140
MAANDAG 5 AUGUSTUS 1929.
3°. Mededeeling van Mejuffrouw G. A. de Blaauw, dat zij de
benoeming tot onderwijzeres aan de Centrale School voor
het 7e en 8e leerjaar aanneemt.
4°. Beschikking van Ged. Staten van 29 Juli j.l., waarbij
vergunning wordt verleend voor het plaatsen en exploiteeren
van een hoogspanningslijn van Hillegom naar de Noordhol-
landsche grens.
5°. Afschrift van het Kon. Besluit van 24 Juli 1929, No. 21,
waarbij ongegrond is verklaard het beroep, ingesteld door
B. I). Eerdmans en P. A. Hibma, tegen het Raadsbesluit
van 17 October 1927, houdende de door het Bestuur van de
Vereeniging voor Chr. Onderwijs gevraagde medewerking tot
stichting van eene bijzondere school in het Morschkwartier.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
10. Verzoek van het Bestuur der vereeniging «Schoolkin-
dervoeding en -kleeding", om toekenning van een subsidie
voor 1930, groot 27475.
Zal worden behandeld bij de begrooting voor 1930.
2°. Verzoek van Mr. A. J. Romijn om eenige vragen te
mogen stellen met betrekking tot de heffing van belasting
over 1928, wegens het hebben van uitsteekijzers, uithang
borden of andere tot reclame dienende voorwerpen en balcons
en erkers boven gemeentegrond of -water.
3°. Verzoek van den heer Spendel om eenige vragen te
mogen stellen met betrekking tot den bouw van het nieuwe
Raadhuis.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be
sloten de gevraagde toestemming te verleenen en de inter
pellaties te doen houden na afloop van de gedrukte agenda.
4°. Begrooting, dienst 1930, van het Heilige Geest- of Arme-
Wees- en Kinderhuis.
Wordt gesteld in handen van de Commissie van Financiën.
5°. Amendementen van den heer Heemskerk op het voorstel
tot wijziging van de verordening, betreffende de wedden van
ambtenaren in dienst der gemeente Leiden.
Zullen worden behandeld bij punt 15.
6°. Schrijven van J. Bijleveld naar aanleiding van het praead-
vies op diens verzoek, in zake het weder als woning mogen
gebruiken van het onbewoonbaar verklaarde perceel Utrecht-
sclie Jaagpad No. 39.
Zal worden behandeld bij punt 11.
70. Verzoek van het Hoofdbestuur van den Algemeenen
Nederlandschen Politiebond om de pensioensbijdrage op de
bezoldiging van het politiepersoneel geheel voor rekening der
gemeente te nemen en de bezoldiging van dat personeel te
verhoogen.
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies.
8°. Amendement van den heer de Reede op het voorstel
tot wijziging van de Verordening op de Straatpolitie.
Zal worden behandeld bij punt 20.
9°. Verzoek van het Bestuur van het gesticht »de Voor-
zienigheid'- om beschikbaarstelling van gelden voor een be
perkte inwendige verbouwing van het schoolgebouw aan het
Levendaal en het uitbreiden van de meubileering van dat
gebouw.
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies.
De Voorzitter zegt, dat bij de behandeling van de begroo
ting voor 1928 het College toegezegd heeft om te doen
nagaan, of de salarissen en loonen der ambtenaren en werk
lieden in dienst der gemeente wijziging behoeven. Gevolg
gevende aan die toezegging stelt het College voor om in
verband met artikel 11 der algemeene salaris verordening,
Gemeenteblad 1926 No. 2, aan een Raadscommissie ad hoe,
bestaande uit 5 leden, op te dragen een onderzoek in te stellen
of, en zoo ja, in hoeverre termen aanwezig zijn tot herziening
van die verordening en van de daarbij behoorende salaris
schalen en van dat onderzoek aan den Raad rapport uit te
brengen. Kan de Raad verder goedvinden, dat aan spreker
de benoeming van de leden dier Commissie wordt overge
laten?
De heer Heemskerk begrijpt de bedoeling van dit voorstel
niet direct. Is het de bedoeling om verschillende Raadsleden
aan te wijzen, die een salarisherziening moeten ontwerpen en
om met die plannen onmiddellijk bij den Raad te komen?
Of is het de bedoeling, dat die commissie plannen zal ont
werpen, waarover dan door Burgemeester en Wethouders het
advies zal worden ingewonnen van het georganiseerd overleg,
waarna de Raad dan een besluit zal nemen? In het laatste
geval kan spreker zich wel met dit voorstel vereenigen, maar
het kan toch niet de bedoeling zijn om het georganiseerd
overleg geheel te passeeren
De Voorzitter zegt, dat dit geenszins de bedoeling is.
Artikel 11 der salarisverordening bepaalt, dat eenmaal in de 5
jaren door een te benoemen Raadscommissie overwogen wordt of
termen aanwezig zijn tot herziening van de verordening en
de bedoeling is, dat deze commissie plannen zal ontwerpen,
waarover het advies van het georganiseerd overleg zal worden
ingewonnen.
Daarna zullen aan den Raad voorstellen worden gedaan,
voor zoover dat noodig mocht blijken. Het is dus geenszins
de bedoeling het georganiseerd overleg uit te sluiten.
De heer Vallentgoed had dezelfde opmerkingen willen
maken als de heer Heemskerk. Spreker zou aanvankelijk
willen vasthouden aan de gedachte de zaak te brengen in de
Commissie voor georganiseerd overleg en geen Raadscommissie
te benoemen.
De Voorzitter wijst er op, dat de Raadscommissie volgens
de verordening moet worden benoemd. De zaak komt echter
ook in het georganiseerd overleg.
Indien de Raad de benoeming der commissie niet aan zich
wenscht te houden, zal spreker de leden aanwijzen.
De heer Schüller kan zich met het voorstel van den
Voorzitter niet vereenigen. Het georganiseerd overleg is het
instituut, waarin de salarisregeling kan worden besproken en
dat ten slotte met voorstellen kan komen.
Zal de commissie ad hoc, die men wenscht te benoemen,
eerst hebben te overwegen, of het wenschelijk is de salarissen
te veranderen?
Het voorstel wordt door den Voorzitter onverwachts in
deze vergadering gedaan en daardoor hebben de leden van
te voren het niet kunnen bespreken, maar spreker is persoonlijk
tegen den voorgestelden gang van zaken.
De heer van Stralen meent, dat het beter ware geweest,
indien het voorstel van den Voorzitter van te voren op de
agenda was geplaatst. Op het oogenblik overvalt de Voorzitter
eigenlijk den Raad. Sprekers fractie heeft zich althans niet
ten aanzien daarvan kunnen beraden.
De Voorzitter heeft uitgemaakt, dat een commissie ad hoe
moet worden benoemd, maar het is nog de vraag, of de
Raad dat in meerderheid verlangt. Sprekers fractie zou
althans die vraag eerst onder de oogen willen zien.
Spreker verzoekt den Voorzitter het voorstel thans terug
te nemen en het te plaatsen op de agenda voor de eerst
volgende vergadering.
De Voorzitter zegt, dat de heeren, die bezwaar tegen
zijn voorstel hebben, de zaak verkeerd inzien. De verordening
eischt, dat de Raad een commissie benoemt, die een onder
zoek naar de salarisregeling instelt.
De opmerking van den heer Schüller is niet geheel juist.
De commissie voor georganiseerd overleg heeft zelf geen
voorstellen te doen. Deze commissie heeft advies uit te brengen
over de voorstellen, die haar worden voorgelegd. In dit geval
zullen de voorstellen worden gedaan door de commissie ad
hoc, die volgens het imperatieve voorschrift van de verorde
ning eens in de vijf jaar moet worden benoemd.
De heer Kooistra zegt, dat de wijze, waarop de commissie
wordt benoemd, verschil kan uitmaken, waarom het niet
ondienstig zou zijn, dat het voorstel op de agenda werd ge
plaatst, zoodat de leden zich van te voren daarover een
oordeel zouden kunnen vormen.
De Voorzitter merkt op, dat de wijze van benoeming der
commissie in het reglement van orde is aangegeven. Ze ge
schiedt öf door den Raad of door den Burgemeester.
Het is nu de vraag, of de Raad de benoeming aan zich
wenscht te houden, of die wil overlaten aan den Burgemeester.