MAANDAG 2 SEPTEMBER 1929.
dat Burgemeester en Wethouders altijd met half werk komen,
niet als ernstig te moeten beschouwen. Het College is thans
met dit voorstel in den Raad gekomen, omdat ten slotte na
langdurige onderhandelingen met het Rijk en anderen over
eenstemming is bereikt en het Rijk haast heeft om de zaak
af te wikkelen.
Spreker begrijpt niet, dat men den weg anders had kunnen
leggen, zooals de heer Manders beweert. De mogelijkheid
bestaat natuurlijk wel, maar dan zou men dwars door het
land moeten gaan, wat zoo onaesthetisch en onvoordeelig
mogelijk zou zijn. Bovendien bedraagt de breedte van perceel 982
slechts 4 M. Het is spreker dan ook een raadsel, hoe men
dien weg anders zou willen projecteeren.
De heer Manders doet opmerken, dat men zich niet geheel
aan de breedte van dat perceel behoeft te houden. De weg
kan er langs en een klein stuk kan onteigend worden tegen
een veel minderen prijs.
De heer Splinter heeft verder den heer Manders hooren
zeggen, dat, als de gemeente die 2 M. breede strook niet
genomen had, zij ook niets te maken had gehad met die
kabels, de afwatering enz. De gemeente had echter toch moe
ten zorgen voor een behoorlijke afwatering.
Tot zijn verwondering heeft spreker bemerkt, dat de heer
Wilbrink in hetzelfde schuitje vaart als de heer Mandeis.
Ook hij zeidevan die 2 M. grond moet de gemeente 1 M.
afstaan. Gelijk spreker reeds opmerkte, geeft de gemeente
slechts het recht in dien 1 M. grond kabels te leggen. Alleen
moet er voor afscheiding een heg worden geplaatst.
In tegenstelling met den heer Wilbrink vindt spreker dit
juist een heel mooie transactie voor de gemeente. Spreker
wil thans niet op de finesses van de zaak ingaan; dit zou
beter in een gesloten vergadering kunnen gebeuren. Spreker
zou dan beter kunnen mededeelen, waarom dit zoo'n voor-
deelige transactie is voor de gemeente.
De heer Manders vraagt en verkrijgt voor de derde maal
het woord en zegt, dat hij naar aanleiding van de laatste
raededeeling van den Wethouder gaarne nadere inlichtingen
zou ontvangen in besloten zitting.
De Voorzitter geeft in overweging de verdere behandeling
van dit voorstel aan te houden tot na een te houden ver
gadering met gesloten deuren.
Daartoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten.
IL. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor de
verbouwing van de Stads-Gehoorzaal en de verbetering van
de toiletten in dat gebouw.
(Zie Ing. St. No. 149.)
De heer Verweij kan zich met dit voorstel zeer goed ver
eenigen, maar wenscht bij deze gelegenheid de opmerking te
maken, dat de ervaring, welke in zijn kringen wordt opgedaan
met de Stads-Gehoorzaal, een zoodanige is, dat de vraag ge
wettigd is, of het College nog eens stappen zou willen doen
ter verbetering van de accoustiek in de Stads-Gehoorzaal.
Werd daaraan aandacht geschonken, dan zou er ongetwijfeld
veel meer gebruik worden gemaakt van dit gebouw. Om die
reden vestigt spreker er nogmaals de aandacht op.
DeVoORZiTTER zegt, dat, zooals althans de couranten vermelden,
de rokken van de dames zoo weinig meer meehelpen ter bevorde
ring van de accoustiek. De kwestie van de accoustiek, welke
reeds dikwijls onder de oogen is gezien, is een moeilijke. Van
tijd tot tijd wordt beproefd verbetering aan te brengen. Som
mige orkesten passen wel middelen toe, waarvan het eene
helpt, het andere niet. Wordt een denkbeeld aan de hand
gedaan, dat uitvoerbaar is, dan zullen Burgemeester en Wet
houders niet nalaten het in toepassing te brengen.
De heer Groeneveld vraagt wat er reeds geprobeerd is.
Spreker antwoordt, dat schermen en draden zijn aangebracht.
Als het Residentie-Orkest speelt, dan brengt men langs het
podium doeken aan.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
L. Verdeeling van den Raad in Sectiën.
Bij loting worden de Sectiën als volgt samengesteld
Eerste Sectie: de heeren Goslinga, Spendel, Schüller, Wilmer,
Heemskerk, van Stralen, Bergers, van Tol, Kuivenhoven, van
Es en Romijn.
Tweede Sectie: de heeren Tepe, Splinter, Huurman, Par-
mentier, Sijtsma, Eikerbout, Meijnen, Baart, van Rosmalen,
Verweij en van der Reijden.
Derde Sectie: de heeren Reimeringer, de Reede, Bcsman,
Groeneveld, van Eek, Wilbrink, Kooistra, Mevr. Braggaarde
Does, de heeren Manders, Valientgoed en Koole.
De heer van Eck vraagt, wanneer waarschijnlijk het sectie-
onderzoek zal plaats hebben en of Burgemeester en Wethou
ders kunnen toezeggen, dat tusschen het veischijrien van de
begrooting en het sectieonderzoek een wat ruime tijd zal
overblijven.
De Voorzitter antwoordt, dat men dit jaar wat tegemoet
komend zal moeten zijn in zijn verlangens en ook het College
zal moeten vergeven, indien het niet zoo vlug met de
begrooting kan zijn als anders. Door den brand is er zeer veel
verloren gegaan, waardoor er veel werk is. Er kan dan ook
nog geen datum genoemd worden, waarop de begrooting zal
worden ingediend. Wel kan spreker toezeggen, dat er zooveel
mogelijk tijd zal worden gelaten tusschen het sectieonderzoek
en de openbare behandeling.
De heer van Eck zegt te bedoelen de tijdsruimte tusschen
het verschijnen van de begrooting en het sectieonderzoek.
De Voorzitter zegt toe, dat daaraan zooveel mogelijk aan
dacht zal worden geschonken.
De Voorzitter doet thans de deuren sluiten. Na eenigen
tijd wordt de openbare vergadering hervat.
Aan de orde is thans voortzetting van de behandeling van
XLV1JI. Voorstel in zake den aan- en verkoop en ruiling
van grond nabij het nieuwe Academisch Ziekenhuis aan den
Rijnsburgerweg en den aanleg van een weg langs de zuidzijde
van de trambaan LeidenWassenaarden Haag, alsmede
tot vaststelling van den desbetreffenden begrootingsstaat.
(Zie Ing. St. No. 148).
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
De Voorzitter vraagt, of een der leden thans nog iets in
het belang van de gemeente in het midden te brengen heeft.
De heer Baart zegt het woord te hebben gevraagd naar
aanleiding van het feit, dat hij binnen eenigen tijd Leiden
zal verlaten en dientengevolge het lidmaatschap van den Raad
heeft moeten opgeven. Het is hem, waar hij eenige jaren in
den Raad zitting heeft gehad, altijd een voldoening geweest,
dat er ondanks de groote principiëele verschillen, welke
tusschen de Raadsleden onderling bestonden, tusschen zijn
medeleden en hem steeds een kameraadschappelijke verhou
ding heeft bestaan en zij elkanders overtuiging immer hebben
weten te eerbiedigen. Hij spreekt de hoop uit, dat het den
Leidschen Raad in de toekomst zal mogen gelukken besluiten
te nemen in het belang van de gemeente en dat het Leiden
in de komende jaren goed zal gaan.
{Teekenen van instemming.)
De Voorzitter zegt, dat het 't College en de Raadsleden
met spijt vervult, dat de heer Baart Leiden metterwoon gaat
verlaten en dientengevolge het lidmaatschap van den Raad
heeft moeten opgeven. Gedurende de zes jaren, dat de heer
Baart deel heelt uitgemaakt van den Raad, heeft men zijn
stem vaak gehoord, maar nooit om de zaken anders voor te
stellen dan zij waren. Men hoorde zijn stem altijd in een ge-
pasten vorm en ter verdediging van de zaken, zooals hij ze
zag en ze meende te moeten voordragen. Spreker geeft den
heer Baart de verzekering, dat bij het College en bij den
Raad de manier, waarop hij hier zijn beginselen verdedigde
en opkwam voor de menschen, wier belangen hij zich had
aangetrokken, groote instemming heeft gevonden. De heer
Baart was iemand, die steeds rondborstig en eerlijk voor zijn
meening uitkwam en nooit langs omwegen zijn doel trachtte
te bereiken. Zijn optreden heeft dan ook waardeering gevonden
en hij zal in den Raad zeker worden gemist. Spreker eindigt
met de hoop uit te spreken, dat de heer Baart in zijn toe
komstig werk groote voldoening zal vinden.
{Teekenen van instemming.)
De heer Elkerbout wenscht twee vragen te stellen. Ongeveer
driejaren geleden heeft de Vereeniging voor Fröbelonderwijs
een adres tot den Raad gericht en nu zou spreker gaarne
vernemen, of spoedig een antwoord daarop is te verwachten.
Zijn tweede vraag heeft betrekking op het volgende. Op de
Hoogewoerd is men bezig trottoirs aan te leggen en nu heeft
spreker bemerkt, dat vóór een huis het hek blijft staan.
Spreker hoopt, dat met den eigenaar van dat huis de zaak
zoo geregeld is of zal worden, dat ook op dat gedeelte het
hek zal worden verwijderd.