MAANDAG 5 AUGUSTUS 1929.
151
aanvoeren tegen het voorstel sub b. Wanneer men eenmaal
principiëel den kindertoeslag aanvaard heeft, is het niet ge
rechtvaardigd een willekeurig onderscheid te maken.
De heer Wilbrink heeft zijn voorstel ingediend, omdat de
kindertoeslag op een gegeven oogenblik geen hoogeresalarieeriug,
maar een fooi wordt. Spreker vindt het b.v. bespottelijk om
een kindertoeslag van 1.per week te gaan vaststellen
voor den Directeur van de Lichtfabrieken, voor den adjunct-
Directeur, voor den Directeur van het Slachthuis. Spreker
zou wel b.v. zijn voor een kindertoeslag, die procentsgewijs,
naar verhouding van het inkomen, wordt gegeven, maai
spreker kan niet medewerken aan een regeling, waarbij de
kindertoeslag een bespotting wordt.
De heer Manders was het roerend eens met de eerste op
merkingen van den heer Wilbrink en dacht, dat er een voor
stel zou komen om dien kindertoeslag proeentsgewijze te
berekenen. Spreker wil dit denkbeeld toch aan de hand doen
aan de commissie ad hoe en dan niet berekend vanal het
vierde, maar vanaf het eerste kind. Er is echter heel iets
anders gekomen; het door den heer Wilbrink ingediende
voorstel is in strijd met zijn betoog; eerst zegt hij, dat de
kindertoeslag, zooals thans gegeven, een fooi is en volgens
zijn voorstel mag nu een ambtenaar met 3990.salaris
die fooi wel en een met 4010.die niet aannemen. Spreker
vindt dat zoo vreemd, dat hij dat amendement niet kan
aanbevelen.
Het amendement van den heer Wilbrink wordt verworpen
met 22 tegen 7 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Manders, Goslinga, mevrouw
Braggaarde Does, de heeren Spendel, Romijn, Bergers,
de, Reede, Groeneveld, Huurman, Wilmer, Baart, Koole,
Schüller, Vallentgoed, Kooistra, van Stralen, Sijtsma, Heems
kerk, van Tol, Tepe, Reimeringer en Splinter.
Vóór stemmen: de heeren Parmentier, Kuivenhoven, van
Rosmalen, van der Reijden, Wilbrink, Meijnen en van Es.
De conclusie sub a van het voorstel van Burgemeester en
Wethouders wordt alsnu met 20 tegen 9 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen: de heeren Parmentier, Manders, Kuiven
hoven, Goslinga, Spendel, Romijn, Bergers, van Rosmalen, van
der Reijden, de Reede, Wilbrink, Huurman, Wilmer, Meijnen,
van Es, Heemskerk, van Tol, Tepe, Reimeringer en Splinter.
Tegen stemmen: mevrouw Braggaar—de Does, de heeren
Groeneveld, Baart, Koole, Schüller, Vallentgoed, Kooistra, van
Stralen en Sijtsma.
De conclusie sub b van het voorstel van Burgemeester en
Wethouders wordt vervolgens verworpen met 16 tegen 13
stemmen.
Tegen stemmende heer Kuivenhoven, mevrouw Braggaar
de Does, de heeren van Rosmalen, van der Reijden, de Reede,
Wilbrink, Groeneveld, Baart, Koole, Schüller, Vallentgoed,
Meijnen, van Es, Kooistra, van Stralen en Sijtsma.
Vóór stemmen: de heeren Parmentier, Manders, Goslinga,
Spendel, Romijn, Bergers, Huurman, Wilmer, Heemskerk,
van Tol, Tepe, Reimeringer en Splinter.
Zonder hoofdelijke stemming wordt ten slotte besloten het
adres van de Algemeene Roomsch-Katholieke Ambtenaars-
vereeniging, afd. Leiden, als afgedaan te beschouwen.
XVII. Voorstel:
a. om het voorstel van den heer Baart, in zake de uit-
keeririg van wachtdagen aan alle werklooze hoofden van
gezinnen en kostwinners, wanneer deze voor bun organi
satie wachtdagen moeten doormaken, niet aan te nemen
b. tot vaststelling van de verordening, houdende wijziging
van de verordening van 20 October 1924, betreffende den
Gemeentelij ken Dienst voor Sociale Zaken (Gem.blad No.27).
(Zie Ing. St. No. 121.)
De heer Baart acht het noodzakelijk zijn medeleden te
verklaren, waarom hij zich ten slotte bij het voorstel, dat in
de sub-commissie is gedaan, heeft neergelegd en daardoor iets
heeft toegegeven ten aanzien van de betaling der wachtdagen.
Spreker heeft, nadat de zaak uit de kleine commissie in
de groote commissie kwam, getracht gedaan te krijgen, dat
de wachtdagen, die voor velen onoverkomelijke bezwaren
meebrengen, alsnog in hun geheel zouden worden betaald;
dat is spreker niet gelukt en daarom heeft hij zich tenslotte
neergelegd bij hetgeen nu door Burgemeester en Wethouders
wordt voorgesteld. Het is natuurlijk sprekers vurigste wensch,
dat de werkloosheid zoo gering mogelijk is en dat geen
wachtdagen behoeven te worden doorgemaakt, maar wil men
tegemoet komen aan de werklieden, die herhaalde malen
wachtdagen moeten doormaken, dan zal men hier toch niet
bij kunnen blijven stilstaan, om te voorkomen, dat zij achterop
raken, en zal men opnieuw een verordening moeten maken,
waarin het betalen der wachtdagen geregeld wordt. Spreker
had gaarne gezien, dat men in de commissie, waarin spreker
zat, verder was gegaan, maar tenslotte heeft hij zich er bij
neergelegd.
De heer Goslinga is dankbaar voor de houding, die de heer
Baart in deze aangenomen heeft en dat hij niet opnieuw een
reeds uitgestreden quaestie van voren af ophaalt. Het is niet
juist, dat de wachtdagen voor velen onoverkomelijke bezwaren
opleverenin tal van gevallen worden zij zonder eenig bezwaar
doorgemaakt. Het standpunt van den heer Baart, dat de
Overheid feitelijk voor eiken werkloozen dag moet klaar staan,
hetzij door steun, hetzij door uitkeeringen volgens de werkloos
heidsverzekering, en dat de werklooze nooit aangewezen is op
eigen voorzorg, kon echter door de Commissie en door Burge
meester en Wethouders niet aanvaard worden. Burgemeester
en Wethouders gevoelden wel voor het permanent maken van
het voorstel-Elkerbout, dat verleden jaar is aangenomen, om
den moeilijken overgang van de menschen van den steun
naar de kassen, speciaal in den winter, gemakkelijker te
maken. Dit argument, waarmede hij speciaal heeft gewerkt,
wordt den heer Baart nu uit de hand geslagen, omdat Burge
meester en Wethouders daaraan tegemoet komen, maar spreker
hoopt, dat de Raad er nooit toe zal komen om de wacht
dagen en zelfs de herhalingswachtdagen uit den steun te
betalen, omdat daarmede wordt gesaboteerd het stelsel van
de werkloosheidsverzekering, dat ook naar het oordeel van de
S. D. A. P. het beste stelsel is om tegemoet te komen aan de
bezwaren der werkloosheid; men vraagt zelfs om wettelijke
voorziening in dit opzicht. De wachtdagen zijn in het belang
der verzekering en door ze uit te betalen saboteert men de
verzekering. Overal in het land, waar de partijgenooten van
den heer Baart de leiding of grooten invloed hebben, worden
die wachtdagen niet uitbetaald; had dus de heer Baart hier
gezeten, dan zou hij er vermoedelijk ook niet voor zijn;
nergens wordt er over gesproken of over gestreden, maar
hier wel, omdat de sociaal-democraten hier geen verant
woordelijkheid hebben en bet College kunnen bestoken. Door
dit voorstel is tegemoet gekomen aan een zeer groot bezwaar,
waardoor zeer velen op het juiste tijdstip worden geholpen,
zonder het beginsel van het niet betalen van wachtdagen in
gewone tijden geweld aan te doen.
Spreker kan zich voorstellen, dat de heer Baart met het
succes tevreden is, maar de heer Baart moet niet trachten
het voor te stellen, alsof dit de eerste stap zou zijn om te
komen tot het betalen van de wachtdagen. Dat zou in tegen
spraak zijn met het stelsel van de goede verzekering, dat ook
door den heer Baart en de zijnen zoo uitnemend wordt ge
vonden voor de bestrijding van de werkloosheid.
De heer Baart schudt nu wel van neen, maar dan begrijpt
spreker niet, dat de Iwer Baart aandringt op een wettelijke
voorziening van de verzekering.
De heer Baart kan er niet het zwijgen toe doen, nu de
heer Goslinga het laat voorkomen, alsof spreker, wanneer hij
op den wethoudersstoel ware gezeten, het niet zou hebben
gedaan. Spreker zou zeer zeker als Wethouder hebben getracht
Burgemeester en Wethouders te doen besluiten de wacht
dagen te betalen.
Spreker heeft getracht in de commissie aan te toonen, dat
de groote organisaties er naar streven de wachtdagen onge
daan te maken. Er is één organisatie, waarvan de leden geen
wachtdagen behoeven te maken en daartegen is in den Haag
nooit bezwaar gemaakt.
Een werklooze ontvangt over 6 dagen ten hoogste f 17.50
werkloozenuitkeering en daarom beteekenen de wachtdagen
voor hem een belangrijke vermindering vaninkomsten. Niemand
zal kunnen ontkennen, dat daardoor in de gezinnen, vooral
van de ongeschoolde arbeiders, groote achterstand ontstaat.
De heer Goslinga kan den heer Baart niet den lof onthouden
van met ijver eri volharding te vechten voor een door hem
voorgestaan principe. Hij gaat daarbij volgens spreker in zijn
ijver wel eens te ver en leverde nu ook in zijn betoog
argumenten, die pleiten tegen zijn voorstel.
Burgemeester en Wethouders nebben er natuurlijk geen
bézwaar tegen, dat verschillende organisaties het aantal
wachtdagen in haar reglement trachten te beperken, maar
deze actie van de organisaties zou worden verlamd, indien
Burgemeester en Wethouders de wachtdagen zouden be
talen als steundagen. Daarmede zou de goede werking van
de organisatie, de self-help, worden verstoord, waarom Burge
meester en Wethouders daartoe ook niet kunnen medewerken.