150
MAANDAG 5 AUGUSTUS 1929.
gebonden zouden zijn. Het telegram luidt: Dringt aan op
aanneming voorstel meer democratische verruiming kinder
toeslagsregeling in den zin van advies."
Men beroept er zich dus op, dat in het georganiseerd over
leg dit besluit met algemeene stemmen genomen is. Dit be-
teekent evenwel niet de stemmen van alle aanwezige leden,
want in het georganiseerd overleg worden slechts 2 stemmen
uitgebracht, één door de combinatie van de organisaties en
één door de combinatie van Raadsleden. Het is dus mogelijk,
dat het georganiseerd overleg met algemeene stemmen een
advies uitbrengt, terwijl toch in beide groepen de grootst
mogelijke minderheid tegen het voorstel is geweest. In casu
is dit advies niet gegeven met algemeene stemmen in dien
zin, dat alle leden van beide groepen geadviseerd hebben voor
dit voorstel. In beide groepen heeft één categorie tegenge
stemd. Maar het voornaamste is hier de zaak zelf, waar het
om gaat. Het voorstel, dat door middel van dit telegram
gedaan is, is hier geheel buiten de orde, maar ook in het
georganiseerd overleg was het feitelijk buiten de orde. Spreker
heeft als Voorzitter van het georganiseerd overleg een inder
tijd ingekomen motie onderwerp van bespreking laten uit
maken en er zelfs over laten stemmen, maar achteraf spijt
dat spreker; die motie was niet aan de orde, maar aan de
orde was de vraag, of het wenschelijk was een zekere on
billijkheid in de bestaande regeling weg te nemen en de
tweede vraag was, of het wenschelijk was de regeling van
den kindertoeslag te herzien, zoowel voor de ambtenaren als
voor de werklieden. Die vraag nu was daar niet aan de orde
en is hier ook niet aan de orde, maar hoort thuis in de in
te stellen salariscommissie en spreker geeft den heerVallent-
goed in overweging zijn vóór of tegen niet te laten afhangen
van het feit, dat Burgemeester en Wethouders niet geadvi
seerd hebben in den zin van de ambtenarencommissie.
De heer Vallentgoed zegt, dat de sociaal-democraten
in het algemeen tegen kindertoeslagen zijn en dat deze ver
ruiming een verbetering voor de hoogere ambtenaren beteekent
en niet voor de lagere en dat zij er daarom tegen zijn.
De heer Wilbrink kan zich niet geheel met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders vereenigen. Spreker heeft
in het algemeen tegen kindertoeslagen geen bezwaar en heeft
indertijd gaarne vóór het daartoe strekkende voorstel gestetnd,
maar de nu voorgestelde uitbreiding heeft sprekers sym
pathie niet. Bij het voorstel tot het geven van een kinder
toeslag bij een salaris van minder dan 3000.stond voorop
de bedoeling, om hun, die door de grootte van hun gezin
in moeilijkheden kwamen, te hulp te komen, welke bedoeling
aan dit voorstel niet ten grondslag ligt; straks komt een
hoogere ambtenaar met een inkomen van 10000.— of
12000.om ƒ1.— kindertoeslag vragen, omdat hij door
de geboorte van b. v. een vierde kind niet meer in staat is
hun een behoorlijke opvoeding te geven.
Spreker kan zich voorstellen, dat de heer Manders in die
kringen beter bekend is, maar kan aan dit voorstel, hetwelk
hij niet zot mag noemen, doch wel onaannemelijk acht, zijn
stem niet geven.
Spreker kan zich niet voorstellen, dat de Raad zich tot
Gedeputeerde Staten zal wenden met het voorstel ook aan
den Burgemeester en den Ontvanger der gemeente een toeslag
te geven bij de geboorte van hun vierde kind. Hij kan zich
wel voorstellen, dat men de toeslagregeling voor alle ambte
naren wil laten gelden, indien de toeslag procentsgewijze wordt
uitgekeerd. Handhaalt men echter hetzelfde bedrag voor
alle ambtenaren, dan moet men ook de lagere loongrens
handhaven. Voor ambtenaren met een hooger salaris is het
bedrag zoo gering, dat het geen invloed op den levens
standaard kan hebben. Voor deze personen krijgt de toeslag
het karakter van een fooi. die zij alleen krijgen, omdat het
lagere personeel ze ook ontvangt.
Het is spreker bekend, dat verschillende hoofdambtenaren
voor den kindertoeslag, indien hij op deze wijze wordt ge
geven, niets gevoelen.
De heer Spendel. Zij zullen hem wel aanpakken.
De heer Wilbrink acht dit wel mogelijk, maar er zijn ook
ambtenaren, die den toeslag zullen weigeren. Spreker wil
echter trachten het voorstel voor de hoogere ambtenaren
aannemelijker te maken en stelt daarom een wijziging voor,
n. I. om de loongrens van 3000.op 4000.te
brengen.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amende
ment van den heer Wilbrink, luidende:
»Ondergeteekende stelt voor sub a in het voorstel te
wijzigen en te lezen, dat de loongrens van 3000.op
f 4000.wordt gebracht."
De heer Parmentier dankt den Wethouder voor de verstrekte
inlichtingen en is daardoor tevreden gesteld. Het was niet
sprekers bedoeling om het georganiseerd overleg zoo te zien
of zoo te maken, dat het tenslotte de lakens zou uitdeelen;
dan is het geen overleg meer.
De heer Bergers zegt, dat het niet de bedoeling is om hier
een fooi te geven, zooals de heer Wilbrink veronderstelt.
Spreker kan zich levendig voorstellen, dat iemand met een
inkomen van 3000.— blij met dien kindertoeslag kan zijn
en beveelt aanneming van het voorstel aan. Spreker kan zich
voorstellen, dat men aan de overzijde tegen dit voorstel is.
De heer Spendel verbaast zich er over, dat de heer Wil
brink zoo terugtreedt in zijn afgelegde loopbaan; hij heeft ten
minste wel eens andere geluiden van den heer Wilbrink
gehoord. De gedachten van den heer Wilbrink, di« hij nu
geuit heeft, doen in dezen tijd geen opgeld meer. Het gaat
hiermede precies zooals met de ƒ3.—, die men van de Rijks
verzekeringsbank krijgt; men heeft een zeker recht om dat
geld te ontvangen. Spreker geeft den Raad in overweging
om niet op het voorstel van den heer Wilbrink in te gaan,
maar om het voorstel van Burgemeester en Wethouders, dat
in vele opzichten voldoet aan de verlangens en verwachtingen,
die men hier al zoovele jaren heeft gehad, aan te nemen.
Spreker doet ook een beroep op de overzijde om met dit
voorstel mee te gaan, uit waardeering dat Burgemeester en
Wethouders hun tijd hebben verstaan, door te voldoen aan
de wenschen van de ambtenaren.
De heer de Reede gevoelt geen groote instemming met
dit voorstel, al zal hij er zijn stem aan geven.
Wanneer men een rechtsgrond voor het verleenen van den
kindertoeslag aanneemt, is er geen enkele reden om hein bij
een bepaalde salarisgrens te doen ophouden.
Spreker ziet in dezen kindertoeslag een angst-en benauwd
heidtoeslag voor menschen, die niet weten, hoe zij uit de
moeilijkheden zullen komen.
Spreker sluit zich aan bij de opmerking van den heer
Heemskerk, dat het gewenscht is deze zaak bij de algemeene
salarisherziening terdege onder de oogen te zien. De heer
Heemskerk veronderstelde, dat met de voorbereiding van deze
algemeene herziening minstens twee jaar gemoeid zouden zijn.
Er zijn echter grootere herzieningen binnen korteren tijd tot
stand gekomen en daarom meent spreker, dat ook deze her
ziening spoediger zal tot stand kunnen komen.
De heer Wilmer heeft indertijd het voorstel, om een kinder
toeslag te geven, geen ideaal gevonden. Het was het gevolg
van een compromis, waarbij men trachtte te bereiken, wat er
te bereiken viel. Reeds toen stond bij spreker vast, dat deze
stap door meerdere zou worden gevolgd. Thans wordt een
volgende stap gedaan.
Spreker is het met den heer de Reede eens, dat, als er een
rechtsgrond voor den kindertoeslag bestaat, er geen reden
aanwezig is hem bij een bepaalde salarisgrens te doen op
houden. Wel is er reden om het systeem van ƒ1.— per kind
en per week te herzien. Daarom geeft spreker de commissie
ad hoc, die benoemd zal worden, ernstig in overweging bij
de beschouwing van de salarisregeling ook dit systeem onder
de oogen te zien en te trachten er een beter voor in de plaats
te stellen.
De heer Tei>e zegt, dat de heer de Reede met zijn opmer
king, dat aangenomen eenmaal den rechtsgrond voor kinder
toeslag, er geen reden bestaat den kindertoeslag bij een be
paalde salarisgrens te doen ophouden, den spijker op den kop
geslagen heelt. Ten slotte zal elke grens een willekeurig ge
trokken grens zijn.
Daarmede is het vonnis geveld over het amendement van
den heer Wilbrink, waarin ook een volkomen willekeurige
grens is getrokken.
Wanneer men eenmaal het principe van den kindertoeslag
heeft aanvaard, zal men moeten erkennen, dat er geen andere
mogelijkheid is om aan het verzoek van de Algemeene
Roomsch-Katholieke Ambtenaarsvereeniging te voldoen dan
die, welke door Burgemeester en Wethouders in hun prae-
advies is aangegeven.
Het is billijk, dat, wanneer men de grens laat vervallen
ten opzichte van het salaris, men dit ook doet ten opzichte
van die ambtenaren, die niet vallen onder de salarisverorde
ning. Om die reden hebben Burgemeester en Wethouders
voorgesteld de regeling ook te doen gelden voor den Burge
meester, den Secretaris, den Ontvanger en den Commissaris
van Politie.
Daarom moet men het tweede voorstel van Burgemeester
en Wethouders niet bespottelijk maken door te zeggen, dat
iemand met een groot inkomen straks om een fooi komt,
wanneer er een kind bij gekomen is. Men kan dit zeker niet