73 van de kosten, geraamd op 75.000.voorshands uit de aanwezige middelen der fabrieken bestreden kunnen worden. Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, T. S. Goslinga, Voorzitter. J. A. v. d. Stok, L°. Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 127. Leiden, 30 Juli 1929. De afdeeling Leiden van de Algemeene Roomsch-Katho- lieke Ambtenaarsvereeniging verzoekt bij haar ter visie liggend adres, om de voor de kindertoeslagregeling geldende loongrens van 3000.te laten vervallen. Wij brengen Cwe Vergadering in herinnering, dat deze kindertoeslag werd ingevoerd bij raadsbesluit van 6 December 1920 (Handelingen pag. 694). Hij bedraagt 13.per drie maanden, derhalve 1.per week, voor ieder kind onder den leeftijd van 16 jaren boven het derde en wordt genoten door de ambtenaren en werklieden der gemeente, wier bezoldiging is geregeld bij de Algemeene Salaris-verordening, terwijl verder de genoemde beperking ten aanzien van het salaris geldt. Ons College heeft tegen het vervallen van de loongrens, waarmede een meerdere jaarlijksche uitgave van ±/600. is gemoeid, geen bezwaar. Eu de kindertoeslag eenmaal in deze gemeente zijn intrede heeft gedaan, is er geen reden, om het genot daarvan aan een bepaalde loongrens te binden. Gelijk het in het advies van de Algemeene Ambtenaren Commissie wordt uitgedrukt, doet de grootere dan normale behoefte, waarin het systeem van den kindertoeslag zijn bestaansreden vindt, zich voor ambtenaren met salarissen boven 3000.evenzeer gevoelen als voor ambtenaren met salarissen daar beneden. Inderdaad mag het al dan niet vervallen van de loongrens slechts uit dit oogpunt worden beschouwd; indien men hiermede het al of niet wenschelijke van een herziening van de Algemeene Salaris-verordening in verband brengt, betreedt men een terrein, vreemd aan het aan de orde zijnd onderwerp. Zooals wij intusschen de Algemeene Ambtenaren Commissie bereids mededeelden, vorderen de billijkheid en de conse quentie, wanneer men den kindertoeslag binnen het bereik van alle ambtenaren, ongeacht hun salaris, wil brengen, dat dan ook de Burgemeester, Secretaris, Ontvanger en Com missaris van Politie voor dezen toeslag in aanmerking komen. Inwilliging van het verzoek van adressante dient daarom naar onze meening gepaard te gaan met een voorstel aan Gedeputeerde Staten, resp. de Kroon, om voor genoemde titularissen een gelijke kindertoeslagregeling vast te stellen, als voor de overige gemeente-ambtenaren zal gelden, al kunnen wij ons neerleggen bij de opvatting van de Algemeene Ambtenaren Commissie, dat de loongrens ook kan vervallen, zoo Gedeputeerde Staten of de Kroon met bereid mochten zijn een overeenkomstige regeling in te voeren. De Algemeene Ambtenaren Commissie wenscht voorts den toeslag reeds bij het derde in plaats van bij het vierde kind te laten aanvangen. Hiermede kunnen wij ons niet ver eenigen. De kindertoeslag is overeenkomstig zijn karakter bestemd voor groote gezinnen, aangezien daar de grootere dan normale behoefte geacht wordt zich voor te doen. Men zou dit beginsel geweld aan doen, wanneer men het aantal kinderen, waarbij de toeslag aanvangt, lager stelde dan thans het geval is, daargelaten nog, dat een dergelijke wijziging valt buiten het onderwerp, waarom het thans gaat, n.l. opheffing van de loongrens. Waar derhalve van ons College niet een voorstel is te verwachten tot uitbreiding van den kindertoeslag in deze richting, bestaat er voor ons ook geen aanleiding te dezer zake nog het advies in te winnen v n de Algemeene Werklieden Commissie. Onder verwijzing overigens naar de in de Leeskamer ter visie liggende stukken geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging a. het raadsbesluit van 6 December 1920 (Handelingen pag. 694) inzake de toekenning van kindertoeslag aan de ambtenaren en werklieden der gemeente te wijzigen in dien zin, dat de loongrens van 3000.vervalt; b. bij aanneming van het sub a genoemde voorstel ons College te machtigen tot Gedeputeerde Staten, resp. de Kroon, het verzoek te richten voor den Burgemeester, Secretaris, Ontvanger en Commissaris van Politie een gelijke kindertoeslagregeling vast te stellen als voor de overige gemeente-ambtenaren geldt; c. het adres van de Algemeene Roomsch-Katholieke Amb' e- naarsvereeniging, afd. Leiden, hiermede als afgedaan te beschouwen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth van Leiden. N°. 128. Leiden, 30 Juli 1929. Tengevolge van het aan den heer W. C. Brassem ver leend eervol ontslag, moet worden voorzien in de betrekking van onderwijzer in de lichamelijke oefening bij het openbaar lager onderwijs alhier. Met verwijzing naar het in de Leeskamer ter inzage ge legd advies van den Inspecteur van het Lager Onderwijs in deze Inspectie en naar het bericht van eene commissie uit de hoofden der betrokken scholen, geven wij U in over weging over te gaan tot eene benoeming, waartoe wij U de volgende voordracht aanbieden: 1°. A. SCHWAKTJE, te Botterdam; 2°. W. DOOIJES, te Haarlem en 3°. P. M. YEBBEEK, te 's Gravenhage. De benoeming zal ingaan op een nader door ons College te bepalen datum. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. E°. 129. Leiden, 31 Juli 1929. Wij hebben de eer U mede te deelen, dat verhooging van de navolgende posten der gemeentebegrooting voor 1928 met de daarbij vermelde bedragen noodig is. De te verhoogen posten zijn de navolgende: Volgn. 163. Achterstallige uitgaven van vorige dienstjaren8.131.74 Ten laste van dit volgnummer moet alsnog worden gebracht: 1°. een bedrag van 91.12 wegens uitkeering van het aandeA der Provincie (V3 gedeelte van 273.37») in de van particulieren ontvangen bijdragen in de kosten van verpleging van arme krankzinnigen over vorige jaren. (Zie de verhooging van volgn. 3 der ontvangsten met 273 37»; 2°. een bedrag van 8.040.62, zijnde de ten laste van de gemeente komende pensioens bijdragen voor de boventallige onderwijzers bij het bijzonder lager onderwijs over 1926. Opgemerkt wordt dat de terzake door de be sturen van bijzondere scholen over 1926 in gehouden pensioensbijdragen, in totaal be dragende 4.314.455, reeds bij Raadsbesluit van 24 Januari 1929 ten bate van volgn. 3 „Achter stallige inkomsten van vorige dienstjaren" van den dienst 1928 werden gebracht. Volgn. 243. Kosten ter zake van verzekering, pensionneering enz van ambtenaren en beambten, (zie Hoofdstuk II Volgnrs. 197, 200 tjm 203, 205 en 208) 151.97 Terzake van betaalde „pensioenen" moet .alsnog een bedrag van 747.84 op de begrooting voor 1928 worden geregeld, welk bedrag behoort te worden verdeeld over een zevental hoofd stukken. Het ten laste van Hoofdstuk III komende gedeelte bedraagt 151.97. (Zie den verdeelingsstaat behoorende bij volgn. 200). Volgn. 266. Brandverzekering1.80 Eene verhooging van dit volgnummer met 1.80 blijkt noodig. Volgn. 285. Brandverzekering2.33 Eene aanvulling van dit volgnummer met 2.33 is noodig. Volgn. 316. Kosten ter zake van verzekering, pensionneering enz. van ambtenaren en beambten. (zie hoojdstuk II Volgnrs 197, 200 t/m 203 en 208)90.90 Zie de toelichting bij volgn. 243 der uitgaven. Volgn. 323. Brandverzekering1. Eene verhooging van dit volgn. met 1. blijkt noodig.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1929 | | pagina 7