MAANDAG 3 JUNI 1929. 89 meester en Wethouders waren echter met Nieuwkoop zoo ingenomen, dat alle anderen zijn uitgeschakeld. Spreker geeft nogmaals den Raad in overweging nog geen besluit te nemen, maar Burgemeester en Wethouders uit te noodigen ook nog met andere gegadigden, die zich nog zullen aanmelden, te onderhandelen. Spreker is overtuigd, dat men dan een voor Leiden voordeeliger overeenkomst zal kunnen sluiten met niet minder bedrijfszekerheid. Een voorstel zal spreker nog niet doen, maar eerst het antwoord van den Wethouder afwachten. Wanneer de heeren aan de overzijde, die in tweede instantie ook bezwaren hebben ontwikkeld, consequent zijn, gelooft spreker ook niet, dat zij van avond met Nieuwkoop in zee zullen gaan. De heer Splinter, komende tot de beantwoording van de verschillende gemaakte opmerkingen, wil dan beginnen met den heer Schüller en wil er dan zijn verwondering over uit spreken, dat het juist de heer Schüller is geweest, lid van de Commissie van Fabricage, die de zaak op deze wijze heeft bestreden. Spreker kan verklaren, dat in de commissie vergadering een van de leden den heer Schüller de pertinente vraag stelde: wat scheelt er dan aan, welke bedrijfszekerheid wilt gij dan hebben? De heer Schüller heeft er zich toen van afgemaakt, maar hedenmiddag is hij wel ingegaan op allerlei onderdeelen, o.m. die de bedrijfszekerheid betreffende. Nu heeft de heer Schüller gewezen op de lezing van den heer Lührs, die verklaarde, dat hij door het hoofdbestuur van den Bond van Overheidspersoneel met twee anderen was aangewezen om het vraagstuk van de vuilverwijdering, dat immers ook uit personeelsoogpunt van belang is, te be- studeeren. De heer Lührs is begonnen met te zeggen, dat hij zou trachten de zaak zoo objectief mogelijk te behandelen en hij heeft een overzicht gegeven hoe het met dit vraagstuk gegaan was in Rotterdam, den Haag en Enschede en ook in het buitenland, waarna hij het rapport van de gemeente Leiden heeft behandeld, waarvan hem naar het schijnt inzage was verstrekt. Vooral heelt hij de aandacht gevestigd op de bedrijfszekerheid en de kosten. Naar het spreker voorkomt, komt op die beide punten de geheele zaak ook eigenlijk neer. Hoe objectie! de heer Lührs dit rapport ook behandeld heelt, dat sluit toch niet uit, om maar één conclusie uit meerdere te noemen, dat hij zegt, dat het verzamelen en het afvoeren van het vuil tot aan de plaats van bestemming moet geschieden in eigen beheer en dat dit voor den waarborg van volstrekte bedrijfszekerheid als onafwijsbare voorwaarde gesteld diende te worden. Op dit aambeeld hebben alle sociaal-democratische sprekers gehamerd. De heer Schüller nu heeft gezegd, dat de kostenberekening niet goed was. In 1927 kostte de vuil verbranding ƒ44.200.na aftrek van ƒ8000.a ƒ10.000.wegens opbrengst van den stoomdeze opbrengst was echter feitelijk te hoog aangeslagen en de vuilver branding kostte dus eigenlijk meer dan ƒ44.200.Nu zegt dë heer Schüller, dat volgens het rapport van de Amsterdamsche commissiedetoestandgeheelandersis. Spreker heeft dat Amster damsche rapport niet bestudeerd en laat het ook buiten be schouwing, omdat een stad als Amsterdam toch niet met Leiden valt te vergelijken. Verder zeide de heer Schüller, dat men in Amsterdam, den Haag en Rotterdam een gemiddelde van 330 a350K.G. op een M3 nam, terwijl men in Leiden aanneemt, dat er 500 K.G. in een M3 gaan. Maar dat verschil zit natuurlijk geheel in de wijze van opmeting; de eerstgenoemde gemeenten hebben het vuil gemeten in een gewonen vuilniswagen, waar het los in gestort wordt, terwijl men in Leiden gemeten heeft in de schuit, waar het vuil natuurlijk veel vaster in elkaar zit, dan in een vuilniswagen. Men krijgt dus vanzelfsprekend verschillende cijfers. Het College heeft aangenomen, dat 1 ton 2 M3 is; 13.000 ton is dus 26.000 M3. Den Haag daarentegen neemt aan, dat 1 ton is 3 M3; indien men op dezelfde wijze mat als in den Haag, zou de hoeveelheid in'Leiden 39.000 M! bedragen. De Haagscbe opgave is dus juist voor het vuil in den wagen, de Leidsche is juist voor het vuil in de schuit en daarom gaat het in Leiden, daar men hier het vuil in schuiten zal stortende opgave van 26.000 M3 is dus niet te laag. De Directie heeft voor alle zekerheid de zaak nog eens nagegaan en komt ook tot de conclusie, dat de wageninhoud, die thans ongeveer 31.500 M3 bedraagt, bij storting in schuiten zal verminderen met 5.000 M3, d. i. 16%, wegens inslinking en omdat niet alle wagens thans vol zijn, en derhalve alsdan ruim 26.000 M3 zal bedragen. Dan sprak de heer Schüller nog er over, op welke wijze de meting zou plaats vinden. Spreker is het volkomen met hem eens, dat er een strenge controle zal moeten zijn bij het ladende persoon, die daarvoor aangesteld moet worden, is ook opgenomen in de exploitatie kosten. Die man wordt daarmede extra belast. Het is ook de bedoeling, dat de schuiten worden opgemeten, zoodat, wanneer zij vol en afgedekt zijn, komt vast te staan, welk aantal kubieke meters er in is. Spreker vindt het zeer eigenaardig, dat de heer Schüller hedenmiddag heeft te kennen gegeven, als zou hij in de Commisssie van Fabricage hebben gezegd, op détailpunten niet te zullen ingaan. Dit is niet juist. De heer Schüller is in de Commissie wel degelijk op allerlei détailpunten ingegaan. Zoo heeft hij b.v. gesproken over de stort- en laadplaats, ook een détailpunt, waarvoor spreker hem dankbaar is, aangezien na dien tijd het plan op dat punt nog is gewijzigd, zoodat er nu een overdekte los- en laadplaats zal komen, die ver hinderen zal, dat het stof opwaait. Wanneer de heer Schüller het maar een ding van 11 M. noemt, heeft hij toch niet goed gekeken, want de lengte bedraagt 27 M. Er kunnen dus een of twee schuiten in. Het rolluik, waarnaar de heer Schüller ook vroeg, zal, als men geen vuilnis behoeft te storten, kunnen worden opgehaald om desgewenscht aan den buitenkant andere zaken te kunnen inladen. Spreker deelt voorts mede, dat het ook de bedoeling is de benoodigde wagens te veranderen in kipkarren en dat er later autotractie zal komen. De heer Schüller herinnerde er aan, hier vroeger op te hebben gewezen. Voor een stad als Leiden echter is paardentractie het gemakkelijkst. Spreker wil echter voor de buitenwijken, met het oog op de groote afstanden, tot autotractie komen. Naar het spreker voorkomt heeft dat echter met dit punt niets te maken. Dat betreft den ophaaldienst, en het zal geen invloed hebben op een eventueele exploitatie van de vuilverwijdering. De bedrijfszekerheid moet volgens den heer Schüller zoodanig zijn, dat de gemeente met zekerheid weet, dat Nieuwkoop zal afvoeren. Die zekerheid zag hij niet en volgens den heer Schüller moet het vervoer dan maar geschieden in eigen beheer. Hij voerde daarbij aan, hoe men bij de lezing van den heer Lührs had kunnen hooren, dat de klacht van één boer oorzaak was geweest, dat er in den Rotterdamschen afvoer lf jaar stagnatie was geweest. Juist omdat het gemeente bestuur daar bang voor is, heeft het voorgesteld een contract te sluiten met een gemeente en niet met een particulier. Dit komt, doordat een particulier te maken heeft met de verordeningen en vergunningen van de gemeente, waar hij stort, en om te voorkomen, dat men moeilijkheden zou krijgen, is deze zaak juridisch van alle kanten bekeken als gevolg waarvan het College nu voorstelt om het niet te geven aan een particulier, doch aan een gemeente, de gemeente Nieuw koop. Mr. de Brauw zegt in een advies, uitgebracht aan den polder Nieuwkoop en Noorden, eveneens, dat bij een contract met de gemeente Nieuwkoop de afvoer gewaarborgd is. Dat wil dus zeggenbij een contract met een particulier is de afvoer niet gewaarborgd, maar bij een contract met een ge meente krijgt men geen moeilijkheden. Er is gezegd: op den weg naar de plaats van bestemming, b.v. in Zwammerdam, kan een verordening gemaakt worden, maar dit rapport zegt duidelijk, dat dit zeer onwaarschijnlijk is, als men het vuil met afgedekte schuiten vervoert; dit kan in de gemeenten, welke gepasseerd worden, redelijkerwijze geen enkelen hinder veroorzaken. Volgens den heer Schüller staat er ook geen enkele voor waarde in het contract betreffende den afvoer bij vorst. Dat is echter niet juist; de gemeente Nieuwkoop koopt het vuil en moet het naar een plaats buiten Leiden brengen, ook bij vorst; dat staat duidelijk in de overeenkomst. In geval van vorst zal Nieuwkoop het vuil met autotractie weghalen. Er zal dus geen stagnatie behoeven te worden gevreesd. De M. IJ. V. O. heeft deze week veel stof doen opwaaien; deze maatschappij heeft reeds jarenlang geprobeerd het vuil van de een of andere gemeente te krijgen; daar zij hierbij tot dusverre niet veel geluk heeft gehad, meent spreker, dat Leiden wel een van de laatste pijlen op haar boog was, maar ook. hier zal het haar niet gelukken. Bij een bezoek aan spreker heeft de M. IJ. V. O. gezegd, dat zij den Haag, Bussum, Haarlem en nog meer van dergelijke gemeenten kreeg, maar geen enkele van die gemeenten heeft zij ooit gekregen, en nu dacht zijnu moet Leiden mij toch niet ontsnappen en daar moet ik aan doen wat ik kan, want spreker kreeg den indruk, dat het voor haar een levensquaestie was, of zij het vuil van Leiden kreeg of niet. Spreker herinnert voorts aan de opmerking van den heer Schüller, dat de gemeente Nieuwkoop geen rietlanden heeft, maar deze gemeente heeft besloten, om zelf rietlanden aan te koopen en heeft bovendien een overeenkomst met den polder Nieuwkoop en Noorden, zoodat men verzekerd kan zijn, dat het vuil daar gestort kan worden. Spreker deelt mede, dat de gemeente Nieuwkoop 3400 H.A. groot is, waar van 1200 H.A. lage rietlanden en 250 H.A. water, terwijl er per jaar 1| H.A. volgestort zal worden. Wanneer dit gedurende 20 jaar gebeurt, heeft de gemeente Nieuwkoop 30 H.A. cultuur grond gekregen. Op die 1200 H.A. maakt dit nog maar een zeer klein percentage uit. Spreker meent dan ook, dat men niet bang behoeft te zijn, of de gemeente Nieuwkoop wel voldoende beschikking heeft over de benoodigde gronden. Vooral de heer Baart heeft gesproken over de arbeids voorwaarden en heeft gezegd, dat Burgemeester en Wethouders geen rekening hebben gehouden met die menschen, die niet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1929 | | pagina 15