MAANDAG 3 JUNI 1929. 77 II. Aanwijzing van leden van den Gemeenteraad om, zoo noodig, als plaatsvervangers op te treden van den Burge meester, als Voorzitter van het stembureau in het eerste stemdistrict voor de stemming ter benoeming van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Provinciale Staten en den Gemeenteraad. (Zie lng. St. No. 82.) De Voorzitter verzoekt den heeren Heemskerk, van der Reijden, de Reede en Verweij het stembureau te vormen. Worden benoemd, ieder met algemeene (31) stemmen, de heeren J. B. Meijnen en K. Sijtsma. (De heer Romijn had de vergadering inmiddels tijdelijk verlaten). De heeren Meijnen en Sijtsma verklaren de benoeming aan te nemen. III. Benoeming van leden en plaatsvervangende leden van het stembureau in het eerste stemdistrict en van voor zitters, leden en plaatsvervangende leden van de overige stembureaux voor de stemming ter benoeming van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Provinciale Staten en den Gemeenteraad. (Zie lng. St. No. 82). De heer Groeneveld is sinds vele jaren voorzitter van stembureau n°. 24, maar heeft nog nooit de eer gehad kennis te maken met mevrouw van KerckhoffLorch, hoewel die over de vorige 4 jaren ook benoemd was tot lid van dat stembureau. Spreker heelt dus niet veel vertrouwen, dat ditmaal mevrouw van KerckhoffLorch deel zal uitmaken van zijn bureau. Zelfs zendt zij geen bericht van verhindering. Spreker zal dus aan haar benoeming niet veel hebben. Spreker heeft bij de behandeling der begrooting medegedeeld, vernomen te hebben, dat door de Directie der Lichtfabrieken aan het personeel een rondschrijven was gericht, dat de Directie, wanneer het personeel een benoeming als lid van een stembureau accepteerde, daarvoor een dag van de vacantie zou aftrekken. De Voorzitter heeft daarop geantwoord, dat het hem niet bekend was, dat hij het niet kon begrijpen, maar dat een onderzoek zou worden ingesteld. Spreker heeft vernomen, dat dit ook is ingesteld en dat hij in zooverre succes heeft gehad, dat dat schrijven aan het personeel is ingetrokken en dat aan het personeel van de Lichtfabrieken, wanneer dit zitting neemt in een stembureau, geen vacantiedag meer in rekening zal worden gebracht. Stonden er echter andere jaren altijd eenige ambtenaren van de Lichtfabrieken op de aanbevelingslijst voor de stem bureaux, dit jaar komen die er niet op voor. Het besluit van het College komt z. i. dus hierop neer: wanneer wij een ambtenaar van de Lichtfabrieken tot lid van een stembureau doen benoemen, zal hem geen vacantiedag in rekening worden gebracht, maar wij zorgen ervoor, dat geen personeel van de Lichtfabrieken benoemd wordt. Met een dergelijk succes is spreker natuurlijk niet tevreden. Wie dit handigheidje heeft uitgevonden weet spreker niet, maar hij zou zoo'n beetje het idee krijgen, op die manier in de maling te worden genomen. In het stuk komt de mooie clausule voor, dat het College vertrouwt, dat de aanbevolenen hun tijd zullen willen geven ten bate van een erkend gemeenschapsbelang. Spreker is er geenszins voor de stembureaux uitsluitend samen te stellen uit gemeente-ambtenaren, maar wanneer het College blijkbaar opzettelijk geen enkelen gemeente-ambtenaar doet benoemen tot lid van een stembureau, kan men, naar het spreker voor komt, bij dat College zelf toch heel weinig gevoel voor dat erkende gemeenschapsbelang vinden en spreker begrijpt niet, waar het College dan de vrijmoedigheid vandaan haalt om allerlei menschen uit het particuliere leven te doen benoemen met alle schade en moeite, die er aan vastzit. Spreker zou gaarne worden ingelicht hoe de zaak precies zit, vooral met het besluit van het College omtrent de Lichtfabrieken. De heer Elkerbout vraagt, in verband met de wijzigingen in de Kieswet, of de leiddraad, die zal worden verschaft, intijds zal worden ontvangen, opdat de benoemden zich nader zullen kunnen oriënteeren. De Voorzitter kan de opmerking van den heer Groeneveld, dat deze nog nimmer heeft kennis gemaakt met mevrouw van Kerckhofï-Lorch, aldus beantwoorden, dat dit waarschijnlijk gelegen is in het feit, dat zij plaatsvervangend lid is. Zij heeft zich op verzoek bereid verklaard plaatsvervangend lid te zijn. Mocht zij verhinderd zijn om de een of andere reden haar diensten te verleenen, dan zal het College zorgen, dat iemand haar plaats inneemt. Wat betreft het bezwaar van den heer Groeneveld tegen het inhouden van een dag verlof, die zaak is onderzocht en inderdaad is het College tot de conclusie gekomen, dat het beter is daarvoor geen dag van het verlof in te houden. Dit heeft evenwel geen verband gehouden met het feit, dat er nu geen enkele ambtenaar van de Lichtfabrieken aanbevolen wordt. Dat wil niet zeggen, dat zij, zoo noodig, niet gevraagd zullen worden. In beginsel worden de ambtenaren zooveel mogelijk niet gevraagd om zitting te nemen in stembureaux; misschien zullen onderwijzers wel gevraagd worden, maar dan toch alleen zij, die dien dag toch vrij hebben. De daarvoor geschikte ambtenaren worden in petto gehouden als plaats vervangende leden. Men mag echter niet zeggen, dat hierbij opzet in het spel is, want dat is onjuist. Binnen zeer korten tijd zal de leiddraad aan de Voorzitters van de stembureaux ter hand gesteld worden. De heer Groeneveld zou gaarne vernemen, of de bereid verklaring van mevrouw van Kerckhofï-Lorch om zitting te nemen in een stembureau, een positieve of een negatieve is geweest. De Voorzitter zegt, dat dit, precies als in andere gevallen, een negatieve bereidverklaring is geweest. De heer Groeneveld stelt dan niet veel vertrouwen in deze aanvaarding, door de ervaring geleerd. Spreker zou dus in haar plaats een ander willen benoemen en stelt als zoodanig voor ir. Fehmers, waarnemend directeur van de Lichtfabrieken; dan is spreker ten minste veel veiliger. Het was spreker reeds bekend, dat het rondschrijven van de Directie der Lichtfabrieken aan het personeel was inge trokken, maar dat die ambtenaren in reserve worden gehouden is toch een verandering in vergelijking met vroeger, toen zij niet in reserve werden gehouden, maar onmiddellijk voor benoeming werden aanbevolen; wanneer dat noodig was, werden later ook nog meerdere ambtenaren van de Licht fabrieken gevraagd. Burgemeester en Wethouders zeggen: wij zullen er niet een dag van de vacantie voor inhouden, maar nu bevelen wij hen niet aan voor een benoeming. Als alle te benoemen particulieren maar bereidwillig het gemeen schapsbelang dienen, dan zal de gemeente van geen enkelen ambtenaar gebruik maken en dat is verkeerd. Het is niet goed om zeer veel ambtenaren in de stembureaux te benoemen, maar het is niet meer dan billijk, dat er eenige benoemd worden. Waarom moet het gemeenschapsbelang alleen gediend worden door de burgerij en ook niet door de gemeente zelf, die toch in de eerste plaats aangewezen is? Het is spreker onverklaarbaar, waarom vroeger dadelijk eenige ambtenaren werden benoemd en dat zij nu pas benoemd zullen worden, wanneer dat noodig blijkt. Spreker heeft toch sterk den indruk, dat dit een gevolg is van het besluit om dien dag niet in mindering van de vacantie te brengen. De heer Elkerbout meent, dat de animo van die ambte naren niet zoo groot is geweest. In de Commissie voor de Lichtfabrieken is deze vraag aan de orde gesteld en is ge vraagd, of de commissie meende, dat er al of niet een dag vacantie voor moest worden opgeofferd. Het advies is ook geweest in den geest zooals de Voorzitter heeft medegedeeld. Slechts een of twee ambtenaren hebben zich bereid verklaard. De Voorzitter zegt, dat de heer Groeneveld ten onrechte het heeft doen voorkomen, alsof Burgemeester en Wethouders van standpunt zouden zijn veranderd. Het standpunt is het zelfde gebleven, maar bij de uitwerking is het dit jaar mogelijk geweest in eerste instantie geen ambtenaren te vragen. Burgemeester en Wethouders stellen zich op het standpunt, dat de gemeenschap hierbij het grootste belang heeft. Daarom vragen zij in de eerste plaats particulieren en de ambtenaren, die al bezig zijn te werken in het belang der gemeenschap, worden liefst rustig aan dat werk gelaten. De heer Groeneveld heeft voorgesteld, in plaats van mevrouw van Kerckhofï-Lorch iemand rnders te benoemen; de leden zijn vrij te kiezen wien zij willen, daar Burgemeester en Wet houders slechts een aanbeveling hebben ingediend. Worden benoemd tot voorzitters, leden en plaatsvervangende leden met algemeene (31) stemmen alle door Burgemeester en Wethouders in Ingekomen Stukken No. 82 aanbevolen per sonen, met uitzondering van mevrouw A. van Kerckhofï-Lorch, die met 21 stemmen wordt benoemd; de heer Ir. P. Fehmers verkreeg 10 stemmen. IV. Benoeming van leden en plaatsvervangende leden van het Hoofdstembureau in Kieskring I en van de voorzitters, leden en plaatsvervangende leden van de hoofdstembureaux in de Kieskringen II en III, voor de verkiezing van de leden van den Gemeenteraad. (Zie lng. St. No. 83.) Worden benoemd tot leden en plaatsvervangende leden met

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1929 | | pagina 3