94
MAANDAG 3 JUNI 4929.
genaam. Op die vergadering waren tegenwoordig de Wethouder,
de secretaris, mr. van Deventer, de heeren Parmentier en
Schüller en spreker. Spreker kan niet verwachten, dat de
Wethouder aan een van de sollicitanten zal gaan vertellen:
dat en dat hebben de heeren Parmentier, Spendel e. a. gezegd.
Ook van den secretaris kan spreker dat niet aannemen. De
commissievergaderingen zijn er op aangelegd, zoo vertrouwelijk
en vriendschappelijk mogelijk, zelfs de moeilijkste kwesties
op te lossen. Van vier leden is spreker overtuigd, dat zij
het niet gezegd zullen hebben, dus er moet nog een vijfde
zijn geweest. Namen zal spreker niet noemen, maar wien de
schoen past, trekke hem aan. Spreker zou den heer Schüller
wel eens willen vragen, of hij de vijfde man geweest is, die
dat aan dien bepaalden persoon, den heer Starkenburg uit
Zoeterwoude, een van de gegadigden, heeft verteld.
De heer Baart vraagt, of deze persoon verteld heeft, dat
de heer Schüller het hem gezegd heeft.
De heer Spendel veronderstelt, dat degenen, die hij genoemd
heeft, het niet gezegd hebben. Spreker heeft den naam niet
genoemd, maar alleen gezegd, dat er een vijfde moet zijn,
die het wel gedaan heeft.
Spreker heeft daar reeds vroeger eens aanmerking op ge
maakt en in de notulen laten opnemen, dat in het vervolg
het in de commissie besprokene geheim blijven moest en niet
aan derden of door derden naar buiten werd gebracht. Het
had spreker reeds bij een gelegenheid groote moeilijkheden
gebaard en toen wist spreker niet wie het gedaan had, maar
nu het voor den tweeden keer is gebeurd wil spreker aan
den Raad overlaten om te concludeeren, wie dat geweest
kan zijn.
De heer Schüller zegt, dat er een bepaald systeem in het
afmaken van de sociaal-democraten komt.
Er is een tijd geweest, dat sprekers partijgenoot van Stralen
door de rechterzijde voor onbetrouwbaar werd uitgemaakt.
Deze heeft zich daartegen verzet en de bewijzen geleverd
van het tegendeel en nu is spreker aan de beurt.
Spreker is geen commissielid, die ja en amen zit te knikken
op alle zaken, die hem ter beoordeeling worden voorgelegd.
Het is spreker slechts eenige keeren overkomen, dat hij
wegens tijdgebrek niet alle stukken heeft kunnen inzien; in
deze gevallen heeft spreker dit in de Commissie medegedeeld.
Buiten deze gevallen heeft spreker altijd gezorgd behoorlijk
met de zaken, welke in de Commissie ter sprake komen, op
de hoogte te zijn.
Maar het is spreker nog nimmer overkomen, dat hij de
stukken tijdens de vergadering nog moest inzien, zooals dit
wel eens een ander lid der commissie is overkomen.
De heer Parmentier zegt, dat dat ook niet waar is. Indien
de heer Parmentier spreker hier voor onbetrouwbaar uitmaakt,
zal hij dat ook hedenavond hebben aan te toonen. De heer
Parmentier heeft nog andere beschuldigingen geuit; die zal
hij ook hedenavond hebben waar te maken. Spreker laat niet
op zich zitten de beschuldigingen, in openbare vergadering
geuit; de heer Parmentier moet ze bewijzen of ze intrekken.
Zeer terecht heeft de heer Spendel gezegd: de notulen zijn
algemeen gesteld. Hetgeen spreker hier aangestipt heeft staat
er in groote trekken in. Men kan uit de notulen zeer duidelijk
zien, dat spreker heden de gezichtspunten naar voren gebracht
heeft, die hij ook in de Commissie had genoemd.
Spreker mag in den Raad uitgebreider zijn geweest, maar
dezelfde punten heeft hij toch in de Commissie aangesneden.
Beide keeren heeft spreker de bedrijfszekerheid betwist door
dat het water dicht kon zijn of doordat een gemeente of een
ingezetene zou gaan klagen. In de commissie is spreker ook
ingegaan op de kwestie van de los- en laadplaats, naar aan
leiding waarvan de Wethouder, zooals deze heden mededeelde,
direct den directeur opdracht heeft gegeven een anderen
toestand te scheppen. Ook de autotractie heeft spreker inde
Commissie behandeld. Spreker kan dan ook niet begrijpen,
waarom men hem onbetrouwbaarheid heeft verweten. De
heer Parmentier zal dat moeten aantoonen. Wanneer men
er prijs op stelt, zou spreker uit de jnotulen alles kunnen
voorlezen, waaruit zou blijken, dat hij in de Commissie het
zelfde heeft gezegd als in den Raad,
De heer Parmentier: Dat hebt u in December ook gedaan.
De heer Sciiüller protesteert hiertegen.
De Voorzitter vindt aanleiding over deze kwestie een
enkel woord te zeggen. De heer Parmentier zeide, dat de
heer Schüller onbetrouwbaar was. Spreker is van oordeel, dat
men dat niet zonder bewijzen van een van zijn medeleden
mag zeggen. De heer Parmentier wilde het van vele gevallen
aantoonen, als de heer Schüller er om vroeg en zou het in
deze vergadering aantoonen ten aanzien van hetgeen er laat
stelijk in de Commissie van Fabricage is gebeurd. De heer
Parmentier is aan het woord geweest en heeft gemeend het
te kunnen bewijzen, terwijl thans de heer Schüller aan het
woord is om daartegen in te gaan. Wanneer beiden het niet
eens kunnen worden, begrijpt spreker niet, hoe er een eind
aan deze kwestie moet komen.
Spreker vermoedt, dat de heer Parmentier met het woord
«onbetrouwbaar" iets anders bedoeld heeft dan de heer
Schüller e. a. dat opvatten. Men kan wel eens meenen, dat
een lid in de commissie iets anders zegt dan later in den
Raad, maar wanneer een groot woord als «onbetrouwbaar"
wordt gebruikt, geeft dat veel grooter ernst aan de zaak dan
deze inderdaad heeft. Het komt spreker voor, dat deze kwestie,
behalve voor de beide betrokkenen, niet van bijzonder veel
belang is. Spreker zou dan ook willen voorstellen, dit incident
te sluiten. Men kan de zaak dan nog eens in de Commissie
van Fabricage bespreken, want, waar er geen stenografische
notulen van het gesprokene in die Commissie bestaan, kan de
Raad, naar spreker meent, hierover moeilijk oordeelen.
De heer Schüller kan met het idee van den Voorzitter
geen genoegen nemen. De beschuldiging is in het openbaar
geuit en zal in het openbaar bewezen moeten worden of
moeten worden teruggenomen. Met iets anders neemt spreker
onder geen voorwaarde genoegen. Spreker is aan zijn eer en
aan zijn naam verplicht, dat hij hier gerehabiliteerd wordt
en hij verlangt van den heer Parmentier, dat hij zijn be
schuldiging intrekt of waar maakt. Al blijft men hier zitten
tot 2 uur, spreker houdt daaraan vast.
Wat betreft de vraag van den heer Spendel, spreker had
de stukken van de Commissie van Fabricage over het vuil-
verwijderingsvraagstuk nog niet thuis, of hem werd reeds
gezegd: in de portefeuille van Fabricage zit het vuilverwij-
deringsvraagstuk en de zaak ziet er zoo en zoo uit. Wanneer
men nu spreker vraagt, of hij uit de Commissie gesproken
heelt, dan antwoordt hij, dat tegen hem gezegd is, wat deze
heeren gezegd hebben. Als er een vijfde man gezocht moet
worden, moet hij niet hier aan deze zijde gezocht worden;
spreker wil ook niet beweren, dat hij aan den anderen kant
gezocht moet worden. Ook bij geheime zitting, nog geen uur
na afloop, staat in de courant wat er besproken is. Spreker
meent dus duidelijk genoeg gezegd te hebben, dat hij niet
gesproken heeft, zooals de heer Spendel bedoelde.
De heer van Eck was niet van plan zich op dit late uur
in het debat te mengen, maar wil om twee redenen nog een
enkel woord spreken. In de eerste plaats naar aanleiding
van de onaangename geschiedenis met den heer Schüller.
Het is absoluut geen quaestie tusschen de heeren Parmentier
en Schüller, maar wanneer een van de vertrouwensmannen
der sociaal-democratische fractie van onbetrouwbaarheid be
schuldigd wordt, dan moet men dat bewijzen, of anders in
trekken, want een beschuldiging tegen een lid der sociaal
democratische fractie is een beschuldiging tegen de sociaal
democratische fractie zelf. De heer Parmentier heeft niet voor
te schrijven, wat de sociaal-democraten zullen doen, maar zij
dulden niet, dat een hunner in het openbaar op een dergelijke
wijze beleedigende uitdrukkingen worden toegevoegd en wan
neer de heer Parmentier ouder onbetrouwbaarheid verstaat
bewust onwaarheid spreken, dan moet hij dat bewijzen; dan
kan hij niet zeggen: ik dacht of veronderstel dit of dat. Hij
moet het bewijzen of intrekken; dat is een volkomen billijke
eisch.
Verder heeft men getracht de houding van de sociaal
democratische fractie in strijd te brengen met sprekers
houding tijdens de begrooting, toen spreker zich een warm
voorstander betoonde van het omzetten van weiland in tuin
land ter bevordering der werkverruiming. Die veronderstelling,
dat er strijd zou bestaan, berust op een misverstand; er is
geen sprake van, dat de sociaal-democratische fractie zou zijn
tegen het brengen van het vuil naar den akker; alleen de
heer Groeneveld heeft daaromtrent twijlel uitgesproken, maar
de hier in het algemeen aangevoerde argumenten hebben dit
vraagstuk onbesproken gelaten; alleen zijn bezwaren geuit
tegen de wijze, waarop die zaak hier was geregeld. Men heeft
argumenten daartegen aangevoerd en men heeft getracht door
amendementen de zaak zoo te stellen, dat de bezwaren werden
weggenomen. Spreker kan den Raad geruststellen, dat zijn
fractie geenszins gekant is tegen de oplossing: het vuil naai
den akker in plaats van verbranding.
De heer Romijn herinnert aan de woorden van den heer
Schüller, als zou spreker hebben gezegd, dat het contract
niet deugde. Met zoovele woorden heeft spreker dit niet
gezegd. Spreker heeft bezwaren aangevoerd tegen den vorm
en den inhoud van het contract. Vooral na de toelichting
van den Voorzitter wil spreker aannemen, dat Burgemeester
en Wethouders het, op grond van de practische omstandig
heden en de vooruitzichten, die er bestaan tengevolge van de