MAANDAG 6 MEI 1929. 71 overleg plegen over de vraag, hoe de zaak zal worden opge lost en het wil met alle genoegen den Raad ook kennen in het werk, dat zal moeten leiden tot het indienen van plannen door Burgemeester en Wethouders. Spreker hoopt, dat de heer Parmentier en anderen over tuigd willen zijn van de goede trouw van het College. Het heeft geen plannen ten opzi'chte van den wederopbouw en het beraamt geen maatregelen om dezen langs slinksche wegen gedaan te krijgen. Het eenige wat is gebeurd, en dat is door den vorst nog erg vertraagd, is het onderzoek van de Commissie voor de Monumentenzorg; die Commissie krijgt alleen gelegenheid te zeggen, of de gevel nog bruikbaar is en of men dien kan laten staan of niet. Komt dat bericht in, dan zal de Raad er mede in kennis worden gesteld. Hetgeen er gebeurt is overigens niet zoo gek, want als het huis van den heer Parmentier gedeeltelijk afbrandt, zal hij ook niet zeggen, dat hij niet wil onderzoeken of wederopbouw mogelijk is, zoolang niet vaststaat, dat hij geen plan heeft om het huis weder geheel nieuw te laten opbouwen. De heer Parmentier zegt, dat de Voorzitter het bezwaar, door hem in deze gesteld, voorbijgaat. Als men te voren zegt: het is mij wel f 10.000.waard te weten, of ik een bepaald huis opbouwen kan. dan ligt daarin opgesloten, dat men het ook opbouwen wil, als het even kan. De Voorzitter zegt, dat het onderzoek van den gevel geen ander doel heeft, dan om zekerheid te verkrijgen, of weder opbouw al dan niet mogelijk is. De heer Parmentier acht het dan een onvoorzichtige daad, want als de Raad zou uitspreken, dat een nieuw Stadhuis elders moet komen, dan mag men op deze plaats geen f 10.000 uitgeven, zelfs geen rooden cent. Wat daar gedaan wordt kost geld, want er wordt aan gewerkt. De Voorzitter zegt, dat de heer Parmentier en ook de heer Schüller dat blijkbaar niet willen gelooven, maar de gemeente maakt geen kosten voor het onderzoek van den gevel. Het Rijk zal daarvoor waarschijnlijk wel betalen aan degenen, die dat onderzoek instellen. Spreker weet niet precies wie het doen, er zijn leden van de Monumenten commissie, die zich daarmede bemoeien; zij zullen daarbij ook wel hulp hebben, maar door de gemeente wordt daarvoor geen cent betaald. De gemeente krijgt dat advies gratis en dat is in het geheel niet verwerpelijk, want het wordt gegeven door personen, die van monumenten op de hoogte zijn. De gemeente krijgt dus een advies, wat er eventueel gebeuren kan, maar Burgemeester en Wethouders en de Raad blijven volmaakt vrij. Burgemeester en Wethouders willen zelfs, vóór zij plannen maken, overleg plegen met den Raad. Burge meester en Wethouders zouden het nutteloosen verkeerd vinden, met definitieve plannen bij den Raad te komen zonder dat de Raad nog van iets weet. De heer Schüller heeft gezegd, dat uit het blanco crediet toch allerlei dingen zijn betaald. Hij heeft echter een ver keerde voorstelling van wat dat blanco crediet is en wat er mede werd beoogd. Onmiddellijk na den brand hebben Burgemeester en Wethouders een blanco crediet gevraagd. Zij hebben gezegdwij zullen allerlei maatregelen moeten nemen, huizen huren misschien, en dan zal er geen gelegenheid zijn om voorstellen te formuleeren en den Raad bijeen te roepen om daarover te beslissen. Zij hebben dus een blanco crediet gevraagd om die uitgaven te kunnen doen, die noodig zouden blijken en waaraan de Raad dan achteraf zijn goed keuring zou kunnen hechten. Daarvan is gebruik gemaakt door zekere bindende afspraken te maken met degenen, van wie panden werden gehuurd. Ook is daarvan gebruik gemaakt toen de Stadsgehoorzaal in beslag werd genomen. Daaruit vloeit bijv. voort, dat de gemeente den pachter een schade vergoeding zal moeten geven, maar van het blanco crediet is nog geen cent gebruikt. Er zijn door Burgemeester en Wet houders wel panden gehuurd, maar de beslissingen daarom trent zijn op regelmatige wijze genomen door den Raad. Voor aanschaffing van meubelen heeft de Raad een crediet toegestaan van 50.000.Er zal wel tot hooger bedragen moeten worden aangekocht, maar daar heeft men ook de assurantiepenningen voor. Boeken, lessenaars e. d. worden zooveel mogelijk zoodanig aangeschaft, dat zij in een nieuw stadhuis gebruikt zullen kunnen worden. Van het blanco crediet is echter geen gebruik gemaakt en voorzoover men het kan overzien zal daarvan geen gebruik meer gemaakt worden. Bij Burgemeester en Wethouders bestaan dus geen plannen omtrent den herbouw van het Stadhuis; Burgemeester en Wethouders hebben daaromtrent geen opinie. Er worden geen beslissingen genomen, die op eenigerlei wijze den Raad kunnen binden. Het onderzoek door de Monumentencommissie gebeurt op verzoek van den Minister, en Burgemeester en Wethouders laten dat onderzoek eenvoudig zijn gang gaan. De heer Groene veld zegt den indruk te hebben gekregen, dat door het College wordt gestuurd in de richting van weder opbouw van den ouden gevel en dat voor het afbreken en het daarna bouwen van een nieuwen gevel niet noodig zou zijn geweest een dergelijken steiger neer te zetten. Hij heeft zich ook laten vertellen, dat brokstukken van den gevel naar de Hooglandsche Kerk zijn vervoerd en men daar bezig is die stukken bij elkander te zoeken en aan te passen. Hij onderstelt, dal dat ook door de gemeente wordt betaald. Is dit juist, dan zal het geld, dat daaraan wordt besteed, weg gegooid zijn, indien men tot het besluit komt om een geheel nieuw Stadhuis te bouwen en dan alles wat zoo zorgvuldig is uitgezocht en aangepast bijeenveegt en op den puinhoop smijt. Als men, gelijk in een bouwdoos, den ouden gevel bijeen past, ligt daaraan de bedoeling van wederopbouw ten grondslag. Ook verwondert het spreker, dat zelfs de gunning van de afbraak, een groot werk, niet in de Commissie van Fabricage is geweest. Het is de vraag of het wel goed is, dat de gemeente vari al dat puin afstand doet. Was deze zaak in de Commissie van Fabricage geweest, dan zou daar wellicht het denkbeeld zijn geopperd dat puin te houden, omdat het plan bestaat eenige wegen te asphalteeren en men daarbij, als men een behoorlijken onderbouw maakt, groote hoeveelheden puin noodig heeft. Later zal de gemeente voor dat doel misschien het stadhuispuin moeten terugkoopen. De heer van der Reijden heeft den indruk gekregen, dat de Commissie van Fabricage zich geheel verongelijkt acht, omdat zij is gepasseerd, en dat vindt hij niet zoo erg, maar hij keurt het af, dat het optreden dier Commissie het karakter krijgt van het koesteren van wantrouwen tegenover Burge meester en Wethouders. Indien het College verklaart, dat geen plannen voor den wederopbouw bestaan, dat er niets is besloten en dat geen maatregelen zijn genomen, dan moet aan die verklaring waarde worden gehecht en aan Burgemeester en Wethouders vertrouwen worden geschonken. Spreker geeft den heer Parmentier in overweging zijn motie in te trekken, omdat hij daarin een bewijs van wantrouwen tegen over het College ziet. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen het volgende voorstel van den heer Schüller: »Ondergeteekende stelt voor dat Burgemeester en Wethou ders een opgaaf aan den Raad verstrekken, welke uitgaven en waaraan deze uitgaven zijn gedaan betreffende de inrich ting van het stadhuis en verdere gemeentelijke localiteiten, welke door den brand gedaan moesten worden." De heer Parmentier antwoordt den Voorzitter, dat bij hem geen sprake is van wantrouwen tegenover Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter verlangt evenwel, dat spreker iets zal gelooven wat tegen de feiten ingaat en dat kan hij niet. Hij weet wel, dat de Monumentencommissie gratis werkt en hij heeft geen bezwaar tegen het onderzoek van den gevel. Maar, wanneer Burgemeester en Wethouders verklaren, er zijn geen kosten aan verbonden, dan kan de Voorzitter niet verlangen, dat spreker dit bevestigt. Hij ziet het steiger werk toch voor zijn oogen. Het kan zijn, dat Burgemeester en Wet houders de kosten berekenen op een wijze zooals dat ook wel bij het Rijk geschiedt. De Voorzitter vraagt, of de heer Parmentier nader wil aangeven waarin die kosten bestaan. De heer Parmentier antwoordt, dat er menschen van de gemeente aan het werk zijn op den steiger. Als men de kosten daarvan niet berekent, is men klaar, maar spreker heeft er bezwaar tegen, dat Burgemeester en Wethouders gelden beschikbaar stellen voor dat doel, zonder den Raad of de Commissie van Fabricage er in te kennen. Tegen het onderzoek door de Monumentencommissie heeft spreker geen bezwaar. Na de mededeelingen van den Voorzitter trekt spreker zijn motie in. Aangezien de heer Parmentier zijn motie heeft ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De heer Splinter maakt bezwaar tegen de opmerking van den heer Bosman, als zou hij zelf overtuigd zijn, dat de zaak in de Commissie had moeten komen. Wanneer er in dien tijd een vergadering was geweest, zou hij geen bezwaar hebben gehad om het" aan de Commissie mede te deelen. Wanneer hij het geweten had, toen de Commissie vergaderde, zou hij hebben medegedeeld, dat het noodig was een steiger te plaatsen, om het naar beneden vallen van stukken uit den gevel te voorkomen en ook, dat het omhalen van den toren niet kon worden uitgesteld, want de zaak is zoo zuiver a's goud.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1929 | | pagina 9