152
MAANDAG 5 AUGUSTUS 1929.
Zij hebben in hun voorstel de juiste manier aangegeven om
aan de meest noodige behoeften tegemoet te komen.
Wordtzonderhoofdeüjkestemmingovereenkomstigdeconelusie
sub a van het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
b. Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
Het eenig artikel en daarmede de geheele verordening wordt
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld.
XVIII. Verordening tot wijziging van de verordening van
1 Februari 1921 (Gem.blad No. 2) op de Keuring van Waren.
(Zie Ing. St. No. 114.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
Het eenig artikel en daarmede de geheele verordening wordt
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld.
De Voorzitter schorst alsnu de vergadering tot des avonds
te uur.
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering
des avonds, te 8J uur.
Afwezig zijn ook thans de heeren Bosman, van Eek, Verweij
en Eikerbout.
Aan de orde is alsnu:
XIX. Verordening, houdende wijziging van de verordening
van 23 Mei 1912 (Gem.blad No. 18) op het Rijden.
(Zie Ing. St. No. 115.)
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer Groeneveld zegt, dat, wanneer één verordening
herhaaldelijk gewijzigd wordt, het wel die op het Rijden is.
De politie zit blijkbaar voortdurend daarover te studeeren en
speciaal het Rapenburg is voor baar een nachtmerrie. Eenigen
tijd geleden is voor het Rapenburg éénrichtingverkeer voor
auto's en rijtuigen voorgeschreven en het merkwaardige is,
dat dit alleen geldt voor het gedeelte vanaf de de Gijselaarsbank
tot de Nonnenbrug en niet voor het andere gedeelte, terwijl
dat laatste deel juist veel smaller is dan het eerste. Spreker
heeft dat nooit bewonderd, maar nu wil men ook voor rijwielen
op het Rapenburg éénrichtingverkeer invoeren. De heer Sijtsma
vindt dat best, maar die rijdt niet meer fiets. Spreker ziet
de noodzakelijkheid daarvan niet in; het middel is erger dan
de kwaal. Misschien zal men te zijner tijd op verschillende
grachten wel het éénrichtingverkeer voor rijwielen moeten
invoeren, maar, wanneer het gebeurt, dan stelt spreker zich
voor, dat het Rapenburg in de laatste plaats in aanmerking
komt, omdat dit vrijwel de stilste gracht is, welke men in
Leiden kan vinden. Op de Oude Vest, Nieuwe Rijn, Oude
Rijn, I jevendaal, de Mare en zelfs op de Middelstegracht en
Uiterstegracht is het verkeer veel drukker dan op het Rapen
burg, dat niet in een interlokalen verkeersweg ligt en het
centrum van de stad slechts met één stadswijk verbindt, n.l.
de Vreewijkstraten, het einde van de stad.
Spreker begrijpt niet, hoe de politie er toe komt voor het
Rapenburg het éénrichting-verkeer te willen invoeren, te meer
waar de kaden daar veel breeder zijn dan op andere grachten.
Doet men het daar, dan moet men het overal in de stad doen.
Het middel acht spreker erger dan de kwaal en het beoogde
doel wordt toch niet bereikt, terwijl men't het publiek buiten
gewoon lastig maakt. Wil spreker van zijn woonhuis aan den
Morschweg per rijwiel naar het gemeentehuis gaan, dan zal
hij, bij aanneming van dit voorstel, de volgende route moeten
nemen: Kort Rapenburg, Rapenburg Westzijde, Doelenbrug,
Rapenburg Oostzijde terug tot aan het gemeentehuis op den
hoek van de Langebrug. Dit beteekent, dat spreker een afstand
moet afleggen, die 5 maal zoo groot is als noodig isdaar
door wordt het verkeer niet beperkt, maar uitgebreid. Natuur
lijk zal de Commissie voor de Strafverordeningen spreker niet
zoo dwaas krijgen om dat fietstochtje te gaan maken, want
er is nog een andere weg, ook een idiote omweg, n.l. over Bree-
straat. Papestraat en Langebrug; dan moet men evenwel van
de de Gijselaarsbank de Breestraat in, die juist van het verkeer
ontlast moet worden, in plaats dat men het verkeer er heen
zendt. Het is dus geen verbetering, maar een verslechtering,
doordat men het verkeer op dat smalste einde van de Bree
straat drukker maakt, terwijl op het Rapenburg geen ver
keer is. Iemand, die per rijwiel van de Kaiserstraat naar
het Kantongerecht wil, moet dan gaan Rapenburg Westzijde,
Nonnenbrug, Rapenburg Oostzijde, en moet dan op het drukke
verkeerspunt bij de de Gijselaarsbank een U-bocht maken om
den verkeersagent heen om weer op het Rapenburg West
zijde te komen; gezien den toestand daar zal dat in den regel
mislukken. Wanneer men hem nu rechtuit van de Kaiser
straat naar het Kantongerecht liet gaan, zou dat gaan langs
stille wegen; waarom dwingt men hem dan over dat drukke
verkeerspunt te gaan? Is er behoefte aan meer verkeer bij
de de Gijselaarsbank? Men laat het verkeer een veel grooteren
afstand afleggen dan noodig is en breidt het zoodoende uit
in plaats van het te beperken, waardoor men velen menschen
last veroorzaakt. Spreker verklaart zich tegen dit voorstel.
De heer Spendel sluit zich grootendeels bij het betoog van
den heer Groeneveld aan; het lijkt spreker vreemd, dat men
voor het Rapenburg het rijwielverkeer, terwijl toch inderdaad
het auto- en rijwielverkeer niet zoo sterk is, zoodat men goed
kan passeeren, wil regelen. Deze verordening zou het verkeer
belemmeren in plaats van verbeteren. Nu bepaalt artikel
30bis der verordening, dat men, wanneer de dienstdoende
agent een stopsein geeft, moet blijven staan en de stoplijn
niet mag overschrijden; sprekers aandacht is gevallen op het
feit, dat, wanneer proces-verbaal werd opgemaakt voor niet
spoedig stoppen of wegens niet stoppen vóór de stoplijn, het
geheele verkeer daarvoor moest blijven stilstaan. Dat is toch
geen manier van doen; wanneer iemand een beetje de zaak
traineert en b.v. zijn naam langzaam opgeeft, staat het ver
keer daar stil; dat is toch uit den tijd!
Spreker is meermalen gebleken, dat de overtreding van de
voorschriften niet altijd de schuld is van den wielrijder of
den bestuurder van de auto, want als het stopsein te laat
wordt gegeven, is men vaak al over de stoplijn heen en wordt
men teruggedrongen. Men moet een verordening niet te veel
uitbuiten. Spreker heeft allen eerbied voor de dienaren van
politie, maar er bestaat bij de burgerij tegenover die men
schen altijd een soort wantrouwen, omdat bij haar de gedachte
leeft, dat de politie een beetje te veel geforceerd wordt om
processen-verbaal op te maken. Het is ongemotiveerd om voor
een bekeuring 30 of 40 menschen te laten wachten, totdat
alles in het boekje staat, en spreker zou daarin willen voor
zien door aan de politie een instructie te geven, welke dat
voorkomt.
De heer van Es zegt, dat er in hetgeen de heer Groene
veld heeft betoogd ongetwijfeld veel waars zit, en spreker
is het met hem eens, dat op het Rapenburg het verkeer niet
zoo buitengewoon druk is, dat een maatregel als hier wordt
voorgesteld geboden zou zijn, maar, zooals in stuk no. 115
wordt gezegd, is de voorgestelde regeling noodig geworden
met het oog op het verkeerspunt Kort RapenburgNoord
einde—Breestraat—Rapenburg. Houdt spreker zijn aandacht
meer gevestigd op dat punt, dan kan hij niet anders dan
toejuichen, dat de voorgestelde maatregel zal worden genomen,
want ter plaatse is het verkeer, ook al staan er een of meer
verkeersagenten, moeilijk te regelen en neemt het verkeer
ook meer en meer toe.
Nu mag het waar zijn, dat de wielrijders voortaan in
bepaalde gevallen een eindje moeten omrijden, maar dan
hebben zij daartegenover een groot tegenwicht in het feit, dat
zij veel meer kans hebben veilig over genoemd kruispunt
heen te komen.
De heer Groeneveld vreest, dat het verkeer in de Breestraat
te druk zal worden, maar het zit niet, naar spreker meent,
in de drukte, doch wel in het slecht geregeld zijn van het
verkeer. Het is gewenscht op genoemd kruispunt het verkeer in
goede banen te leiden en nu is het volkomen waar, dat,
als bij het begaan van een overtreding door een chauffeur
proces-verbaal moet worden opgemaakt, het verkeer even
moet worden stop gezet, maar dat vindt alleen zijn oorzaak in
het feit, dat de Leidsche straten niet breed genoeg zijn.
Waren de straten hier breeder, dan kon het verkeer in de
tweede linie desnoods doorgaan, dan kon de meestal aan
wezige politieagent proces-verbaal opmaken, terwijl de ver
keersagent het verkeer verder regelde. Daarvoor zijn de straten
echter te nauw en de chauffeurs moeten dus wel degelijk
zooveel mogelijk letten op de signalen, die gegeven worden;
wordt daarmede de hand gelicbt, dan zouden er spoedig
klachten over ongelukken komen en zou de politie van
nalatigheid beschuldigd worden. Daarom zal spreker vóór dit
voorstel stemmen.
De heer Wilbrink heeft zelden den heer Groeneveld hier
zoo naar zijn hart hooien spreken als nu; spreker heeft reeds
meermalen betoogd, dat het dagelijksch bestuur van Leiden
buitengewoon bevreesd is voor die gewichtige vehikels, die
men fietsen pleegt te noemen; hoevele wegen zijn niet afge
sloten voor wielrijders! Daarin wordt Leiden door geen
andere gemeente geëvenaard en het valt spreker van het
College tegen, dat ook nu weer ten aanzien van het Rapen
burg een maatregel wordt voorgesteld, waardoor, het rijwiel
verkeer wordt bemoeilijkt; spreker had dat van den Voor
zitter, in zijn hoedanigheid als Voorzitter van de Commissie
voor de Strafverordeningen, niet verwacht. Dit kan geen
Verbetering zijn. Waarom meet men het verkeer nu zooveel
mogelijk gaan bemoeilijken? De tram is voor een zakenman,
die zijn werk in de stad heeft, absoluut onbruikbaar en men