176
MAANDAG 2 SEPTEMBER 1929.
De Voorzitter kan nog niet precies zeggen, wanneer de
bewaarschoolkwestie in den Raad zal komen, maar wel hoopt
hij, dat dit zal zijn vóór de behandeling van de begrooting.
De zaak van de trottoirs op de Hoogewoerd zal worden
onderzocht.
De heer Elkerbout voegt hier nog aan toe, dat het hek
alleen blijft staan bij perceel 179.
De heer Heemskerk vraagt in verband met de werkzaam
heden aan den Rijnsburgersingel voor de centrale rioleering
enz., of er rekening is gehouden met den feestdag, die over
een maand zal plaats hebben. Wanneer de straat daar open
ligt, zal het een groote stagnatie in het verkeer geven.
De Voorzitter antwoordt, dat er reeds de aandacht op is
gevestigd. De maatregelen zijn zóó genomen, dat het verkeer
er geen last van zal ondervinden.
Mevrouw Braggaarde Does herinnert aan haar vraag
het vorig jaar gedaan, of het geoorloofd was zonder vergunning
een collecte langs de huizen te houden. Daarop is toen
ontkennend geantwoord. Hoewel het dit jaar met den laatsten
feestdag wel minder is geweest, gingen de kinderen toch tot
bedragen van 1.60 toe met elkaar versnoepen of op andere
wijze besteden. Dit brengt allerlei verkeerde gevolgen met
zich mede en spreekster zou gaarne zien, dat voor een volgende
gelegenheid Burgemeester en Wethouders daarop eens de aan
dacht van de ingezetenen vestigden. Het is spreker bekend, dat
de ouders er niets van afwisten. Het is eenvoudig een bedelarij
van kinderen langs de huizen met het doel versieringen aan
te brengen voor 31 Augustus, terwijl het geld in vele ge
vallen niet voor dit doel wordt gebezigd, maar voor andere
doeleinden, die voor de kinderen minder geschikt zijn.
De Voorzitter zegt toe met den Commissaris van Politie
te zullen overleggen, welke maatregelen kunnen worden ge
nomen om dit te voorkomen. Wanneer de kinderen willen
gaan bedelen, is het moeilijk tegen te gaan, maar er zou
misschien een waarschuwing in de courant kunnen worden
gezet, opdat de ingezetenen hun medewerking verleenen door
het tijdig waarschuwen van de politie.
De heer van Eck zou gaarne een vraag stellen over de
wijze, waarop Burgemeester en Wethouders hebben uitgevoerd
het door den Raad genomen besluit, om, op voorstel van den
heer Manders, een studie-commissie in te stellen, welke zou
hebben na te gaan op welke wijze in de gemeente handel en
industrie zouden kunnen worden bevorderd. Indertijd heeft
spreker vernomen, dat het plan bestond hem in de commissie
te benoemen, maar spreker heeft toen geantwoord, dat hij
dat even in beraad wilde nemen en met zijn fractie overleg
wilde plegen. Deze had er geen bezwaar tegen, maar nu
spreker de namen heeft gelezen van de personen, die door
Burgemeester en Wethouders zijn aangewezen om in die
commissie zitting te nemen, moet hij toch voorloopig bezwaar
blijven maken. Spreker kan er zich bij neerleggen, dat uit
elk der groote fracties één lid is aangewezen en heeft er
evenmin bezwaar tegen de commissie uit te breiden met
eenige personen uit de burgerij, van wie verwacht kan wor
den, dat op hun oordeel prijs wordt gesteld, maar die perso
nen uit de burgerij zijn zoo eenzijdig gekozen, dat zulks voor
spreker teleurstelling en ook zelfs verwondering oplevert.
Het zijn alleen werkgevers en, voor zoover spreker het kan
beoordeelen, groote werkgevers, terwijl belangrijke categoriëen
van burgers, die naar sprekers meening ook in een dergelijke
commissie moesten zijn vertegenwoordigd, zijn uitgesloten.
Geen enkele vertegenwoordiger van de arbeiders, van de vak
organisaties maakt deel uit van die commissie, terwijl toch
ook dat deel der burgerij groot belang heeft bij de bevordering
van handel en nijverheid, en het hooren van zijn oordeel over
de wijze, waarop die bevordering moet plaats hebben, even
eens op prijs moet worden gesteld. Spreker vraagt, of Burge
meester en Wethouders niet bereid zijn te overwegen een
uitbreiding van de commissie inzonderheid met vertegenwoor
digers uit de arbeidersvakbeweging.
Eerst wanneer spreker op deze voor hem zoo belangrijke
vraag een antwoord zal hebben ontvangen, kan hij een be
slissing nemen over het al dan niet aanvaarden van het
lidmaatschap der commissie.
De Voorzitter antwoordt, dat in het College de opmerking
van den heer van Eck zal worden overwogen.
De heer Wilbrink herinnert er aan, dat bij de behandeling
van de begrooting de wenschelijkheid is uitgesproken, dat
de politieagenten, die nooit bevorderd zijn tot de 1ste klasse,
omdat zij het diploma met aanteekening niet konden halen,
alsnog in die hoogere klasse zouden worden geplaatst. Waar
in de vorige vergadering degenen in het politiecorps, die er
financieel het best aan toe waren, een positieverbetering
hebben gekregen, valt het te meer op, dat degenen, die
financieel in de slechtste positie verkeeren, dezelfden zouden
blijven. Spreker vraagt, of de menschen, die bij de politie in
dienst zijn gekomen, toen er nog geen sprake van was, dat
men in het bezit moest zijn van het diploma met aanteeke
ning om tot de 1ste klasse te worden bevorderd, nu altijd
daarvoor uitgesloten blijven, terwijl men eerst na hun indienst-
tredingjden eisch heeft gesteld, dat men het diploma met aantee
kening moest hebben om tot de 1ste klasse te worden bevorderd.
Bovendien is het geenszins bewezen, dat politieagenten zonder
diploma beslist van minder waarde zijn dan die met diploma.
De Voorzitter zegt aan den Commissaris van Politie te
hebben opgedragen een nader onderzoek in te stellen. De
Commissaris is er mede bezig geweest en spreker zal hem
vragen, of hij zijn rapport kan krijgen teneinde een beslissing
te kunnen nemen.
De heer Kooistra vestigt de aandacht op de zuinigheid
van de Lichtfabrieken ten aanzien van de straatverlichting,
üp sommige plaatsen is het zoo donker, dat de menschen,
die in die buurt wonen, elkander verzoeken 's avonds hun
ganglantaarn op te steken teneinde op die manier een beetje
licht in de straat te krijgen.
Bij interruptie verzoekt men spreker die plaatsen te noemen.
Hij noemt als plaatsen, waar het ontzettend donker is, de
3 Octoberstraat, de Heerengracht, de Langegracht en Tuin
stadwij k.
De Voorzitter zegt toe, dat deze zaak zal worden overwogen.
Spreker deelt tenslotte nog mede, dat de commissie ad hoe
voor de herziening van de salarissen der gemeente-ambtenaren
door hem als volgt is samengesteld: de heeren Mr. A. Tepe,
M.G. Verweij, M.H. de Reede, L). Parmentier en Mr. A. J. Romijn.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J J. GROEN ZOON.