MAANDAG 5 AUGUSTUS 1929.
153
kan dus niet, zooals in andere groote steden, een abonnement
op de tram nemen. Hetgeen de heer van Es heeft aange
voerd vóór deze verordening vindt spreker juist het zwakke
punt. Wanneer krijgt men gelegenheid van het Rapenburg
Oostzijde naar de Westzijde te komen langs het drukke ver
keerspunt bij de de Gijselaarsbank De verkeersagent let een
voudig niet op dat verkeer, omdat er zooveel andere ver-
keersstroomingen zijn en als men niet de brutaliteit heeft
om er heen te stappen, kan men daar niet passeeren. Wan
neer hij evenwel het teeken geeft om door te rijden, dan
loopt men klem, zoowel wanneer het verkeer Noordeinde
Breestraat door mag rijden als wanneer dat van Kort-Rapen-
burg naar de Breestraat door mag. Om van het gemeente
huis naar de Westzijde van het Rapenburg te komen moet
men den verkeersagent passeeren en nu zal men moeten
toegeven, dat die nog niet zoo ervaren zijn in het bedrijf,
dat zij het verkeer volkomen in handen hebben.
Verder wil spreker over de verkeersregeling in het alge
meen een opmerking maken. Iemand, die van de richting
Beestenmarkt komt en naar het Noordeinde moet, heeft geen
kans naar het Noordeinde te passeeren, al staat er niemand
anders, voordat de verkeersagent het sein geeft, dat men
in de richting Breestraat kan passeeren. Waar de Westzijde
van het Rapenburg altijd vrij blijft, als het verkeer naar die
zijde stop staat, kon men even goed het verkeer naar het
Noordeinde vanuit het Rapenburg laten doorloopen, maar als
men ook dat verkeer stop zet, terwijl het niet noodig is, en
tevens het verkeer daartusschen stil staat, kan spreker be
grijpen, dat men een opstopping krijgt. In andere plaatsen,
b. v. Amsterdam, heeft spreker gezien, dat men in zulk een
geval de richting, welke vrij is, uit mag.
Men is te Leiden op die dingen niet afdoende ingesteld en
daarom moet men de verkeersregelingen niet nog moeilijker
maken.
Wat het verkeer op het Rapenburg betreft, de heer Groe-
neveld heelt duidelijk de wenschelijkheid aangetoond om den
toestand onveranderd te laten. Ook spreker kan niet inzien,
dat er gevaar te vreezen zou zijn, als fietsrijders aan weers
kanten van het Rapenburg elkander passeerden. Er kunnen
natuurlijk ongelukken gebeuren, maar, als men van dat stand
punt uitgaat, kan men wel in de geheele stad het éénrich
ting-verkeer invoeren, want op andere plaatsen is het gevaar
voor ongelukken veel grooter dan op het Rapenburg Spreker
noemt de Hoogewoerd, waar het verkeer 5 of 6 keer zoo
druk is, welke smaller is dan het Rapenburg en waar men
het tweerichtingen-verkeer heeft. Hoort men daar, vraagt
spreker, van ongelukken van wielrijders?
De Voorzitter doet opmerken, dat de heer Wassenaar, die
tijdens de vorige Raadsvergadering achter Burgemeester en
Wethouders heeft gezeten, op een avond op de Hoogewoerd
twee keer door een automobiel, welke hem achterop reed, is
aangereden.
De heer Wiilbrink noemt het voorbeeld, dat de Voorzitter
geeft, geen goed voorbeeld. Iemand, die twee keer per avond
door een auto wordt aangereden, overkomt datzelfde, ook al
wordt in zulk een straat het éénrichtingverkeer ingevoerd.
Bovendien maakte hier niet de wielrijder, maar de best uurder
van de auto het verkeer gevaarlijk.
Spreker houdt vol, dat, als men den voorgestelden maatregel
voor beide kanten van het Rapenburg treft, het beter is hem
voor de geheele stad in te voeren. Men is er dan ineens af.
Het is voor het publiek niet aangenaam, als er telkens weer
een straat bijkomt, waar men slechts in één richting mag
rijden, en voor de Raadsleden is het zeker niet prettig om
een proces-verbaal te krijgen wegens het rijden in een steeg,
welke voor het rijwielverkeer is afgesloten. Spreker zou het
verschrikkelijk vinden, als het hem overkwam. Spreker hoopt,
dat de Raad in deze de Commissie voor de Strafverordeningen
niet zal volgen, maar het voorstel met sprekende meerderheid
zal afstemmen.
De heer Bergers sluit zich grootendeels aan bij de vorige
sprekers, behalve dat spreker meent, dat het Rapenburg wel
druk is, in tegenstelling met den heer Groeneveldvele zaken-
menschen gaan er per rijwiel heen naar hunne kantoren;
het zou verschrikkelijk tijdroovend zijn, wanneer zij moesten
omrijden. Hoe meer verordeningen, hoe meer overtredingen;
men staat tegenwoordig erg vlug op de bonen hoe minder
overtredingen, hoe minder het verkeer gestremd wordt, het
geen tegenwoordig veel te veel voorkomt.
De Voorzitter heeft alleen den heer van Es meegekregen en is
hem daar zeer dankbaar voor; spreker hoopt, dat de leden, die ge
zwegen hebben, medestanders zijn. De zaak is door de politie aan
gebracht bij de Commissie voor de Strafverordeningen, die, wan
neer het de regeling van het verkeer betreft, gewoonlijk wacht tot
dat de politie voorstellen doet; de politie heeft één-richtingverkeer
op het Rapenburg voorgesteld voornamelijk om het verkeer nabij
het uitermate moeilijke verkeerspunt bij bet Noordeinde een
beetje gemakkelijker en vlotter te doen verloopen. Op het Rapen
burg zijn bovendien nog andere punten, die moeilijkheden geven
en daarom meende de commissie, dat men daaraan moest
tegemoetkomen; omdat men zoo min mogelijk wilde gaan in
de richting van verboden, is voorgesteld handkarren en kinder
wagens er buiten te laten, hoewel de politie die er ook in
wilde betrekken, maar spreker hoopt, dat de eigenaars van
handkarren door een verzoek er toe te krijgen zijn op het
Rapenburg éénrichtingverkeer te volgen. De gevaren op het
Rapenburg zijn niet denkbeeldig; de meeste sprekers zijn uit
gegaan van het denkbeeld, dat het er niet druk is; op sommige
oogenblikken is het niet druk, maar op andere wel en komen
er groote opstoppingen. De hoofdzaak is echter de moeilijkheid
bij het kruispunt Noordeinde Rapenburg, die men krijgt,
wanneer b.v. de wielrijders van Rapenburg Westzijde, die
naar het Noordeinde moeten, zich naast elkaar achter de
stoplijn opstellen, totdat het verkeer vrijgegeven wordt; wanneer
nu auto's uit het Noordeinde naar het Rapenburg Westzijde
moeten, wordt hun de doorgang belemmerd door die fietsen,
handwagens enz., zoodat in het Noordeinde weer een groote
opstopping ontstaat. Het is daar een van de moeilijkste ver
keerspunten; wanneer er steeds voldoend verkeer was, zou
men begrijpen, dat het niet anders kon, maar veelal is het
verkeer niet zoo intens, dat het voldoende tot het publiek
spreekt. Daarom is voorgesteld éénrichtingverkeer op het
Rapenburg, omdat daarmede de politie voor een zeer groot
deel geholpen is.
Er is nagegaan, welke bezwaren er aan verbonden waren.
Er zijn wel bezwaren te noemen de heer Groeneveld heeft
er genoemd maar die zijn gemakkelijk op te heffen. Op
een rijwiel kan men gemakkelijk een kleinen omweg maken.
Voor een wielrijder is het een kleinigheid om den omweg
Breestraat-Papengracht-Langebrug te maken. Dat bezwaar
mag niet zoo zwaar wegen, dat men daarom de politie niet
zou moeten tegemoetkomen. Als men bij elkaar zit, kan men
allerlei mogelijkheden opnoemen, maar men dient in deze de
leiding van de politie een weinig te volgen, te meer waar
deze den laatsten tijd heeft getoond het verkeer goed te
kunnen beheeren en behandelen. Er valt in deze een grooten
vooruitgang te constateeren, gezien b.v. het feit, dat het
publiek er aardig aan begint te gewennen om in de Breestraat
rechts te houden. Ook gaat het publiek langzamerhand inzien,
dat de regeling van het verkeer met stoplijnen noodig is.
Waar de inspecteur van het verkeerswezen den voorge
stelden maatregel noodig acht, moet men eenig vertrouwen
in hem stellen en niet naar aanleiding van enkele gevallen,
welke men zich kan denken, zeggen, dat die maatregel niet
is toe te passen. Er zijn inderdaad moeilijkheden. De
grootste is, dat men, als men van »Maison Bruyns" naar de
Westzijde van het Rapenburg wil, om den verkeersagent
heen moet, maar men kan alle moeilijkheid voorkomen door
even van zijn rijwiel af te stappen, want dan is men voet
ganger.
Spreker geeft den heer Spendel toe, dat het verkeer op
het Rapenburg niet zoo erg druk is, maar het geeft wel aan
leiding tot groote moeilijkheden. Er zijn plaatsen, waar het
Rapenburg slechts 4 M. breed is. Wanneer bij het huis van
Dr. Rassers een auto staat, een andere auto er langs rijdt
en deze een wielrijder tegenkomt, dan weet die wielrijder
niet waar hij blijven moet; hij zal of moeten afstappen of
tusscheri de boomen en het water door moeten rijden. Indien
het verkeer daar niet eenigszins wordt ontlast, zullen de
wielrijders groote moeilijkheden ondervinden.
Nu zeide de heer Spendel gezien te hebben, dat proces
verbaal werd opgemaakt tegen iemand, die de stoplijn over
schreed. Dit is één geval, dat de heer Spendel uitmeet. Spreker
gelooft echter, dat hij zich vergist, immers thans eerst wordt
voorgesteld het niet stoppen vóór stoplijnen strafbaar te
stellentot dusverre was het niet strafbaar. In het door den
heer Spendel bedoelde geval moet het proces-verbaal dus op
gemaakt zijn om een andere reden. Het kan zijn, dat de
agent daarbij het verkeer stopgezet heeft; dan heeft hij dat
niet goed geregeld, maar dan mag men niet zeggen, dat
spreker bet verkeer zooveel mogelijk wil bemoeilijken. Waarom
zou spreker dat willen? Men moet trachten het verkeer zooveel
mogelijk in goede banen te leiden. Spreker geeft toe, dat het
een groote moeilijkheid is, dat men op de Oostzijde van het
Rapenburg moet wachten op het inrijden van het Noordeinde,
wanneer het verkeer uit het Noordeinde naar Breestraat is
vrijgegeven, maar dat is niet anders mogelijk. Nu zal men
zeggenwaarom laat men het verkeer zich niet opstellen in
2 files, waarvan een het Noordeinde in moet en de ander
naar de Breestraat moet, zoodat het verkeer naar het Noord
einde vast kan doorgaan. Dat kan echter niet; men zou
allerlei ongelukken krijgen, want men kan op dat punt
het verkeer niet tweeledig opstellenspreker heeft er ook
een artikel in de courant over gelezen, maar de tram rijdt