MAANDAG 24 JUNI 1929.
105
doel te voteeren, welke zekerheid men heeft, dat er iets tot
stand komt. De aanvragers van het subsidie betwijfelen zelf,
of die 6000.er komen zullen, terwijl in de toelichting tot
het voorstel wordt aangenomen, dat dat bedrag er reeds is.
Spreker wil weten wat er moet gedaan worden in geval die
6000.er niet komt.
Maar bovendien, als die 6000er wel komt en de ge
meente die f 10.000. geeft, dan is het de vraag wat voor
dat geld gedaan zal worden en welke de kosten zullen be
dragen. De Raad weet daar niets van.
In de aanvrage wordt gezegd, dat de Burgemeester van
Leiden het wenschelijk acht, dat in verband met het brand
gevaar allerlei veranderingen worden aangebracht en in hoofd
zaak dat een centrale verwarming wordt aangelegd. In het
eerste gedeelte van de toelichting van het voorstel wordt ge
sproken van de centrale verwarming en de verlichting van
het gebouw, maar in het tweede gedeelte wordt gezegd, dat
die iO.000.zal worden verleend in de kosten van het
aanbrengen van een centrale verwarming en van «verschillende
andere met het oog op brandgevaar noodige verbeteringen."
Dat zijn buitengewoon rekbare uitdrukkingen, en daarom wil
spreker weten wat er eventueel voor die 10.000.wordt
gedaan. Dat de meerderheid van Burgemeester en Wethouders
niet zoo heel sterk staat, leidt spreker ook hieruit af, dat in
de toelichting worden gebruikt de woorden »in dit bijzondere
geval." Zij zien er dus een bijzonder geval in. Toen spreker
nog niet in den Raad zat, zijn er meermalen voorstellen aan
hangig geweest om den schouwburg te subsidieeren, maar
die voorstellen zijn altyd verworpen door de meerderheid,
behalve in één geval, een bijzonder geval, toen voor een aantal
jaren een subsidie is vastgesteld. Er waren toen buitengewone
omstandigheden, die daartoe hebben geleid. Spreker wijst er
op, dat menschen van een andere levensopvatting zeer veel
over hebben voor verschillende dingen, waarvan zij gebruik
maken, b.v. voor scholen en ook voor kerkgebouwen.
Gesteld dat de Burgemeester van Leiden als hoofd van de
Politie op grond van brandgevaar bepaalde, dat in een zeker
kerkgebouw niet meer mocht worden vergaderd, tenzij de
noodige veranderingen werden aangebracht, dan zou de be
trekkelijke kerkeraad of de commissie van beheer zeker niet
zoo dwaas zijn om de gemeente Leiden te laten bijpassen,
integendeel, dan zouden de menschen, tot dat kerkgenootschap
behoorende.de handen in één slaan en zorgen, dat die gelden
bij elkaar werden gebracht. Zoo moeten ook zij handelen, die
gebruik maken van den schouwburg. Dat is slechts een be
trekkelijk klein deel van het Leidsche publiek en als spreker
ziet de namen van hen, die in het bestuur van dien schouw
burg zitten, dan begrijpt bij niet, dat die menschen niet rood
van schaamte worden om met een dergelijke aanvrage in den
Gemeenteraad te komen. Daar zijn menschen bij, die die
centrale verwarming zonder slag of stoot uit hun eigen zak
konden betalen, zonder dat zij er een boterham minder om
behoefden te eten. Nu is aan den anderen kant zoo vaak
gezegd, wanneer er voorstellen kwamen om de belasting te
verhoogen: men moet het halen waar het zit. Welnu, laten
die Vereeriiging en die Schouwburgcommissie dan ook het
geld trachten te krijgen daar, waar het zit en laten zij niet
bij de gemeente komen om 10.000.te meer niet waar
alle gemeentenaren, die inkomstenbelasting betalen, hieraan
mede zullen moeten betalen, ook de menschen, die nooit in
den schouwburg zullen komen en er dus niet in het minst
van zullen profiteeren. Als men de cijfers ziet, denkt men
soms wel, dat het heel wat is, wat in den schouwburg komt,
maar het is spreker dikwijls opgevallen in de verslagen in de
couranten, dat de zaal slecht of matig bezet was en dat die
en die rang zoo goed als onbezet was. Spreker weet natuurlijk
niet, of die verslagen van te voren al gemaakt wordenals
dat zoo is, hebben zij toch ook niet veel vertrouwen in die
voorstellingen. Zoo werd j.l. Zaterdag in het Leidsch Dagblad
gezegd, dat Litteris Sacrum 9 maal per jaar speelt voor een
geheel gevulde schouwburg en daarmede een avond van kunst
genot bereidt aan ongeveer 4000 personen. Als men dat getal
ziet. lijkt het heel erg, maar als men dat over 9 avonden
verdeelt, komt het op 400 a 500 menschen neer. Dat zullen
bijna altijd dezelfde menschen zijn; men kan dus niet zeggen,
dat die voorstellingen door 4000 menschen bezocht worden.
Op dezelfde manier zou men kunnen zeggen: de Raad telt
33 leden en vergadert 30 keer per jaar, dus de vergaderingen
van den Raad worden bezocht door 990 leden.
Nu zegt men, dat er geen andere zaal disponibel is, wanneer
de schouwburg opgedoekt wordt. Spreker zou dat zoo'n groote
ramp niet vinden, maar wanneer de Commissie inderdaad
genoodzaakt zou zijn den schouwburg te sluiten, dan zouden
er heel wat andere vereenigingen en misschien ook wel
particuliere personen zijn, die gaarne de schouwburgexploi
tatie op zich zouden nemen. Spreker kan daarvan niet veel
zeggen, want hij weet er niets van, maar het staat voor hem
niet vast, dat die exploitatie altijd op de juiste manier is ge
voerd en spreker gelooft ook, dat de schouwburg ook daarom
een kwijnend bestaan heeft, omdat tooneelvoorstellingen, die
werkelijk als kunst kunnen worden opgevat, hoogst zeldzaam
zijn. In mooie en interessante tooneelvoorstellingen, die als
kunst kunnen worden opgevat, vinden de gewone menschen
uit de lagere standen niet het kunstgenot, dat zij zoeken; de
menschen uit de heffe des volks worden meer getrokken door
de cinema's en de cabaretvoorstellingen.
Spreker zou in dit voorstel opgenomen willen zien de be
paling. dat rekening en verantwoording zal worden gedaan
van de toegestane gelden. Het is thans werkelijk wel een tijd
spreker heeft dat ook vroeger wel eens uit den mond van
den Voorzitter beluisterd waarin bezuiniging mag worden
toegepast. Men staat te Leiden voor groote uitgaven, b.v.
voor verkeersverbeteringen en ook voor een nieuw Stadhuis.
Al die dingen zijn op zich zelf prijzenswaardig, maar dan
moet men met andere uitgaven voorzichtig zijn. Spreker zou
het daarom onverantwoordelijk vinden om in dit geval
ƒ10.000.in een put te werpen. Wordt dit voorstel aange
nomen, dan zal nooit meer bij de behandeling van voorstellen
in den Raad het bezuinigingsargument kunnen worden ge
bezigd.
De heer Manders zegt, dat de heer van Es, die dit voorstel
om principiëele redenen heeft bestreden, heeft aangevoerd,
dat, als een kerkgebouw moet worden verbeterd of veranderd,
de middelen daarvoor door de leden van het betrokken kerk
genootschap worden bijeengebracht.
Dit is wel ten deele juist, maar toch ook heeft de gemeente
voor het herstellen van verschillende kerken, o.a. van de
Groote Kerk, subsidie verleend. Waarom doen de Katholieken
daaraan mede, terwijl er voor hen zooveel pijnlijke herinne
ringen aan verbonden zijn? Zij doen dat niet, omdat hetgeen
in die kerken wordt gesproken hun sympathie heeft. Er
worden in die kerken ook wel eens dingen gezegd, die de
Katholieken grieven en die deze zelfs in strijd met de waar
heid moeten achten. Zij doen dat misschien uit een cultuur
historisch oogpunt, maar toch in elk geval omdat zij, eerbied
hebbend voor eens anders overtuiging, inzien, dat de leden
van dat kerkgenootschap de kosten niet kunnen betalen. En
dan moet dat woord »kunnen" zeer ruim worden opgevat.
De Katholieken werken ook mede aan het subsidieeren van
scholen, niet alleen omdat de wet dit eischt, maar ook omdat
die scholen noodig zijn voor de ontwikkeling van de kinderen,
en de leden volgens hun overtuiging aan dat soort scholen
gebonden zijn en niet dan ten koste van zeer veel opofferingen
een goed onderwijs kunnen bedruipen, maar bovendien omdat
zij het onbillijk vinden die leden, ten voordeele van de
overigen, door de belasting voor het door hen niet gewilde
onderwijs ten volle te laten betalen en hen daarenboven nog
een eigen onderwijs te laten bekostigen.
Spreker zou zoo meerdere voorbeelden kunnen noemen.
Waarom zou men hier geen subsidie geven? Een groote
groep van Leidenaars, welke ook in de belastingen bijdragen,
vindt een schouwburg uit een wetenschappelijk oogpunt ter
ontwikkeling van velen noodig.
Zij hebben zich daarvoor vele opofferingen getroost, zij
hebben een combinatie gevormd en een kapitaal van 50.000.—
daarin gestoken, waarvan wel al reeds gedurende 40 jaren
geen dividend wordt uitgekeerd.
Als regel werd, en wordt wellicht nog, de rekening en
verantwoording, geheel onverplicht, aan den Burgemeester
ter inzage gezonden. Gedurende meerdere jaren is vroeger
subsidie verleend, dan wel, dan niet. Toeri de oorlog uitbrak,
is geen subsidie meer aangevraagd; er was toen aan heel
wat anders behoefte.
Geheel onvoorzien werd echter die oorlogstijd voor den
schouwburg een gouden tijd, doordat de Stadsgehoorzaal voor
de gemobiliseerde troepen noodig was; de schouwburg werd
toen voor alles gebruikt. Toen kon hier en daar wat opge
knapt worden, maar op het oogenblik mankeert er wel een
en ander. Het tooneel is niet meer volgens de eischen van den
tijd; er is in 15 jaar niets meer geverfd, wat ook ƒ500.a
1000.zal kosten. Dit laatste zal nu kunnen geschieden,
want bij de afsluiting op 1 Mei 1929 was er een batig saldo
van ƒ600.
De nu door het College ten behoeve van de veiligheid voor
geschreven verbetering door den aanleg van centrale ver
warming zal ƒ16.000.kosten, waarvan de Schouwburg
commissie ƒ6000.— bij elkaar kan brengen. Er steekt dan
r eeds een kapitaal in van 56.000.waarvan, zooals tot nu toe
steeds, wel nimmer rente zal worden uitgekeerd. De Com
missie steekt dat kapitaal er belangeloos in; men kan toch
moeilijk de Commissie als belanghebbende beschouwen. Van
de rente van dat geld, gesteld op 5%, dus bijna ƒ3000.
per jaar kunnen heel wat kaartjes naar den Haag en terug
worden genomen. Tot wier belang doet die Commissie dat
dan? Tot ontwikkeling van velen, naar zij meent. Zij meent,
dat een schouwburg voor velen onmisbaar is. Nu mogen
sommigen meenen, dat die schouwburg wel gemist kan