168
MAANDAG 2 SEPTEMBER 1929.
XVI. Benoeming van een lid en van een plaatsvervangend
lid van de Commissie van onderzoek, bedoeld in art. 22 van
het Reglement voor de Werklieden in dienst van de gemeente
Leiden, (aftredendde H.H. P. Héemskerk en F. Eikerbout.)
Wordt benoemd
tot lid de heer P. Heemskerk met algemeene (29) stemmen;
tot plaatsvervangend lid de heer F. Eikerbout met algemeene
(29) stemmen.
De heeren Heemskerk en Eikerbout verklaren de benoe
ming aan te nemen.
XVII. Benoeming van een voorzitter en van een plaats
vervangend voorzitter der Commissie van advies, bedoeld in
art. 35 van de verordening, regelende den rechtstoestand van
de ambtenaren der gemeente Leiden, (aftredend de heeren
K. Sijtsma en P. Heemskerk.)
Wordt benoemd
tot voorzitter de heer K. Sijtsma met algemeene (29)
stemmen
tot plaatsvervangend voorzitter de heer P. Heemskerk met
algemeene (29) stemmen.
De heeren Sijtsma en Heemskerk verklaren de benoeming
aan te nemen.
XVIII. Benoeming van een lid der Commissie van Toezicht
op het Middelbaar Onderwijs (altredend: de heer Mr. H. A.
Sypkens).
(Zie Ing. St. No. 134.)
Wordt benoemd de heer Mr. H. A. Sypkens met 26 stemmen
de heer van Es verkreeg 1 stem, terwijl 2 biljetten in blanco
waren.
XIX. Benoeming van een tijdelijk leeraar in de Wiskunde
aan het Gymnasium, voor den cursus 1929-1930.
(Zie Ing. St. No. 135.)
Wordt benoemd voor den cursus 1929-1930 met algemeene
(29) stemmen de heer Dr. J. D. A. Boks.
XX. Benoeming van een tijdelijk leeraar in Geschiedenis en
Aardrijkskunde aan het Gymnasium, voor den cursus 1929-1930.
(Zie Ing. St. No. 139).
Wordt benoemd voor den cursus 1929-1930 met algemeene
(29) stemmen de heer Dr. T. S. van der Bij.
XXI. Benoeming van een tijdelijk leeraar in het rechtlijnig
teekenen aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, voor den
cursus 1929-1930.
(Zie Ing. St. No. 138.)
Wordt benoemd voor den cursus 1929-1930 met algemeene
(29) stemmen de heer J. H. Wattez.
XXII. Benoeming van een tijdelijke leerares in het Neder-
landsch aan de Hoogere Burgerschool met 5-jarigen cursus,
voor den cursus 1929-1930.
(Zie Ing. St. No. 138).
Wordt benoemd voor den cursus 1929-1930 met algemeene
(29) stemmen Mej. Dr. S.. Hofker.
XXIII. Idem als voren van eene tijdelijke leerares in het
Engelsch.
(Zie Ing. St. No. 138).
Wordt benoemd voor den cursus 1929-1930 met algemeene
(29) stemmen Mej. W. H. Nederhoed.
XXIV. Idem alsvoren van eene tijdelijke leerares in het
Duitsch.
(Zie Ing. St. No. 138.)
Wordt benoemd voor den cursus 1929-1930 met algemeene
(29) stemmen Mej. Dra. E. A. W. Broes van Dordt.
XXV. Idem alsvoren van eene tijdelijke leerares in het
Duitsch.
(Zie Ing. St. No. 138.)
Wordt benoemd voor den cursus 1929-1930 met algemeene
(29) stemmen Mej. Dra. C. M. de Haas.
XXVI. Idem alsvoren van een tijdelijk leeraar in het
Nederlandsch.
(Zie Ing. St. No. 138).
Wordt benoemd voor den cursus 1929-1930 met algemeene
(29) stemmen de heer Drs. J. van Daalen.
XXVII. Benoeming van eene tijdelijke leerares in de wis
kunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, voor den
cursus 1929-1930.
(Zie Ing. St. No. 138.)
Wordt benoemd, voor den cursus 1929—1930, met algemeene
(29) stemmen Mej. D. Laeyendecker.
XXVIII. Benoeming van een concierge aan de Hoogere
Burgerschool met 5-jarigen cursus, voorloopig voor den tijd
van één jaar.
(Zie Ing. St. No. 140).
De heer Sijtsma wenscht in de eerste plaats een opmerking
te maken over de oproeping. Het lijkt hem toe, dat in een
geval als dit eenige meerdere voorwaarden aan de sollicitanten
moeten worden gesteld. Iedereen heeft kunnen solliciteeren
menschen bijvoorbeeld van betrekkelijk hoogen leeftijd hebben
zich aangemeld; zij scheppen zich een illusie, welke natuurlijk
op een désillusie uitloopt; zij doen moeite, koopen een zegel,
solliciteeren, vragen rechts en links bij de menschen, die hen
kennen, zij wenden zich tot den Directeur der school en
misschien ook tot den Wethouder, die hen wellicht te woord
staat. Zoo worden 170 menschen teleurgesteld. Indien aan de
sollicitanten eenige voorwaarden waren gesteld en menschen,
die absoluut niet er voor geschikt geacht kunnen worden,
waren uitgesloten, zou dat aantal in elk geval geringer zijn
geweest.
Uit de 171 sollicitanten is een voordracht opgemaakt. Het
rapport van den Directeur is beschreven op een half velletje
post, een heel onbenullig briefje, waarin hij alleen zegt, dat
hij er veel drukte mede heeft gehad, dat hij één sollicitant
al 12 jaren kent, dat deze een ijverige man is en dat deze
een keurige en nette vrouw heeft. Dat is alles. Van de twee
anderen zegt hij, dat hij hen niet kent, maar dat hij omtrent
den een een gunstige verklaring heeft gekregen van het hoofd
der school, den heer van der Laan, en omtrent den ander,
een verklaring van het oud-hoofd der school, den heer Meijnen,
die ook een aanbeveling inhoudt. Daarom zegt hij hen op de
voordracht te hebben geplaatst. Burgemeester en Wethouders
hebben er slechts één van overgenomen, voor zoover spreker
de menschen kent en een onderzoek instelde, niet den minste.
Van die twee anderen door Burgemeester en Wethouders
aanbevolen komen de Raadsleden niets meer te weten dan
wat in hun sollicitatiebrieven staat. De Raad heeft nu drie
namen gekregen en weet er verder niets van. Spreker vraagt,
of de betrokken Wethouder een ernstig onderzoek heeft in
gesteld. Onlangs werd hem verweten, dat hij bij de benoeming
van hoofden van scholen de Leidsche onderwijzers-sollicitanten
niet eens in hun scholen had bezocht. Spreker weet niet, in
hoeverre dit waar is; in ieder geval heeft de Wethouder het
nooit weersproken. Is de Wethouder nu weer op hooren
zeggen afgegaan?
Gaarne zou spreker nu willen weten, op welke gronden
deze drie menschen worden aanbevolen. Eenige weken geleden
is er over een concierge nog heel wat te doen geweest en al
betreft het maar een eenvoudige benoeming, zij moet toch
ernstig behandeld worden en de Raad moet ook bij zoo'n
benoeming de beschikking hebben over rapporten van meer
importantie dan thans het geval is. Wat kan de Wethouder
er nu mondeling nog van mededeelen?
De heer Tepe heeft den heer Sijtsma hooren spreken van
een voordracht, maar vestigt er de aandacht op, dat men
hier te doen heeft met een aanbeveling. Indien het den heer
Sijtsma nu bijzonder interesseert te weten, hoe deze is tot
stand gekomen, wil spreker hem dit wel in het kort mededeelen.
Volgens den heer Sijtsma waren er 170 sollicitanten geweest;
in werkelijkheid waren het er zelfs 172.
De heer Sijtsma: Neen, 171.
De heer Tepe wil ook wel spreken van 171, daar de waar
heid dan wel in het midden zal liggen. De sollicitatiestukken
zijn gegaan naar den directeur van de H. B. S. en hem is
gevraagd daaruit eenige namen te noemen van personen, die
volgens zijn meening in aanmerking kwamen om op de aan
beveling te worden geplaatst. Blijkens het stuk van den heer
Schalkwijk is dit gebeurd. Naar die drie candidaten is toen
namens het College door den heer Splinter en door spreker
gezamenlijk een onderzoek ingesteld. Het College heeft zich
echter, min of meer om dezelfde redenen, waarom de heer