MAANDAG 15 JULI 1929.
121
Blijkt later de breedte van den singel niet voldoende te
zijn, dan zal men het gazon kunnen laten vervallen en den
walmuur verhoogen.
De heer Manders Niet bij de voorgestelde constructie.
De heer Wilbrink erkent, dat er moeilijkheden aan ver
bonden zullen zijn, maar dat de mogelijkheid bestaat op het
beton een gemetselde muur of een basaltmuur te maken, die
op dat terrein wel zal voldoen.
Wat betreft de opmerking van den heer Manders, dat de
beschoeiing te duur is, dan moet men den heer Manders
vragen een plan te ontwerpen voor een betere beschoeiing
en vergunning aan den Raad vragen om den heer Manders
met de uitvoering daarvan te belasten. Men kan niet zonder
meer zeggen: dat plan is niet goed; men kan toch aannemen,
dat de technici, die dit plan hebben ontworpen, ernstig werk
hebben verricht. Men zal het plan van den technicus, het
Raadslid den heer Manders, moeten stellen tegenover dat van
de gemeenteambtenaren, en de Raad zal moeten beslissen welk
plan aanvaard moet worden. Spreker heeft in de Commissie
van de Lichtfabrieken er zelf op aangedrongen, dat dit een
goede constructie zou zijn, want de Lichtfabrieken wilden
volstaan met een veel lichtvaardiger constructie, waar spreker
niet vóór wilde stemmen. Wanneer men nu besluit 9000.—
minder te besteden, moet men den heer Manders opdragen,
een betere constructie te maken, waarvan hij kan aantoonen,
dat zij beter is dan of even deugdelijk als het werk van de
gemeenteambtenaren en dan zou dat bedrag met ƒ9000.—
verminderd kunnen worden.
De heer Splinter zou dan willen voorstellen, om het voor
stel van Burgemeester en Wethouders aan te nemen en ver
volgens het voorstel van den heer Manders nader onder de
oogen te zien, of het voor uitvoering vatbaar is.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amen
dement van den heer Manders, luidende
»Ondergeteekende stelt voor de boordverdediging, voorge
steld bij schrijven van Burgemeester en Wethouders d.d. 8
Juli 1929 No. 110, te vereenvoudigen en het bedrag sub a
genoemd te verminderen met 9000.
De heer Manders neemt volkomen genoegen met de toe
zegging van den Wethouder om sprekers voorstel nog nader
onder de oogen te zien en trekt het derhalve in.
Aangezien het amendement van den heer Manders door
den voorsteller is ingetrokken, maakt bet geen onderwerp
van beraadslaging meer uit.
De Voorzitter zegt, dat het resultaat van de bemoeiingen
van den heer Manders met de boordverdediging vroeger
van dien aard geweest is, dat het College den heer Manders
er gaarne opnieuw in zal mengen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XIII. Praeadvies op het verzoek van de Leidsche Schouw-
burgvereeniging om eene bijdrage in de kosten van verbete
ring van de verwarming en de verlichting van het gebouw aan
de Oude Vest.
(Zie Ing. St. No. 99.)
De Voorzitter meent, dat den vorigen keer reeds alles over
dit voorstel is gezegd wat er over te zeggen viel, behalve
ten aanzien van de gegevens, die nog verstrekt zouden wor
den de Raadsleden kunnen zich dus nu tot kortere opmer
kingen beperken dan den vorigen keer het geval is geweest.
De heer Bosman meent als vaststaand te mogen aannemen,
dat bij weigering van het gevraagde bedrag de schouwburg
gesloten zal moeten worden. Spreker vraagt zich af, of een
stad als Leiden een dergelijk gebouw zal kunnen missen.
Niemand, die den bloei van de stad, een academiestad, wil
bevorderen, zal daartoe mogen medewerken.
Er wordt geen jaarlijksch subsidie gevraagd, maar enkel
een bijdrage in de noodzakelijk te maken kosten voor het
voldoen aan de eischen, die door de brandweer worden
gesteld.
De schouwburg is een instelling, die ook baten afwerpt
voor de gemeentelijke schatkist. Uit cijfers, die aan spreker
door het schouwburgbestuur zijn verstrekt, is hem gebleken,
dat voor de uitvoeringen, die door het bestuur zelf georgani
seerd worden, per jaar gemiddeld f 5000.— aan vermake
lijkheidsbelasting wordt betaald. Het precieze bedrag voor de
uitvoeringen, die gegeven worden door de vereenigingen, die
den schouwburg huren, kon men spreker niet verstrekken en
spreker zou het zelf niet durven schatten, maar in totaal
komt men tot een bedrag, dat de gevraagde bijdrage nadert.
Uit een financieel oogpunt bezien zou spreker het wel eerr
grooten lapsus vinden, indien men door de weigering van
deze éénmalige bijdrage a f 10.000.aan de gemeentelijke
schatkist belangrijke jaarlijksche baten onthield.
Indien de schouwburg gesloten wordt, zal slechts een ge
deelte van de uitvoeringen in de Stadsgehoorzaal kunnen
worden gegeven.
Zoowel met het oog op de nuttigheid en de noodzakelijkheid
van het bestaan van den schouwburg, als in verband met de
opbrengst voor de gemeentelijke belastingen, is het gewenscht,
dat de Raad zich niet door bijkomstige overwegingen er toe
laat brengen het gevraagde bedrag te weigeren.
De heer Spendel hoopt, dat men hem niet kwalijk zal
nemen, wanneer hij een beetje ondeugend is. Evenwel heeft
dit voorstel, hoewel het een aanmerkelijke uitgave voor de
gemeentefinanciën beteekent, de Commissie van Financiën
niet gepasseerd; terwijl die commissie over een futiliteit van
1000.dikwijls advies moet geven, wordt zij er bij een
10 maal zoo groot bedrag niet in gemengd. Spreker kan zich
niet aan den indruk onttrekken, dat men zich, gezien de
samenstelling van die commissie, niet erg veilig gevoelde
met dit voorstel.
Spreker gevoelt veel voor de opmerking van den heer
Bosman, dat de schouwburg een gemeentebelang is. Spreker
heeft altijd op het standpunt gestaan, dat de schouwburg
zich zelf moest bedruipen en dat de gemeente geen enkele
bijdrage moest geven in het bestuur en de financiering van
den schouwburg. Voor een stad als Leiden, met zijn academie
en zijn omgeving, is het bezit van een schouwburg noodza
kelijk voor de burgerij; dat weet spreker uit eigen ervaring.
Naar aanleiding van het financiëele overzicht, de balans en de
winst- en verliesrekening zou spreker echter enkele vragen
willen stellen, waarmede spreker hoopt dat rekening gehou
den zal worden, ook als het subsidie verleend wordt.
In de eerste plaats: is met deze exploitatie de schouwburg
wel voor elk te bereiken; is het niet mogelijk, dat door een
andere wijze van exploitatie de schouwburg nog meer gemeen
goed wordt voor de gemeentenaren? Zijn de prijzen niet zoo
danig, dat verschillenden daardoor afgestooten worden en
misschien naar inferieure gelegenheden gaan? Spreker hoopt,
dat hiermede rekening gehouden zal worden.
Verder zou spreker willen vragenhoudt men met het
geven van die ƒ10.000.de debacle, die zoo'n beetje boven
den schouwburg hangt, op? Zal het bezoek toenemen; zal de
verbetering van de verwarming en de verlichting inderdaad
in de toekomst den schouwburg voor ondergang kunnen be
hoeden? Dit geld moet toch bijdragen tot de instandhouding
van dit gebouw.
De heer van Es meent, dat alles bij elkaar twee gevaren
den schouwburg bedreigen. Het eene gevaar is het brand
gevaar en dat zou natuurlijk door een goede verwarmings-
en verlichtingsinstallatie verholpen worden. Het andere gevaar
is dat van bankroet gaan en dat wordt door die verwar
mingsinstallatie niet opgeheven.
Bij de rekening en verantwoording is een schrijven van
Prof. Meijers, dat, wanneer dit geld geleend moet worden
en daardoor de rekening met 300.meer per jaar zou
belast worden, dit een te groot bezwaar voor het voortbe
staan van den schouwburg zou zijn en nu verwondert het
spreker toch, dat men als gemeente 10.000.gaat geven
aan een schip, dat eigenlijk in zinkenden toestand is.
Spreker gelooft niet, dat de zaak met 10.000.te redden
is, indien de exploitatierekening geen verzwaring met ƒ300.
toelaat. Indien de schouwburg door deze bijdrage in eens
niet in betere conditie komt, zal men binnen niet te langen
tijd aan de gemeente een jaarlijksch subsidie vragen. Ook
al zou de schouwburg door het aanbrengen van de betere
verwarmingsinstallatie te redden zijn, dan nog zou spreker
er meer voor gevoelen het gevraagde bedrag te besteden aan
de gebouwen van de gemeente als b. v. het gymnasium, dat
ook geen centrale verwarming heeft.
Wat de noodzakelijkheid van een schouwburg betreft
indien in een gemeente groote behoefte aan iets bestaat, komt
het tot stand en blijft het in stand. Spreker wijst in dit
verband op de Christelijke H.B. S., die nu wel door de over
heid gesteund wordt, hetgeen echter billijk is, daar zij bloeit.
In de vorige vergadering heeft de heer Groeneveld het
spreker kwalijk genomen, dat hij tegen den schouwburg te
velde trok, terwijl hij er nooit was geweest. Het heeft spreker
toen verheugd, dat den heer Groeneveld zooveel uit zijn jeugd
is bijgebleven, dat hij uit zijn hoofd een Bijbeltekst citeerde.
Toen spreker evenwel bij de behandeling van de begrooting
voor 1928 den tekst aanhaalde: »Zoekt eerst het koninkrijk
Gods en zijne gerechtigheid en al deze dingen zullen u toege
worpen worden", beweerde de heer Kooistra, dat spreker