84
MAANDAG
3 JUNI 1929.
Vóór stemmen: de heeren Kooistra, Schüller, van Stralen,
Groeneveld, Sijtsma, mevrouw Braggaar—de Does, de heeren
Baart, van Eek, Koole, Yerweij en Vallentgoed.
De heer Schüller zal over twee hoofdzaken spreken, de
bedrijfszekerheid en de kosten. Het nadeelig saldo der vuil
verbranding over 1927 bedroeg volgens het Ingekomen Stuk
ƒ44.200.Verder zegt de Commissie, dat de inkomsten voor
denafgewerkten stoom, die door de Lichtfabrieken betaald wordt,
in de toekomst zullen dalen en dus feitelijk te hoog zijn. Nu
wordt evenwel in het rapport der Amsterdamsche commissie,
waaraan ook medegewerkt heeft de adjunct-Directeur van de
Leidsche Lichtfabrieken, het volgende gezegd:
»Zou de stoom van de vuilverbranding in Amsterdam op
dezelfde gunstige wijze verkocht worden, dan zou dit bedrijf
waarschijnlijk geeti financieele tekorten kennen. De inrichting
te Amsterdam is evenwel voor stoom- en warmwaterlevering
aan openbare gebouwen aan de overzijde van het IJ zoo
ongunstig gelegen dat een afzetgebied in deze richting niet
is te bereiken.
Toch is het van veel belang dat men de waarde van den
stoom nog eens ernstig herziet. Zoo wordt b.v. in Leiden,
waar de vuilverbranding onder één Directie den stoom aan
de gemeentelijke Lichtfabrieken levert, de meting en de prijs
van dit product op andere wijze vastgesteld.
Gerekend met den stoomprijs van ƒ2.09 per ton volgens
het Leidsche verslag van 1926 had de Amsterdamsche vuil
verbrandingsinrichting ƒ290.510.in plaats van 187.575.
moeten ontvangen, hetgeen een verschil van ƒ102.935.ten
nadeele van deze inrichting beteekent. Hoewel in het algemeen
een kleinere centrale meer voor den stoom kan betalen is
dit belangrijke verschil niet gewettigd."
Hoewel deze commissie dus zegt, dat de wijze van bereke
ning van den stoomprijs een gunstige factor is, wordt zij in
dit rapport een ongunstige genoemd. Deze ƒ10.000.moeten
dus buiten beschouwing gelaten worden, omdat b.v. in Amster
dam een andere wijze van berekening wordt gevolgd. Volgens
het Amsterdamsche stelsel zou de stoom niet zoo duur zijn.
Nu wordt rekening gehouden met een hoeveelheid van
26.000 Ms. In het rapport wordt netjes weergegeven wat de
vuilverbranding in de toekomst zou kosten, indien deze bleef
bestaan, maar ten aanzien van deze vuilverwijdering is geen
berekening gegeven. Hier wordt enkel genoemd het bedrag
van 22.100 M.3 en gezegd, dat dit in de volgende jaren met
500 ton zal toenemen. Het gemiddelde jaargewicht, dat hier
opgegeven wordt van 500 K.G., is evenwel in den Haag 330
en in Rotterdam en Amsterdam varieert het tusschen 330
en 350 K.G. Spreker zou gaarne van het College nadere
inlichtingen hebben omtrent inhoud en prijs, die er voor
betaald wordt, en of het niet aanmerkelijk meer zal zijn dan
ƒ22.000.Ook zou spreker gaarne willen weten hoe de opmeting
plaats heeft; spreker zou niet alles wat in de Telegraaf over den
Haagschen toestand is geschreven voor zijn rekening willen
nemen, maar toch blijkt daaruit wel, dat er iets kan gebeuren,
als er geen strenge en juiste controle op de metingen plaats heeft.
Ook in het oorspronkelijk rapport der commissie is zonder
meer gezegd, dat er een laad- en losplaats zou komen. Toen
spreker in de commissie vroeg, waar deze zou komen, kreeg
hij van den directeur van de Reiniging de ontstellende mede-
deeling, dat het de bedoeling was in den Maresingel een
schuit neer te leggen, een kraan op den kant te zetten en
dan maar te storten. Spreker heeft daarop gezegd, dat er
zoo'n agitatie was tegen de roetplaag, die meer aan de
centrale te wijten was dan aan de vuilverbranding, maar of
men dacht, dat zonder meer zou worden toegestaan, dat die
schuit daar iederen dag geladen werd. De directeur gaf toen
te kennen, dat daarin een kleine wijziging zou worden gebracht
en in de Leeskamer heeft spreker nu een paar papieren gezien
met wat potloodstrepen, die een overdekte laad- en losplaats
moeten voorstellen. Men ziet een schutting van 11 M., de
doorsnede is 3,68 M. en de hoogte 4 M. Spreker begrijpt
echter niet, wat het rolluik van 2.40 M. aan den zuidelijken
kant beteekent. Spreker kan zich evenmin voorstellen, hoe
in die losplaats van 3.68 M. breedte, waar die twee schuiten
van 40 ton iederen dag zullen moeten komen, de wagens
kunnen staan. Aan den achterkant en aan de beide zijkanten
zal de vuiligheid er behoorlijk uit kunnen waaien. Op deze
wijze zullen de kosten van den afvoer worden beinvloed.
Wanneer men was uitgegaan van de gedachte: een schuit
in den Maresingel leggen, een loopkraan op den kant zetten
en dan maar storten, had men in het geheel geen kosten
behoeven te maken. Het komt spreker dan ook voor, dat
een bedrag van 3000.voor reorganisatie van den losdienst
veel te gering is. Wat voor een losdienst het zal worden
weet men weer niet. Het rapport van Amsterdam en ook
de stukken van den Haag gaven uitvoerig weer, hoe die
losplaats zou zijn, waar die zou komen, hoe de inrichting zou
zijn enz., maar hier tast men in het duister. Spreker meent,
dat dit wel degelijk in de stukken had moeten komen. Met
dit onnoozele loodsje zal men er niet komen. Op die wijze
moeten, naar het spreker voorkomt, de kosten van de vuil
verwijdering gedrukt worden.
In het rapport wordt voorts gesproken van het veranderen
van een deel der wagens in autotractie. Spreker herinnert
zich nog de vergadering van de Commissie van Fabricage,
waarin de begrooting 1929 werd behandeld en waarin spreker
den directeur van de Reiniging vroeg, of het niet economischer
en voordeeliger was, indien werd overgegaan tot autotractie.
Het pertinente antwoord was, dat na herhaald onderzoek
was gebleken, dat voor Leiden autotractie veel duurder zou
zijn dan paardentractie.
Als men nu overgaat tot gedeeltelijke autotractie, is dat
een gevolg van het systeem, dat men nu toepnst; de invoering
van gedeeltelijke autotractie zit onherroepelijk vast aan de
wijze van afvoer van het vuil, en de kosten voor onderhoud
en afschrijving daarvoor moeten op deze wijze van exploitatie
drukken en komen dus bij de genoemde 22.000.Boven
dien wordt in dit rapport met geen woord geschreven over
het personeel, dat men bij deze wijze van vuilafvoer noodig
heeft en ook wordt daarvan geen berekening gemaakt. Het
zal wel niet veel zijn, maar in elk geval is daarvoor personeel
noodig.
Men zal zeggen: ik heb personeel, maar voor den tijd,
dien zij hieraan besteden, moeten zij beloond worden en
daarvoor moet een post uitgetrokken worden.
Nu zegt de heer Spendel: had die vragen in de Commissie
gedaan, dan hadt u die gegevens gekregen. Spreker heeft uit
drukkelijk in de Commissie gezegd, dat hij over de bedrijfs
zekerheid en de kosten zou spreken, maar niet op de onder-
deelen zou ingaan, daar hij de bedrijfszekerheid niet vol
doende achtte en dus over het voorstel zelf niet behoefde
uit te weiden. De heer Spendel moet dit spreker dus niet
verwijten.
De heer Parmentier: Dan is het ook onbehoorlijk om het
hier te doen.
De heer Splinter: Dat is een afmaaksysteem.
De heer Schüller ontkent dit laatste. Wanneer spreker
het in de Commissie niet met de hoofdpunten van een
voorstel eens is, behoeft hij de onderdeelen ook niet te be
spreken. Nu zegt de heer Splinter, dat spreker het hier dan
aan een ander moet overlaten. Spreker is dat niet met den
heer Splinter eens. In sprekers fractie bestaat, zooals de heer
Splinter weet, een werkverdeeling en het is sprekers taak
om in deze zaak de ideeën van zijn fractie te verdedigen,
namens zijn fractie. Dat heeft met deze zaak niets te maken
sprekers fractie zal uitmaken, hoe de zaken behandeld zullen
worden en door wien.
Komende tot de bedrijfszekerheid zegt spreker dit punt uit
voerig in de Commissie te hebben besproken en bestreden.
Vier- of vijfmaal heeft spreker zijn standpunt daaromtrent
uiteengezet, maar telkens werd hem gezegd, dat hij niet be
wijzen kon, dat volgens het rapport de bedrijfszekerheid niet
zeker was. Spreker kan dat hiermede aantoonen, en de heer
Splinter kan het ook weten, want het waren dezelfde woorden,
die de Directeur van den Reinigingsdienst in Rotterdam in
zijn rapport schreef, dat, toen de gemeente Rotte dam tot
vuilverwijdering naar Capelle aan den IJssel overging, deze
door één boer een jaar lang is tegengehouden. Volgens het
contract zal Nieuwkoop borg staan voor een geregelden afvoer,
maar de gang naar die gemeente gaat bijv. over Zwammerdam
en wanneer er slechts één inwoner dezer gemeente bezw7aar
maakt tegen den doorvoer van het vuil, zal er, hangende de
uitspraak over die kwestie, geen kilo vuil naar Nieuwkoop
kunnen worden gezonden. Dan zit Leiden met zijn vuil.
Spreker is zelfs van oordeel, dat het mogelijk zou kunnen
zijn, dat één inwoner van de gemeente Nieuwkoop bezwaar
maakte, al zegt ook het gemeentebestuur, dat het de vuilnis
zal afvoeren.
Spreker weet, dat het plan is om de vuilverbrandingsinstal
latie voorloopig intact te houden, zoodat zij zoo noodig direct
weer in werking gesteld kan worden. Als dat niet zoo is,
zal de Wethouder wel zeggen, dat het de bedoeling is om de
vuilverbrandingsinrichting onmiddellijk na het sluiten van het
contract met den grond gelijk te maken; dan verbrandt men
zijn schepen achter zich en heeft men heelemaal niets meer.
Wanneer het water dichtgevroren is, heeft men reeds stag
natie. Nu heeft men daarop gevonden, dat op kosten van
Nieuwkoop een voorloopige opslagplaats voor het vuil gemaakt
zal worden. Spreker neemt het niet voor alle particulieren
op, maar het is wel eigenaardig, dat voor alle particuliere
inschrijvers als voorwaarde de bedrijfszekerheid ook bijdicht
water is gesteld, maar niet voor de gemeente Nieuwkoop.
Nu zegt de heer Parmentier: er is niet ingeschreven, maar
de aanvragen van de commissie waren hierop gebaseerd,
dat degenen, die aanbiedingen deden, ook bij dicht water