MAANDAG
15 JULI 1929.
117
is geworden, hoewel zijn inkomen natuurlijk belangrijk is
verminderd, vooral waar hij reeds zooveel jaren in dienst
van de firma van der Togt was. Spreker heeft hem er van
kunnen overtuigen, dat er voor de gemeente geen directe
aanleiding bestond zich met dit geval te bemoeien, omdat
hij in dienst van een firma en niet van de gemeente was.
Intusschen ondersteunt spreker het denkbeeld van den
heer Baart en zou hij ook gaarne zien, dat de gemeente
zou trachten den man een bijbetrekking te verschaffen, waar
door hij eenigszins schadeloos zou worden gesteld.
De heer Goslinga rectificeert de opmerking van den heer
Baart: Van der Steen was in betrekking bij de firma F. J.
van der Togt Zn., die van de gemeente het opwinden der
klokken enz. had aangenomen. Na den stadhuisbrand is van der
Steen ontslagen, omdat genoemde firma geen werk meer
voor hem had.
Het gaat nu wat ver te zeggen, dat de gemeente dezen
man schadeloos moet stellen. Hij verdiende 7.per week
en, voorzoover spreker bekend, was hij pas een jaar in dienst
bij de fit ma van der Togt. Tusschen van der Steen en de
gemeente heeft nooit eenige band bestaan en dus is er voor
de gemeente geen aanleiding hem schadeloos te stellen.
In antwoord op de vraag van den heer Heemskerk ver
klaart spreker, dat Burgemeester en Wethouders gaarne
bereid zijn den man, indien zich daartoe een geschikte ge
legenheid voordoet, in een bijbetrekking te plaatsen. Bij een
eventueele sollicitatie zou er aanleiding kunnen bestaan hem
de voorkeur te geven, nu hij door den brand gedeeltelijk
werkloos is geworden.
Burgemeester en Wethouders ontkennen echter, dat de
gemeente op eenigerlei wijze een moreele verplichting ten
opzichte van dezen man zoude hebben.
De Voorzitter heeft den heer Wijkmans verzocht te trachten
werk voor van der Steen te vinden, hetgeen echter niet zoo
gemakkelijk is, aangezien van der Steen een winkel houdt
en dus niet elke beschikbare betrekking kan aanvaarden.
Het College van Burgemeester en Wethouders heeft gemeend
in deze niet verder te kunnen gaan.
De heer Baart heeft, evenmin als de heer Heemskerk, ge
vraagd van der Steen schadeloos te stellen. Spreker heelt
alleen gevraagdhebben Burgemeester en Wethouders reeds
overwogen of zij voor dezen man iets kunnen doen
Spreker wil niet twisten over de vraag, hoe lang de man
in dienst bij de firma van der Togt was. Een feit is, dat hij
door den brand een voor bem belangrijk gedeelte van zijn
inkomsten moet derven.
Kan men dezen man geen wachtdiensten laten verrichten
Dat de man geen winkel houdt, die hem een levensbestaan
verschaft, blijkt reeds uit het feit, dat hij trachtte door het
opwinden der klok zijn inkomen te vergrooten. Het is spreker
bekend, dat de man onder het gemis van dit deel van zijn
inkomen gebukt gaat en alle pogingen in het werk stelt
opnieuw een bijbetrekking te verkrijgen.
Spreker zou er dan ook bij Burgemeester en Wethouders
op willen aandringen alsnog na te gaan, wat zij in dit geval
voor dezen man kunnen doen.
De Voorzitter heeft van «winkel" en niet van «winkeltje"
gesproken, niet omdat hij er van overtuigd zou zijn, dat de
man daarin een fortuin verdient, maar om er op te wijzen,
dat hij niet op alle uren een andere betrekking kan waar
nemen.
Intusschen gaan Burgemeester en ^Wethouders na, of zij
iets voor den man kunnen doen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
(De heeren Groeneveld en Wilbrink waren inmiddels ter
vergadering gekomen).
V. Voorstel om te besluiten tot het indienen van bezwaren
tegen een aanslag in de gemeentelijke inkomstenbelasting van
een andere gemeente.
(Zie Ing. St. No. 111.)
De beer Goslinga stelt voor bovendien in beroep te gaan
tegen een aanslag in Rotterdam.
Dit voorstel kon pas heden gedaan worden, aangezien de
desbetreffende stukken Zaterdag j. 1. zijn binnengekomen.
Spreker doet het voorstel thans, omdat de termijn van be
roep 31 Juli a. s. eindigt.
Deze zaak is van weinig belang, doch wanneer zij nu niet
behandeld zou worden, zou er een speciale Raadsvergadering
voor belegd moeten worden. Spreker zou dus willen voor
stellen om bij Gedeputeerde Staten ook in beroep te gaan
tegen den aanslag van den heer Kuiper, die te Rotterdam
ten onrechte is aangeslagen.
De Voorzitter deelt namens Burgemeester en Wethou
ders mede, dat zij hun voorstel in dien zin aanvullen, dat
ook tegen den aanslag van den op een aanvullingsstaat ver
melden persoon in de plaatselijke inkomstenbelasting van een
andere gemeente bezwaren zullen worden ingediend, en wel
bij Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.
De heer van Stralen vraagt, of het niet op den weg van
den aangeslagene zelf ligt om tegen het ten onrechte in een
andere gemeente aangeslagen zijn te reciameeren. Wanneer
iem'and te hoog aangeslagen is, stelt de gemeente toch ook
het beroep niet in, maar hij zelf. Waarschijnlijk zal dit zijn,
omdat de gemeente dan de som mist, die de man anders
zou betalen, maar doet zij dit krachtens een bepaald wets
artikel? De Voorzitter zegt nu: als belanghebbende, maar
hoe kan daarover verschil ontstaan? Het staat toch wettelijk
vast, dat iemand wordt aangeslagen in de gemeente, waar
hij op 1 Mei woonachtig is; is dat nu zoo onzeker, dat het
noodig is om dien aanslag te betwisten
De Voorzitter zegt, dat er, evenals er ook verschil van
meening bestaat omtrent de beteekenis van verschillende
wetsbepalingen, ook verschil van meening bestaat ten aan
zien van de beteekenis van het woord «wonen" en over de
toepassing van dat woord op een speciaal geval. De gemeente
als belanghebbende kan in zulk een geval reclameeren; de
persoon in quaestie kan zulks ook doen; of deze het doet,
hangt van de omstandigheden af.
De heer Goslinga zegt, dat die aanslag nu zou vloeien in
de kas van Rotterdam en anders in die van Leiden. Hier
is twijfel ontstaan over de woonplaats van dien man; zijn
gezin woont in Leiden en hij zelf is geëmployeerd bij de
Marine; nadat hij uit Indië was teruggekomen, heeft hij zich
in Leiden gevestigd bij zijn gezin, en het College meent, dat
hij hier zijn hoofdverblijf had en niet in Rotterdam, waar
dat schip toevallig aankwam.
De heer Manders zegt, dat het geval zich ook kan voor
doen, dat iemand er voordeel bij heeft, wanneer hij ten
onrechte in een andere gemeente wordt aangeslagen; dan
zal hij zelf niet reclameeren en moet dus de gemeente het
in haar eigen belang doen.
De Voorzitter zegt, dat de gemeente dan reclameert.
Zonder hoofdelijke stemming wordt alsnu besloten tot het
indienen van bezwaren tegen de aanslagen van de op de beide
overgelegde staten vermelde personen in de plaatselijke inkom
stenbelasting van andere gemeenten, resp. bij H. M. de
Koningin en bij Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.
VI. Voorstel tot verhuring van een tweetal lokalen in het
administratiegebouw van het Openbaar Slachthuis aan den
Staat der Nederlanden.
(Zie Ing. St. No. 105.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
VIL Voorstel tot verhooging van velschillende posten van
de begrooting, dienst 1928, waarvan de raming te laag is
gebleken en tot toevoeging van eenige nieuwe posten aan
die begrooting.
(Zie Ing. St. No. 112).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
VIII. Voorstel:
a. om medewerking te verleenen aan het bestuur van de
Gereformeerde School vei eeniging tot uitbreiding van het
schoolgebouw aan de Driftstraat hoek Javastraat met
twee leslokalen, alsmede tot het aanschaffen van de noodige
schoolmeubelen, leer- en hulpmiddelen;
b. tot vaststelling van den desbetreffenden begrootingsstaat.
(Zie Ing. St. No. 106).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.