geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging, door vaststelling van den hierbij overgelegd en begrootingsstaat ten behoeve van de vernieuwing van twee verwarmingsketels in de Stadsgehoorzaal een bedrag van 3300.beschikbaar te stellen. De post „Onvoorziene Uitgaven", waarvan dit bedrag' moet worden afgeschreven, bedraagt thans nog ƒ33.425.37. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 98. Leiden, 18 Juni 1929. Het bestuur van de Coöperatieve Groenten-, Fruit- en Bloemenveilingsvereeniging „Leiden en Omstreken" heeft ons College een plan overgelegd tot den bouw door die ver- eeniging van een nieuwe veiling op een door haar in eigendom verkregen terrein, gelegen tusschen den Zoeterwoudschen weg, den spoorweg LeidenWoerden en de trambaan Leiden 's Gravenhage. Het plan, hetwelk wij met een dezerzijds vervaardigde situatieschets voor Uwe Vergadering ter inzage hebben gelegd, voorziet in den bouw van een aantal loodsen en kantoren en het graven van eenige havens, welke door een kanaal met de Trekvliet in verbinding zullen worden gebracht. Voorts zal het terrein een spoorwegaansluiting krijgen op de lijn LeidenWoerden. Een en ander op kosten van de vereeniging. Voor de uitvoering van dit plan zal te zijner tijd door de vereeniging uiteraard de noodige vergunning van ons College ingevolge de bestaande bepalingen in wetten en verordeningen moeten worden verkregen. Hierbij zal o. m. moeten worden gezorgd voor een goede aansluiting van het plan aan het nieuwe uitbreidingsplan, welke aansluiting naar onze meening tot stand zou kunnen worden gebracht, als op de overgelegde situatieschets is aangegeven. De oostelijke grens van de veilingshaven langs de trambaan zal over de geheele lengte moeten worden beschoeid, waardoor de ontworpen weg, welke overigens eerst later zal worden aangelegd, tusschen de veiling en de trambaan over de geheele lengte van het veilings- terrein een breedte zal verkrijgen van 20 M. De grond voor dezen weg zal door de vereeniging gratis aan de gemeente moeten worden overgedragen. Het kanaal, dat de veilingshavens met de Trekvliet ver bindt, passeert den Zoeterwoudschen weg, in welken weg ter plaatse derhalve een brug zal moeten worden gemaakt. Vol gens de dezerzijds nader op dit punt uitgewerkte plannen zal deze brug een doorvaartwijdte moeten hebben van 6 M. en een doorvaarthoogte van 2.25 M. In verband met deze hoogte en het te verwachten scheepvaartverkeer kan een vaste brug worden gebouwd. Hiertoe zullen dan echter ter weerszijden opritten moeten worden gemaakt onder een helling van ongeveer 1 30 met taluds ter zijde, gelijk een en ander nader op de overgelegde teekening (plan I) is aan gegeven. Ten einde deze taluds te kunnen maken, zal aan de Oostzijde moeten worden beschikt over eenig grond en water, thans in eigendom toebehoorende aan de N.V. Hollandsche Constructie-Werkplaatsenwij vertrouwen, dat de noodige medewerking hiertoe van de genoemde vennootschap zal worden verkregen, waarna U ter zake een nader voorstel zal worden gedaan. Aan de Westzijde zal het talud geheel op eigen grond moeten worden gemaakt, hetgeen meebrengt, dat het hart van de brug iets Oostelijk komt te liggen ten opzichte van het hart van den tegenwoordigen weg ter plaatse, zoodat de opritten ter weerszijden iets naar het Oosten afbuigen. Wij zien hierin geen bezwaar. Wordt de Zoeterwoudsche weg later tot 20 M., zijnde de breedte volgens het ontwerp van het nieuwe uitbreidingsplan, verbreed, dan kan het hiervoor benoodigde terrein ten Oosten en ten Westen van den weg aldus worden bijgetrokken, dat de bedoelde knik in den weg bij de brug weer wordt opgeheven. Het rijvlak op de brug krijgt een breedte van 6 M., zijnde dit de tegenwoordige breedte van den Zoeterwoudschen weg ter plaatse. Bovendien krijgt de brug ter weerszijden een trottoir, breed 1 M., welke trottoirs hun voortzetting vinden in een verharden berm ter weerszijden van den weg. De onderbouw van de brug zal aldus worden gemaakt, dat de breedte van het rijvlak en de trottoirs tezamen later desgewenscht zonder bezwaar op 15 M. kan worden gebracht. Aangezien de brug deel zal uitmaken van den Zoeterwoud schen weg en deze eigendom is van de gemeente, is het ge- wenscht, dat ook de brug eigendom van de gemeente zal zijn en door de gemeente wordt gemaakt. Dit sluit echter nog niet in zich, dat de brug nu ook geheel moet worden gemaakt voor rekening van de gemeente, gelijk de veilings vereeniging vraagt. Integendeel, de noodzakelijkheid van de brug vloeit uitslui tend voort uit de plannen van de vereeniging en in beginsel zal deze dus de kosten van de brug moeten vergoeden. In- tusschen zouden wij er ons mede kunnen vereenigen, deze vergoeding nader te bepalen op een vast bedrag van 15.000. zijnde de helft van de geraamde kosten van de brug met op ritten, wegverlegging en latere verbreeding, uit overweging, dat het mede een algemeen gemeentebelang is, dat binnen de gemeente een behoorlijk ingerichte groenten- en vruchten veiling is gevestigd en de overlast van het gebruik tot dit doel van de Boommarkt en de Apothekersdijk voor het verkeer en voor de omwonenden wordt opgeheven. In overeenstemming met de Commissie van Fabricage en de Commissie voor den Markt- en Havendienst geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging, door vaststelling van den hierbij overgelegden begrootingsstaat ten behoeve van den bouw van een vaste brug in den Zoeterwoudschen weg een bedrag van 30.000.te onzer beschikking te stellen, van welk bedrag 15.000.zal worden gestort door de Coöpera tieve Groenten-, Fruit- en Bloemenveilingsvereeniging „Lei den en Omstreken", terwijl het restant uit geldleening moet worden gevonden, een en ander onder bepaling, dat met den bouw van de brug zal worden aangevangen, nadat de veilings- vereeniging het bedoelde bedrag, groot 15.000.in de gemeentekas zal hebben gestort en de voor straat bestemden grond tusschen de door haar te maken schoeiing en de tram baan kosteloos in eigendom en onderhoud aan de gemeente zal hebben overgedragen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. H°. 99. Leiden, 18 Juni 1929. In zijn hierachter afgedrukt adres vraagt het bestuur van de Leidsche Schouwburgvereeniging eene bijdrage van 10.000.in de kosten van verbetering van de verwarming en de verlichting van het gebouw aan de Oude Vest. Omtrent de inwilliging van dit verzoek heerscht in ons College geen eenstemmigheid. De meerderheid is van oordeel, dat, waar het hier geen gewone subsidieaanvrage betreft, doch enkel een bijdrage gevraagd wordt in de kosten van het aanbrengen van ver beteringen, welke met het oog op brandgevaar door den Burgemeester op grond van het bepaalde in artikel 2 van de verordening op openbare vermakelijkheden en bijeenkomsten (zie Gem.Blad Ho. 23 van 1923) noodig worden geacht, er in dit bijzondere geval alleszins termen aanwezig zijn tot in williging van het verzoek. Het is toch voor een gemeente als Leiden een belang, dat een gebouw, waarin behalve het op voeren van tooneelstukken, ook muziek- en andere uitvoe ringen gegeven worden en dat in sterk toenemende mate blijkt te voorzien in de behoefte van verschillende uit de burgerij zelve voortgekomen vereenigingen, die aldaar meer malen voorstellingen geven, die op een hoog peil staan, in bruikbaren, niet brandgevaarlijken toestand wordt gebracht en dat de gemeente daartoe hare medewerking verleent door het toekennen van een bijdrage in de kosten van dat bruikbaar maken, indien de exploitatie niet toelaat, dat de vereeniging boven de hooge kosten van onderhoud en instandhouding van het gebouw, nog verdere verplichtingen op zich neemt. Van particuliere zijde is het mogelijk gebleken in de op 16.000.geraamde verbeteringskosten, een bedrag v&n 6.000.bijeen te krijgen. Het resteerende bedrag zou dus naar het gevoelen van de meerderheid tot een maximum van 10.000.voor rekening van de gemeente dienen te worden genomen. De minderheid van ons College acht daarentegen hier geen zoodanig algemeen belang aanwezig, dat het gewettigd zou zijn, om een deel van de burgerij, dat het gebouw niet pleegt te bezoeken, als het ware te dwingen in de kosten van het bruikbaar maken van het gebouw bij te dragen. Zij meent, dat deze aangelegenheid geheel aan het particulier initiatief moet worden overgelaten. Het bovenstaande samenvattende geven wij mitsdien als College Uwe Vergadering in overweging: a. aan de Leidsche Schouwburgvereeniging een bijdrage van ten hoogste 10.000.te verleenen in de kosten van het aanbrengen van centrale verwarming en van verschillende andere met het oog op brandgevaar noodige verbeteringen; b. over te gaan tot vaststelling van den hierbij overgelegden begrootingsstaat, teneinde t. z. t. tot uitkeering van de sub a bedoelde bijdrage te kunnen overgaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1929 | | pagina 3