MAANDAG 3 JUNI 1929. 87 de Commissie te weinig toelichting op de vraag, hoe de afvoer zal geschieden, wanneer het water gesloten is; het is niet te veel gevergd, indien de Commissie in groote trekken had aan gegeven, hoe de verwijdering van het vuil dan zal geschieden. De commissie vraagt thans wel wat veel van het goede ver trouwen van den Raad, wanneer zij alleen zegt, dat het op andere wijze zal gebeuren. Een voorname zaak is voor spreker ook de kostenberekening. De Commissie komt bij haar berekeningen tot een enorme bezuiniging, vergeleken bij de tegenwoordige kosten door vuilverbranding, maar dat groote verschil ontstaat alleen, doordat zij met een zekere lichtvaardigheid twee factoren voorbijgaat; in de eerste plaats het overnemen van de vaste eigendommen door de Lichtfabrieken; en ten tweede de over tollig geworden werklieden. Het eerste is het minst belang rijke. De overname tegen den aangegeven prijs zal voor de Lichtfabrieken wel niet zijn wat men noemt »een koopje". Maar bij deze transactie kan de prijs ten slotte bijzaak zijn, want de gebouwen blijven ook na de transactie gemeente eigendom. Het belang der gemeente ligt niet in den prijs der overname, doch enkel in de vraag, welke der beide gemeente instellingen, de Lichtfabrieken of de Reiniging, er het nuttigste gebruik van kan maken. Van meer belang is het personeel, dat overtollig wordt. Daar maakt men zich wat al te gemakkelijk van af; men doet eenvoudig maar of de menschen verdwenen zijn en daar door komt men tot die groote bezuiniging. Burgemeester en Wethouders denken die tien man, die overbodig worden, wel ergens anders onder te brengen, maar spreker vindt dit toch een eigenaardige manier om de kosten te berekenen. Het slot zal wel zijn, dat de gemeente die menschen toch in dienst houdt en dan acht spreker het nog zeer de vraag, of zij geplaatst zullen worden waar zij inder daad noodig zijn. Van de bezuiniging,die eigenlijk enkel draait om het salaris van die tien menschen, die door de nieuwe wijze van vuilverwerking overbodig worden, ziet spreker dan ook niet veel. Het eenig rationeele lijkt spreker die menschen op wachtgeld te stellen om hen te kunnen gebruiken, zoodra er ergens een vacature komt. Men houdt dan ook het over zicht. Wanneer men die salarissen bij de vuilverwijdering niet aftrekken kan, is dat plan niet goedkooper dan de tegenwoordige vuilverbranding. Vooral ten aanzien van dit punt hoopt spreker een voldoende gemotiveerd antwoord van den Wethouder te ontvangen. Hoe zullen die tien menschen worden onderge bracht, zoodat de salarissen niet onnoodig het gemeentelijk budget blijven drukken, waardoor er in wezen niet bespaard zou worden. Tot zoolang behoudt spreker zich zijn stem voor. De heer Heemskerk kan zich, zooals hij bij de bespreking van het voorstel-Schüller reeds zeide, vereenigen met het voorstel van Burgemeester en Wethouders wat betreft de vraag, of er vuilverwijdering moet komen in de plaats van de vuilverbranding. Over enkele punten zou spreker echter nog iets willen opmerken en in de eerste plaats over de kwestie der arbeidsvoorwaarden en ten tweede over de bedrijfszekerheid. Ten aanzien van het eerste punt zijn ter sprake gekomen de arbeidsvoorwaarden van het personeel in dienst van de gemeentelijke vuilverbranding en die van het personeel, dat het vuil van Leiden naar Nieuwkoop zal moeten vervoeren. Spreker kan zich vereenigen met het denkbeeld van Burge meester en Wethouders om het personeel bij de vuilver branding zooveel mogelijk over te plaatsen naar de Licht fabrieken, maar spreker dringt er wel sterk bij Burgemeester en Wethouders op aan, te zorgen, dat die menschen niet in inkomen achteruit zullen gaan, ook al zouden zij misschien doordat hun andere werzaamheden werden opgedragen in een andere loongroep komen te vallen. Gaarne zou spreker dus de toezegging krijgen, dat Burgemeester en Wethouders eventueel met voorstellen zullen komen om een toeslag op die loonen te geven. Ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden van het personeel, dat het vervoer van het vuil van Leiden naar Nieuwkoop zal moeten ter hand nemen, sluit spreker zich volkomen aan bij hetgeeii daaromtrent door den heer Wilbrink is gezegd. Wanneer de gemeente die zaak niet ter hand neemt, spreekt het z. i. vanzelf, dat de Raad zich niet in die arbeidsvoor waarden kan verdiepen. De Raad kan moeilijk Nieuwkoop of een ander pachter de verplichting opleggen, arbeidsvoorwaarden vast te stellen naar het genoegen van het gemeentebestuur van Leiden en om het vervoer naar de stortplaats te laten geschieden voor rekening van Leiden; dat is niet in het belang van Leiden. Tot een paar duistere zaken in het rapport en in het In gekomen Stuk, die spreker niet bevredigen, behoort allereerst de volgende zaak. Aanvankelijk is door den polder Nieuwkoop een aanbieding gedaan om het vuil van Leiden af te nemen, zooals ook onderhandeld is met 's Gravenhage. Bij 's Gravenhage dreigden er evenwel moeilijkheden, waardoor het gemeente bestuur van Leiden het verstandiger oordeelde om niet met den polder Nieuwkoop, maar met de gemeente Nieuwkoop verder de onderhandelingen te voeren voor een contract. Spreker is absoluut niet bekend in die gemeente, maar zijn er nu hier, vooral wat het vaarwater en de landerijen betreft, van den polder Nieuwkoop geen moeilijkheden te verwachten, dat de polder de gemeente Nieuwkoop moeilijkheden in den weg zal leggen, waardoor de geregelde afname niet is gewaarborgd? Spreker kan ook niet ontkomen aan den indruk, dat men, hoewel spreker wel iets gevoelt voor het argument, dat een contract met een gemeente meer rechtszekerheid biedt dan een met een particulier, eigenlijk a tout prix liever met de gemeente Nieuwkoop in zee ging dan met de andere, in het rapport genoemde, aanbiedingen. Wanneer men het geheelerapport doorleest, krijgt men telkens den indruk: het is Nieuwkoop voor en Nieuwkoop na en van de particuliere inschrijvers deugt niets. Nu zijn sommige aanbiedingen, niet alle, toch goedkooper dan die van de gemeente Nieuwkoop. Gebrs. Nieuwpoort vragen denzelfden prijs; Serné deed een tusschentijdsche aanbieding van 0.80; dit is wel een klein prijsverschil, maar het mag toch niet verwaarloosd worden, waar het loopt over een groot aantal jaren en vele M3. Spreker gevoelt er niet veel voor, dat Nieuwkoop juist het lichaam moet zijn, met wie Leiden in zee gaat en als men ziet, dat de andere firma's, blijkens de in de laatste dagen ingekomen adressen, het op dezelfde voorwaarden willen doen als van Nieuwkoop geëischt wordt, vraagt spreker zich af, of het niet beter is om in principe wel te besluiten af te stappen van de vuilverbranding en over te gaan tot het voorgestelde systeem van vuilverwijdering, maar om de vraag, met wie deze onderhandelingen gevoerd moeten worden, nog eens in studie te nemen en uit te stellen tot de volgende Raadsver gadering, teneinde zich een oordeel te vormen en een becij fering te maken van de verschillende aanbiedingen. Spreker acht de mogelijkheid nog wel aanwezig, dat er misschien nog voordeeliger aanbiedingen zullen inkomen, wat een groot belang voor de gemeente zou kunnen hebben. De heer Manders kan zich in groote trekken met het voorstel van Burgemeester en Wethouders vereenigen, maar de behandeling van de zaak komt hem wat vreemd voor. Er is tweemaal prijsopgave gevraagd en men is eerst met de gebroeders van Nieuwpoort in zee gegaan, om daarna met die prijsopgave bij de gemeente Nieuwkoop te gaan Meuren", zooals men dit in aannemerskringen noemt. Het gevolg was, dat Nieuwkoop met zijn prijs zakte, terwijl door een zekeren drang op de gebroeders van Nieuwpoort uitgeoefend om meer zekerheid te stellen bij ijs, dezen met 5 cent in prijs stegen. De twee opgaven stonden toen gelijk, op 85 cent per M.3 of in totaal op ƒ22.100.De drie laagste inschrijvers zouden toen in aanmerking komen en men heeft toen, aldus spreker, de handigheid gehad Nieuwkoop op de derde plaats van onderaf te zetten. Er stonden nog twee inschrijvers boven, die gelijk in prijs waren, n.l. van Nieuwpoort en de Boer, zoodat er dus eigenlijk vijf laagste inschrijvers waren, en toen men de drie laagste inschrijvers van onderaf telde, werden die twee buitengesloten. Dit lijkt spreker niet geheel juist. Burgemeester en Wethouders vinden ten slotte Nieuwkoop beter, omdat deze gemeente meer waarborgen kan geven voor de bedrijfszekerheid en wel om de volgende redenen. Spreker citeert vervolgens eenige passages uit het rapport. Op blz. 6 staat: Aangezien nu juist met betrekking tot dit laatste punt de inschrijving der gemeente Nieuwkoop zich gunstig onder scheidt van de overige inschrijvingen, in zooverre als een contract met een gemeente aan Leiden langs privaats chte- lijken weg de zekerheid zou verschaffen, dat de vrijheid van storting en daarmede de regelmatigheid van den afvoer althans door publiekrechtelijke bepalingen van de gemeente Nieuw koop niet in gevaar zou worden gebracht (op dit punt, be langrijk voor de bedrijfszekerheid, komen wij overigens hier onder nog nader terug) stelden wij ons in de eerste plaats met het gemeentebestuur van Nieuwkoop in nadere verbinding." Iets verder wordt gezegd, dat men aanvankelijk met den polder Nieuwkoop heeft onderhandeld, maar dat men later ook weer om de meerdere bedrijfszekerheid is overgegaan tot de gemeente. Nu wordt er wel in het rapport gezegd op blz. 10: »Wat nu de provinciale- en waterschapsreglementen betreft, deze beoogen uitsluitend verzekering van de algemeene water staats- en scheepvaartbelangen en het komt ons niet aannemelijk voor, dat deze belangen door het vervoer of de storting zoozeer zouden worden gelaedeerd, dat bepalingen in het leven zouden moeten worden geroepen, waardoor de regelmaat van den afvoer ernstig in gevaar zou worden gebracht.", maar spreker acht dit niet juist. In de waterschapsreglementen, waaronder ook het reglement en de keur van den polder Nieuwkoop moeten worden gerekend, kunnen zeer zeker andere bepalingen worden opgenomen dan alleen die, betref-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1929 | | pagina 13