158 MAANDAG 5 AUGUSTUS 1929.
Artikel 52ter.
Onverminderd het bij de artikelen 51, 51 bis, 52 en 52bis
bepaalde is het verboden op den openbaren weg te venten,
tenzij met schriftelijke vergunning van Burgemeester en
Wethouders.
Het vorenstaande is niet van toepassing op het venten met
gedrukte stukken."
welk amendement wordt verworpen met 22 tegen 7 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Parmentier, Manders, Kuiven-
hoven, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Spendel,
Romijn, Bergers, van Rosmalen, van der Reijden, Groeneveld,
Huurman, Wilmer, Baart, Koole, Schüller, Vallentgoed, Kooi-
stra, van Stralen, Sijtsma, Heemskerk, van Tol en Reimeringer.
Vóór stemmen: de heeren Goslinga, de Reede, Wilbrink,
Meijnen, van Es, Tepe en Splinter.
Artikel I wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming en
artikel II zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen, waarna de geheele verordening met 28 stemmen
tegen 1 stem wordt vastgesteld.
Vóór stemmende heeren Parmentier, Manders, Kuivenhoven,
Goslinga, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Spendel,
Romijn, Bergers, van Rosmalen, van der Reijden, de Reede,
Wilbrink, Groeneveld, Wilmer, Baart, Koole, Schüller, Vallent
goed, Meijnen, van Es, Kooistra, van Stralen, Sijtsma, Heems
kerk, van Tol, Tepe, Reimeringer en Splinter.
Tegen stemt: de heer Huurman.
XXI. Interpellatie van den heer Sijtsma, in zake het aan
den concierge van de Gemeentelijke Hoogere Burgerschool
met 5-jarigen cursus verleend eervol ontslag, alsmede in zake
de huisvesting van den concierge van het Stedelijk Gymnasium
en diens gezin.
De heer Sijtsma stelt de volgende vragen
I. Uit welke overwegingen hebben Burgemeester en Wet
houders aan den gewezen Concierge van de H. B. S. met
5-jarigen cursus, B. G. van Vliet opgedragen naast het ge
wone werk van Concierge ook nog het werk van stoker te
verrichten, hoewel hij daarop niet was aangesteld, en waarom
hebben zij hem genoodzaakt ontslag te vragen, toen bleek,
dat hij om gezondheidsredenen niet in staat was zijn taak
als stoker naar behooren te vervullen?
II. Achten Burgemeester en Wethouders de ambtswoning
van den Concierge van het Stedelijk Gymnasium met het
oog op een behoorlijke huisvesting van het gezin voldoende?
Zoo niet, zijn zij dan bereid met bekwamen spoed daarin
verandering te brengen
De heer Tepe wil de eerste vraag nog eens voorlezen.
Zij luidt:
»Uit welke overwegingen hebben Burgemeester en Wet
houders aan den gewezen Concierge van de H. B. S. met
5-jarigen cursus, B. G. van Vliet opgedragen naast liet gewone
werk van Concierge ook nog het werk van stoker te ver
richten, hoewel hij daarop niet was aangesteld, en waarom
hebben zij hem genoodzaakt ontslag te vragen, toen bleek
dat hij om gezondheidsredenen niet in staat was zijn taak als
stoker naar behooren te vervullen."
Spreker heeft in zijn leven zelden een vraag hooren stellen,
die zoozeer wemelt van onjuistheden en zoozeer een aaneen
schakeling is van scheeve voorstellingen als deze vraag.
De heer Sijtsma vraagt, terwijl hij beter weet, althans
beter kon en beter moest weten, waarom Burgemeester en
Wethouders hebben opgedragen aan den heer van Vliet,
naast het gewone werk van concierge, ook het werk van
stoker te verrichten. De heer Sijtsma wist, kon en moest
althans weten, dat deze vraag onjuist was. Hij kon uit het
artikel, dat de heer Schalkwijk, Directeur van de H.B.S., aan
het Leidsch Dagblad heeft toegezonden, weten, dat niet alleen
volgens de algemeen gangbare meening in het College, zooals
die altijd is geweest, maar ook volgens de opvatting van den
Directeur van de H. B. S. tot het gewone werk van den
concierge wel degelijk ook het stoken behoort.
De heer Sijtsma kon en moest dat weten, en spreker onder
stelt, dat hij het ook wel geweten heeft, omdat aan alle ge
meentelijke instellingen, waar een concierge is aangesteld,
aan dezen ook het stoken is opgedragen.
De tweede vraag van den heer Sijtsma is van meer on-
schuldigen aard. Zij luidt:
Achten Burgemeester en Wethouders de ambtswoning
van den Concierge van het Stedelijk Gymnasium met het
oog op een behoorlijke huisvesting van het gezin vojdoende?
Zoo niet, zijn zij dan bereid met bekwamen spoed daarin
verandering te brengen?''
Op het eerste onderdeel van de vraag kan spreker ont
kennend en op het tweede bevestigend antwoorden. Ook
Burgemeester en Wethouders achten de tegenwoordige woning
niet voldoende en zijn bereid met bekwamen spoed daarin
verandering te brengen.
Teneinde den heer Sijtsma de illusie te ontnemen, als zou hij
degene zijn, die in een toestand, welke door Burgemeester
en Wethouders niet voldoende onder het oog was gezien,
verandering deed brengen, wil spreker er het volgende aan
toevoegen. Onmiddellijk nadat de concierge aan het nieuwe
College had te kennen gegeven, dat de woning, gezien de grootte
van zijn gezin, niet voldoende was, heelt spreker door een
persoonlijk bezoek geconstateerd, dat de man gelijk had. Als
gevolg daarvan heeft Gemeentewerken een plan ontworpen
om de woning te vergrooten, welk plan door den stadhuis-
biand is vernietigd. Na den brand is Gemeentewerken opnieuw
aan het werk getrokken voor het opmaken van een plan, maar
toen intusschen kwam vast te staan, dat het volgend jaar een
nieuwe klasse aan het gymnasium zou worden toegevoegd,
besloten Burgemeester en Wethouders voorluopig geen gevolg
te geven aan het plan tot uitbreiding van de claviger-woning,
maar om de tegenwoordige claviger-woning door het weg
breken van een tusschenmuur in te richten tot klasse-lokaal
en aan den claviger elders een woning te verschaffen, die
voor hem en zijn gezin voldoende ruimte biedt. Daarom alleen
kon de heer Sijtsma het al weten, maar bovendien is hem op
soortgelijke vragen in de vergadering van 2 April 1928 uit
drukkelijk door den heer Splinter medegedeeld, hoe de vork
ten aanzien van deze zaak in de steel zat. In 1916 n.l, is
aan van Vliet toegevoegd een tijdelijke hulp, omdat toen de
nieuwe H. B. S. in gebruik genomen is en het verzorgen van de
centrale verwarming toen voor den concierge nog nieuw en
ongewoon was, welke hulp jaarlijks 120.kostte. Dit is
evenwel uitgegroeid tot een toestand, dien Burgemeester
en Wethouders niet bedoeld hadden; langzamerhand is het
een volledige bediening geworden, die 650.per jaar
kostte. Onmiddellijk na zijn optreden heeft dit College gezegd,
dat dit nooit de bedoeling was geweest en dat ook tot de
werkzaamheden van den concierge ook het stoken van de
centrale verwarming behoorde. Hier was zeer ten nadeele van de
gemeentefinanciën een misbruik ingeslopen, maar het College
wilde daaraan een einde maken door het stoken wederom
aan den concierge op te dragen. De heer van Vliet meende
evenwel toen die werkzaamheden niet te kunnen verrichten.
Op 2 April 1928 zeide de heer Sijtsma, dat men, wanneer
men meende, dat het ambt van concierge en het stoken dei-
verwarming door één persoon kan worden waargenomen, den
concierge, indien hij tot het verzorgen der centrale verwar
ming niet in staat was, moest laten keuren, omdat hij anders
noodgedwongen zijn werk, waar hij met hart en ziel voor
voelt, zal moeten neerleggen. Burgemeester en Wethouders
hebben hem dit werk opgedragen, omdat het stoken der ver
warming tot zijn normale taak behoort; hij meende zijn werk
niet te kunnen verrichten, heeft keuring aangevraagd en is
afgekeurd dus juist zooals de heer Sijtsma zelf gewenscht
heeft. Wat wil de heer Sijtsma nu met zijn interpellatie?
Hij insinueert alleen er mede, dat Burgemeester en Wet
houders opzettelijk, om den concierge er uit te werken, hem
dit werk opgedragen hebben; in de eerste vraag wordt ten
minste gesproken van geforceerd eervol ontslag, waarin toch
ligt opgesloten, dat de vooropgezette bedoeling is geweest om hem
er uit te werken. De heer Sijtsma weet, dat dat onjuist is,
want dit zijn werkzaamheden, die tot zijn normale taak be
hooren, die aan alle gemeentelijke instellingen door den con
cierge gedaan worden. Waar zou het heen moeten, wanneer
aan alle ambtenaren, die niet meer geschikt zijn voor hun taak
of voor een onderdeel daarvan, een extra werkkracht werd
toegevoegd, teneinde hen in de gelegenheid te stellen hun
functie te blijven vervullen? Wat is logischer en normaler
dan dat een ambtenaar, die zijn functie niet meer kan
vervullen, keuring vraagt? Als hij goedgekeurd wordt, kan hij
zijn werk blijven doen en anders wordteen nieuwe functio
naris aangesteld. Spreker begrijpt niet, hoe hier gesproken
kan worden van een geforceerd ontslag.
Nu wil spreker toch nog even, al is hij er niet happig op
iemand onaangenaam te zijn, en zeker niet den heer Sijtsma,
het oudste Raadslid, er op wijzen, dat het toch werkelijk
eenigszins de perken te buiten gaat om zelf de geheele
situatie te enscèneeren met de kennelijke bedoeling om zich
hier als advocaat voor de vermoorde onschuld op te werpen.
In de eerste plaats heeft hij door middel van het Leidsch
Dagblad een onjuisten indruk gewekt omtrent deze zaak en
woorden in den mond van den Directeur gelegd, toen deze
afscheid heeft genomen van den heer van Vliet, welke vol
strekt niet waren zooals de Directeur ze heeft bedoeld. De
Directeur heeft daarop een artikel gezonden aan het Leidsch
Dagblad teneinde zijn meening tegenover die van dat dag
blad te plaatsen. Dat artikel is slechts ten deele opge
nomen.