MAANDAG 5 AUGUSTUS 1929. 157
De heer Parmentier vraagt, of dat alleen is ten behoeve
van de bewoners van het gedeelte Haarlemmerstraat tusschen
de Donkersteeg en de Janvossensteeg.
De Voorzitter voegt spreker toe, dat de winkeliers elders
eveneens bezwaar hebben tegen de venterij.
Spreker gevoelt wel iets voor die bezwaren, maar aan den
anderen kant heeft hij er ernstig bezwaar tegen om menschen,
die wel niet op zware lasten zitten, maar uit kringen komen,
die het niet breed hebben, en die in de Haarlemmerstraat
loopen te venten teneinde een boterham te verdienen, het
leven te bemoeilijken. Hij acht het een bezwaar, dat alle
venters een vergunning moeten hebben, alleen terwille van
de bewoners van een gedeelte van de Haarlemmerstraat.
De heer Romijn herinnert aan de woorden van den Voor
zitter, dat, als een venter niet aan de bevelen van de politie
voldoet, zijn vergunning wordt ingetrokken. Daarbij blijft
het niet. Als een vergunning, waarmede zulk een venter zijn
brood verdient, wordt ingetrokken, legt deze zich daarbij
niet neer. Men krijgt dus een beroepsinstantie en dan duurt
het niet lang, of er is in den Raad een commissie om den
Burgemeester te adviseeren over de straffen, op te leggen
aan venters in verband met overtreding der vergunnings
voorwaarden.
De Voorzitter lacht er om. Hij vindt het volgens spreker
wel gemakkelijk de bevoegdheid in eigen hand te hebben,
om lastige menschen tot de orde te roepen, maar daarmede
bereikt hij niet wat hij bereiken wil. Er zullen ongetwijfeld
conflicten ontstaan, die veel meer soesa en last met zich
brengen dan de maatregel, vereischt ter verkrijging van een
betere regeling van het verkeer in de Haarlemmerstraat.
Spreker geeft den Raad in overweging het advies van de
meerderheid der Commissie voor de Strafverordeningen te
volgen. Hij verwijst naar artikel 52 der verordening, dat
aan de venters de verplichting oplegt zich te onderwerpen
aan de bevelen van de dienaren der politie. Hij heeft nog
nooit van iemand gehoord of krachtens dat artikel een proces
verbaal is opgemaakt. Vroeger was de maximum boete, tegen
overtreding bedreigd, 5.maar als het voorstel der Com
missie wordt aangenomen, wordt dat maximum bedrag ƒ25.
Het is op die manier wel eens te probeeren en dan af te
wachten hoe het loopt. Blijkt de redactie niet goed, zoodat
de politie te weinig bevoegdheid krijgt, dan is daarin wel
te voorzien door een wijziging van het artikel.
Met veel minder drukte is in de Haarlemmerstraat zoo
een goeden toestand in het leven te roepen.
De heer van Rosmalen vraagt, of het nu bepaald noodig
is, dat die vergunningen dan gegeven worden aan menschen,
die de geheele week venten. Het gaat toch hoofdzakelijk over
degenen, die Zaterdagmiddag en -avond venten. J. 1. Zaterdag
stonden er 6 venters met bloemen en 1 met bananen, die
een mand onder zijn wagen had voor de schillen; er zaten
er 4 in en er lagen er wel 400 op straat. Het is moeilijk
dit naar ieders goedvinden te regelen. Spreker zal er vóór
stemmen, wanneer vergunningen gevraagd worden voor
degenen, die daar venten, omdat het daar last veroorzaakt,
maar anders kan hij er niet vóór stemmen.
De heer Groeneveld zegt, dat men volgens den Voor
zitter er met de strafverordening niet komt. Men kan wel
een hooge boete bepalen, maar de rechter veroordeelt daarom
nog niet tot een hooge boete; het vergunningsstelsel zou veel
gemakkelijker zijn, omdat dan de vergunning kan worden
ingetrokken; dan wordt de beoordeeling aan den rechter
onttrokken. Die weg is heelemaal gevaarlijk, want dat eindigt
in reine willekeur. Wanneer b. v. een koopman wat brutaal
is tegen een agent, is het mogelijk, dat deze opzettelijk een
slecht rapport uitbrengt, zoodat de vergunning wordt inge
trokken. Omdat hij brutaal is geweest, verliest hij dan zijn
broodwinning. Dien weg wil spreker niet op, want dan moet
het Burgerlijk Armbestuur hem geheel of gedeeltelijk onder
houden, hetgeen ook verkeerd is. Het is dus beter, dat de
rechter het te beoordeelen krijgt; er zijn zeer zeker bezwaren
aan verbonden, maar men komt er anders niet uit.
De heer Koole zegt, dat, wanneer Burgemeester en Wet
houders vergunning zullen geven, daarin natuurlijk opge
sloten ligt, dat zij met het oog op het adres van die winke
liers zullen bepalen, dat de kooplieden mogen loopen van
de Donkersteeg naar de Pelikaanstraat en terug, met strengere
bepalingen op dit traject, anders heeft zoo'n vergunning geen
zin. Maar men kan op het oogenblik toch ook wel bepalen,
dat bij stilstaand aantreffen, zonder dat verkocht wordt, men
een boete kan opleggen tot 25.— daarvoor is toch geen
vergunning noodig. Wanneer men voldoet aan den wensch
van de adressanten en men verwijst die kooplieden naar een
ander deel van de Haarlemmerstraat, waar het ook eenigs-
zins last zou kunnen veroorzaken, komen de winkeliers daar
natuurlijk weer met adressen. Men moet dien menschen dus
geen vergunning gaan geven.
De heer Manders acht het amendement van den heer
de Reede onjuist, daar het veel omslag geeft voor degenen,
die er onmiddellijk bij zijn betrokken; bovendien is een groot
nadeel, dat die vergunning kan worden ingetrokken, waardoor
iemand van zijn broodwinning beroofd kan worden. Het
lijkt spreker dan beter een hoogere boete te bepalen, want
daar kan iemand overheen komen, die kan hij betalen, maar
als iemand in zijn broodwinning wordt getroffen, als de ver
gunning wordt ingetrokken, zit hij er een heele poos aan
vast. Echter bereikt men door het intrekken van de ver
gunning niet eens, wat men bereiken wil, want als de man
dan toch gaat venten, komt hij in aanraking met den straf
rechter en krijgt hij een gulden boete. Hij gaat dan natuurlijk
weer venten, maar dan zonder vergunning en men komt
dan in juist hetzelfde geval te verkeeren, als op het oogenblik.
De Voorzitter zegt, dat den man dan het venten kan
belet worden.
De heer Wilbrink zegt, dat de leden van de Commissie
voor het Marktwezen, waarin deze zaak ook is besproken,
niet overtuigd waren, dat het adres van de winkeliers zoo
overdreven was. Zij vonden het rapport van den Commissaris
van Politie sterker overdreven.
Waar spreker het een bezwaar acht, dat alle venters een
vergunning zouden moeten vragen, en het hem ook niet goed
lijkt om voor drukke verkeerspunten vergunningen tot venten
te verleenen, wil hij de oplossing in deze richting zoeken,
dat bepaalde gedeelten van de stad worden aangewezen, waar
niet gevent mag worden. Het gedeelte van de Haarlemmer
straat, waarover het hier gaat, ligt zoo dicht bij de markt,
dat spreker zich afvraagt, of het wel noodig is op dat drukke
punt gelegenheid te geven tot venten. Een ieder, die op
Zaterdagavond eens een kykje gaat nemen in de Haarlem
merstraat, zal moeten toegeven, dat het ook met het oog
op het drukke verkeer niet gewenscht is, daar het venten
op dien avond toe te laten.
Kiest men de door spreker aanbevolen oplossing, dan wordt
ook het bezwaar vermeden, dat men iedereen den last moet
bezorgen om een vergunning te vragen.
De Voorzitter vraagt, of de heer Wilbrink de consequentie
durft aanvaarden om menschen, die op eerlijke wijze hun
brood willen verdienen, daartoe niet in de gelegenheid te
stellen.
De heer Spendel wijst er op, dat het zwaartepunt wordt
gelegd op het bijeenkomen van vele kooplieden op een bepaalde
plaats, wat belemmerend voor het verkeer is, en daarom
vraagt spreker, ot het niet mogelijk is die menschen over
verschillende plaatsen te distribueeren. Men zou een gedeelte
naar de markt kunnen verwijzen, want dat is toch de eigenlijke
verkoopplaats. Het gaat om 4 bloemenkooplieden, 3 bananen-
kooplieden en één koopman met kaarten, dus om 8 menschen.
Moet nu om die 8 menschen iedereen, die venten wil, een
vergunning aanvragen, vraagt spreker. Laat men nu geen
nieuwe verordening gaan scheppen, want de Raad wordt er
tenslotte beu van om elke vergadering alle mogelijke ver
ordeningen en aanvullingen vast te stellen.
De heer Baart zegt, dat het idee van den heer Wilbrink
om die menschen van een druk punt naar een stil punt te
verplaatsen nog erger voor hen is dan het voorstel van den
heer de Reede. Deze wil aan de politie overlaten wie een
vergunning om te venten krijgt, maar de heer Wilbrink wil
hen van de Donkersteeg weghalen. Maar men kan hen toch
niet verplaatsen naar de Papengracht of naar het nieuwe
kaasmarktterrein, waar men niemand ziet. Het standpunt
van de minderheid van de Commissie voor de Strafverorde
ningen, dat die menschen allemaal vergunning zouden moeten
aanvragen, beteekent voor verschillenden het afnemen van
hun broodwinning; het staat nu eenmaal vast, dat bij een
dergelijken maatregel altijd strafbepalingen moeten worden
uitgevoerd, hetgeen er toe zou kunnen leiden, dat dien men
schen hun broodwinning werd ontnomen, waardoor zij zou
den moeten worden verwezen naar instellingen, waar spreker
hen liever niet heeft; ten slotte draait het er toch op uit,
dat men hun weer een vrijbrief moet geven om te venten.
De algemeene beschouwingen worden gesloten.
Beraadslaging over artikel I, waarop door den heer de Reede
is ingediend een amendement, luidende;
»Het aanhalingsteeken aan het slot van artikel I der wijzi
gingsverordening vervalt. Aan artikel I wordt toegevoegd