland en den Nederlandschen Federa
tieven Bond van Personeel in Openbaren Dienst, wordt
Uwe Vergadering verzocht zoodanige besluiten te nemen,
dat de bouwwerken der gemeente voortaan in eigen beheer
worden uitgevoerd, aan welk adres door eenige andere
organisaties van werknemers adhaesie is betuigd.
Aanleiding tot dit verzoek vinden adressanten in het door
den Nederlandschen Aannemersbond en den B.K. Bond van
Bouwpatroons genomen besluit om hunne leden te verbieden
in te schrijven naar werken, waarvoor borgstelling wordt
vereischt en waarbij niet is bepaald, dat* alle geschillen door
arbitrage zullen worden beslecht. Voor het door ons College
te dien aanzien ingenomen standpunt verwijzen wij naar
het U reeds vroeger medegedeelde besluit van 3 Januari
1929, dat eveneens bij de stukken in de Leeskamer is
gevoegd.
Met de Commissie van Fabricage kunnen wij niet inzien,
dat eeu en ander er toe moet leiden, dat de gemeente
thans met betrekking tot het uitvoeren van werken princi
pieel een andere lijn gaat volgen, met name alle werken
voortaan in eigen beheer gaat uitvoeren.
Genoemde Commissie schrijft verder nog het volgende:
„De vraag, of een werk al dan niet in eigen beheer moet
worden uitgevoerd, is te Leiden nooit een kwestie van be
ginsel geweest, doch slechts van doelmatigheid. Zij was dit
vroeger en behoort het ook thans naar onze meening te
blijven. Ten aanzien van ieder afzonderlijk werk wordt de
vraag afzonderlijk beoordeeld. Het eene werk leent zich
beter voor uitvoering in eigen beheer, het andere kan beter
aanbesteed worden. Bij de beoordeeling, of ten aanzien van
een bepaald werk het een, dan wel het ander het geval is,
worden uiteraard alle factoren, ook de veranderde houding-
van de aannemers, in aanmerking genomen. Meer kan hier
over eigenlijk bezwaarlijk worden gezegd. Zeer zeker ver
dient het geen aanbeveling, wegens die veranderde houding
nu maar alle werken in eigen beheer te gaan uitvoeren.
Gelijk de Directeur der Gemeentewerken in zijn nevens
teruggaand rapport d.d. 6 Juni j.l., No. 1170/A./2% terecht
uiteenzet, blijft het voor een gemeente als Leiden ten aan
zien van vele soorten van werken ook thans nog wenschelijk,
deze aan te besteden."
Met deze opmerkingen van de Commissie kunnen wij ons
volkomen vereenigenzij geven geheel onze zienswijze weer
en wij hebben daaraan dan ook niets toe te voegen.
Onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie liggende
stukken geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging
het adres van de besturen van de Landelijke Federatie
van Bouwvakarbeiders in Nederland en den Nederlandschen
Federatieven Bond van Personeel in Openbaren Dienst voor
kennisgeving aan te riemen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 168. Leiden, 23 September 1929.
Bij Koninklijk besluit van den 8en Maart 1929, S. 72, zijn
o. m. de jaarwedden van de leeraren aan de Rijks hoogere
burgerscholen opnieuw geregeld.
Nog steeds staat de Minister van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen op het standpunt, dat, indien de gemeente
prijs blijft stellen op het behoud van de Rijksbijdrage in de
kosten van het gymnasium en de beide hoogere burger
scholen, zij verplicht is de nieuwe Rijks-salarisregeling onge
wijzigd in te voeren voor het personeel der zooeven genoemde
gemeentelijke onderwijsinrichtingen.
Aangezien wij van oordeel zijn, dat de Rijksbijdrage met
het oog op den financieelen toestand der gemeente, niet
gemist kan worden en de nieuwe regeling eenige verbetering
in de salarissen heeft gebracht, bieden wij Uwe Vergadering
een concept-regeling aan, waarin de Rijksregeling toepasselijk
is verklaard. Dit concept bevat verder nog eenige artikelen,
die uit de bestaande verordening zijn overgenomen en
bezwaarlijk kunnen worden gemist.
Bij bovengenoemd Koninklijk besluit zijn ook de salarissen
van de leeraren aan de Rijkskweekscholen voor onderwijzers
en onderwijzeressen herzien.
Gelijk U bekend is worden de leeraren der Gemeentelijke
kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen reeds
sedert jaren overeenkomstig de Rijksregeling bezoldigd.
Vermits deze herziening geen verslechtering in de sala
rissen heeft gebracht, achten wij ook hier overneming
gewenscht.
De hierbij aan Uwe Vergadering ter vaststelling aangeboden
concept-regeling houdt dan ook de bepaling in, dat de Rijks
regeling toepasselijk is. Evenals in de concept-regeling voor
de leeraren van het gymnasium en de beide hoogere burger
scholen zijn ook in dit concept enkele artikelen overgenomen
uit de bestaande verordening.
Onder overlegging van de betrekkelijke adviezen van Cu
ratoren van het gymnasium, de Commissie van Toezicht op
het middelbaar onderwijs, den Inspecteur der gymnasia en
den betrokken Inspecteur van het middelbaar onderwijs als
mede van de Commissie voor het onderwijs en onder
mededeeling, dat aan den wensch van den Inspecteur der
gymnasia is tegemoetgekomen en met de opmerking van
den Hoofdinspecteur van het lager onderwijs in de Ille
Hoofdinspectie, wiens advies is gevraagd over de concept
regeling voor de leeraren der kweekschool, rekening gehouden
is, stellen wij U mitsdien voor tot vaststelling van de na
volgende verordeningen over te gaan:
VERORDENING,
houdende regeling van de jaarwedden der leeraren aan het
gymnasium, de hoogere burgerschool met vijfjarigen
cursus en de hoogere burgerschool voor meisjes
te Leiden.
Artikel 1.
Het onderwijzend personeel aan het gymnasium, de hoo
gere burgerschool met vijfjarigen cursus en de hoogere
burgerschool voor meisjes wordt bezoldigd overeenkomstig
de bepalingen, geldende voor de leeraren der Rijks hoogere
burgerscholen met vijfjarigen cursus, voorkomende in het
Koninklijk Besluit van 8 Maart 1929 (Staatsblad No. 72)
tot vaststelling van regelen ten aanzien van de bezoldiging
van burgerlijke Rijksambtenaren.
Art. 2.
De conrector van het gymnasium geniet als zoodanig eene
jaarlijksche- toelage van f 200.boven de wedde, waarop
hij als leeraar aanspraak heeft.
Art. 3.
Ingeval van een vacature wordt voor de waarneming van
de lessen eene vergoeding verleend welke overeenkomstig
de in deze verordening bedoelde salarisregeling wordt
berekend.
In andere gevallen kan alleen dan wanneer de tijdelijke
toestand langer dan een maand achtereenvolgens duurt, van
den aanvang af deze vergoeding worden uitgekeerd.
Art. 4.
Aan de leeraren kan, indien het betreft leeraren aan het
gymnasium, na ingewonnen advies van Curatoren en den
Inspecteur der gymnasia en, indien het betreft leeraren aan
de hoogere burgerscholen, na ingewonnen advies van de
Commissie van Toezicht en den betrokken Inspecteur van
het middelbaar onderwijs, het geven van onderwijs worden
opgedragen, zoowel aan bestaande als aan nog op te richten
gemeente-instellingen van voorbereidend hooger- of middel
baar onderwijs, alsmede aan de kweekschool voor onderwij
zers en onderwijzeressen en aan de aan die kweekschool
verbonden afzonderlijke cursussen.
Art. 5.
Met uitzondering van den leeraar in de Hebreeuwsche
taal, mag een leeraar, wiens bezoldiging bij deze verorde-