114 MAANDAG 24 JUNI 1929. De heer Parmentier zegt niet te weten waarover hij het woord moet voeren. De Voorzitter antwoordt, dat de heer Parmentier het woord heeft gevraagd om een mededeeling te doen, aange zien hij des avonds niet tegenwoordig kon zijn. De heer Parmentier zegt, dat de zaak zoo niet staat. In de vorige vergadering heeft de Voorzitter tot hem gezegd: aij hebt het woord »onbetrouwbaar'' gebruikt en dat moogt gij niet bezigen, gij moet het intrekkenSpreker heeft daarop geantwoord, dat hij het dan voorloopig introk. Komt spreker daarop terug, dan moet hij de beschuldiging opnieuw uit spreken; anders is zij ingetrokken. De Voorzitter voegt spreker toe, dat die beschuldiging voorloopig is ingetrokken. Spreker behoeft haar dus niet te herhalen. Hij wil alleen mededeelen naar aanleiding waarvan hij den vorigen keer het woord »onbetrouwbaar" heeft gezegd. De Voorzitter antwoordt, dat de heer Parmentier heeft »ezegd vanavond niet tegenwoordig te kunnen zijn. Spreker sprak daarover zijn spijt uit en toen vroeg de heer Parmen tier of spreker hem het woord wilde geven. De heer Parmentier zegt gedacht te hebben, dat de Voor zitter de zaak wilde aan de orde stellen, maar dan heeft hij dat blijkbaar verkeerd begrepen. Spreker deelt daarop mede, dat hij verhinderd is een eventueele avondzitting op heden bij te wonen. De Voorzitter stelt voor de vergadering voort te zetten. Er volgt nog een vergadering met gesloten deuren, welke een kwartier in beslag zal nemen. De heer Schüller stelt dan voor, ook de zaak-Parmentier te behandelen. De Voorzitter zegt, dat dit van den heer Parmentier zal afhangen. De heer Wilmer geeft in overweging eerst de vergadering met gesloten deuren te houden. Men kan zien of die in een kwartier afloopt. Hij acht het niet noodig voor de zaak Parmentier—Schüller de vergadering des avonds voort te zetten; daarbij is niet zooveel haast. De Voorzitter doet thans de deuren sluiten. Na eenigen tijd wordt de openbare vergadering hervat. De Voorzitter vraagt, of thans nog een der leden iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer Sijtsma richt tot den Burgemeester de navolgende vr3.°"6n «ündergeteekende heeft de eer u beleefd te verzoeken nadere mededeelingen te verstrekken omtrent den uitslag van uw pogingen bij de besturen der politieke partijen hier ter stede aangewend, om te voorkomen het plakken van partij reclames op muren en schuttingen, zonder vergunning van eigenaren of rechthebbenden en van het bekladden met namen door middel van kalk of verf van de openbare straat en van muren en schuttingen. Gaarne zou hij de antwoorden door de partijbesturen op de door u aan haar gezonden aanschrijving vernemen. Tevens verzoekt hij u te willen meedeelenj welke rodelt- regelen u als hoofd der politie tegen ongeoorloofd bekladden en beplakken van straten, muren en schuttingen denkt te nemen of reeds hebt genomen. De Voorzitter heeft zich gewend tot de vertegenwoor digers van alle partijen, die candidatenlijsten in Leiden hebben ingediend. Op enkele uitzonderingen na, is van allen antwoord ingekomen, die alle gunstig luidden. Een partij echter meende, dat op de door spreker aanbevolen methode te weinig plaats voor reclame en voor plakken beschikbaar komt en dat ook in beginsel de straat beschikbaar gesteld moest worden voor aanplakken en verven. Een andere partij meende in deze geen toezegging te kunnen doen, omdat de quaestie te laat aan de orde gesteld was. De heer Sijtsma vraagt, of de Voorzitter die partijen kan noemen. De Voorzitter heeft daartoe geen machtiging gekregen. Daar is ook geen reden voor. Spreker gelooft niet, dat dit eenigen zin heeft. Hiermede staat vast, dat sprekers pogingen in die richting mislukt zijn. Een volgenden keer zal spreker te£®~ moetkornen aan de bezwaren door de zaak eerder aan de orde te stellen; wegens de andere bezwaren, die geuit zijn, o. a. dat er te weinig plaats is en dat er op de straten ook geverfd mag worden, vreest spreker dat overeenstemming niet te krijgen is. De heer Sijtsma heeft gevraagd, welke maatregelen spreker van plan is te nemen om dat tegen te gaan. Dat zou klappen uit de school zijn en spreker is niet van plan, dat aan den heer Sijtsma mede te deelen. Spreker zal hieromtrent met de politie overleggen; indien getracht wordt bestaande verorde ningen te overtreden, zal proces-verbaal opgemaakt worden. De heer Sijtsma zegt, dat op Zaterdag en Zondag de muren beplakt zijn. Wanneer de Voorzitter als hoofd der politie er geen mannetjes voor heeft om dit te voorkomen, moet hij zulke maatregelen nemen, dat dit wel kan. De Voorzitter weet niet hoeveel mannetjes hij zou noodig hebben om de geheele stad te bewaken. Het plakken is een soort sport geworden. De heer Sijtsma heeft gezien, dat de muren en schuttingen ook rijkelijk beplakt waren met aanbevelingen van de anti revolutionaire partij en de Roomsch-Katholieke Staatspartij, van welke partijen men toch mag verwachten, dat zij mede het gezag willen hooghouden en die er prat op gaan in tegenstelling met vrijzinnige en socialistische partijen de over heid steeds te gehoorzamen. De Voorzitter heeft als Burge meester gevraagd om het niet te doen en toch gebeurt het, vooral door deze partijen. Nu zegt de Voorzitter, dat hij ge vraagd heeft om het niet te doen zonder toestemming van de eigenaars van de huizen, schuttingen en muren. Spreker kan den Voorzitter de verzekering geven, dat daarmede geen rekening is gehouden en dat het toch is gebeurd en nog gebeurt. Spreker neemt dat deze partijen wel kwalijk en kan dat, zooals de Voorzitter schijnt te doen, niet vergoelijken. De Voorzitter weet daar niets van. Het spijt hem zeer. De heer Koole zegt, dat in een van de vorige Raadsver gaderingen door den heer van der Reijden een vraag is gesteld over de brug van de firma Driessen in de Oosterkerksteeg, welke bij regen zoo veel vuil afwerpt. Waar toen door den Wethouder is toegezegd met de firma Driessen de zaak te zullen bespreken, zou spreker gaarne het resultaat van die bespreking vernemen, omdat de toestand nog dezelfde is. De heer Splinter zegt, dat de Directeur van Bouw- en Woningtoezicht zich met de firma Driessen in verbinding- heeft gesteld en deze heeft beloofd de gaten in de U-ijzers, welke het lekken veroorzaken, te zullen dicht maken. De heer Koole merkt op, dat met het voorzien van die kluisgaten niet kan worden volstaan. Als het regent, is door het afdruipen van het vuile water alles wat vóór de huizen staat ontoonbaar, terwijl de huizen zelf ook smerig zijn. De eenig afdoende oplossing zou zijn het leggen van een zinken bak onder de brug en daar afvoeren aan verbinden. De heer Splinter kan geen nader antwoord geven. In de U-ijzers, waartusschen de planken liggen, zijn die gaten en deze zouden worden dicht gemaakt. Maakt men een goot, dan helpt dat toch niet voor het middengedeelte. De heer Manders voegt spreker toe, dat gezegd is, dat aan de bezwaren zou worden tegemoet gekomen. Spreker zal zien wat er nog verder aan te doen is. Hij weet niet, of de klachten niet erg overdreven zijn. De heer Vallentgoed vraagt, of de toegezegde salarisregeling voor de hoofdagenten spoedig te verwachten is en hoe staat het met de bevordering van agenten tweede klasse? Bij de begrooting is toegezegd, dat die salarisregeling spoedig zou komen, maar die is er nog niet. De Voorzitter hoopt binnenkort de quaestie van de ver hooging der salarissen van de hoofdagenten aan de orde te kunnen stellen. De quaestie van de bevordering is nog in onderzoek. De heer Bergers verzoekt om, wanneer het verkeer over een rijweg gestremd is, tijdig en op de goede plaats bordjes te plaatsen, zoodat men zien kan wat men doen en laten mag. De Maresingel is eenigen tijd afgesloten geweest en de menschen reden langs het trottoir, dat langs de school lag. Verleden week stond er echter opeens een politie-agent, die allen bekeurde; spreker is ook onder de gelukkigen geweest; spreker heeft den dienst opgebeld en de politie en het gevolg is geweest, dat er eindelijk na drie dagen een bordje staat: wielrijders afstappen. De diensten werken dus blijkbaar niet samen en houden geen voeling met elkaar. Verder heeft spreker een verkeersagent gezien, die erg nat werd in den regen. Kunnen die agenten geen regenjassen krijgen; zij moeten steeds op een bepaalde plaats staan. Wegens onvoltalligheid sluit de Voorzitter de vergadering. t

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1929 | | pagina 16