MAANDAG 6 MEI 1921). 67 Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders be sloten. XIV. Voorstel om goed te keuren, dat door de Stedelijke Lichtlabrieken een bedrag van 30.000.wordt besteed ten behoeve van de aanschalling van een installatie tot het afzui gen van vliegasch uit de rookgangen van de Electriciteits- fabriek. (Zie Ing. St. No. 69.) De heer Manders constateert, dat een vrij belangrijk bedrag zal worden uitgegeven, maar wanneer daardoor de roetplaag inderdaad kan verdwijnen, is dat heusch niet te veel. Toch heeft hij een bezwaar. In de stukken wordt medegedeeld, dat de zaak, voorzoover de roetafzuigers en de rook vangers betreft, in onderzoek is bij een commissie in den Haag, en dan staat er: »Het is dus te verwachten, dat weldra belangrijke gegevens ter beschikking staan, die ons in staat zullen stellen het vraagstuk dichter bij de oplossing te brengen." Nu zou er toch aanleiding geweest zijn, met het nemen van maatregelen te wachten tot die commissie in den Haag haar licht over de zaak had laten schijnen. Nu dit niet ge schied is, vreest spreker, dat, als na het besteden van dat bedrag van ƒ30.000.de aangeschafte roetzuigers, welke slechts een gedeelte der asch wegnemen, niet geheel blijken te voldoen en er een beter systeem komt, men heel weinig meer gedaan zal kunnen krijgen, omdat reeds een zoo groot bedrag is uitgegeven. Hij vraagt, of het niet verstandiger zou zijnnogeenseenrapport.dat toch volgens de stukken spoedig zal verschijnen, af te wachten en dan te zien, wat kan worden gedaan, dan om thans reeds die roetafzuigers aan te schaffen. Bovendien blijkt uit het rapport der Haagsche commissie, dat de vuilverbranding veel brandstof zonder bakkend ver mogen gebruikt, waardoor ook deze zeer veel vliegasch ver spreidt. Wellicht zou ook daarin zijn te voorzien. De heer de Reede kan het bezwaar van den heer Manders niet deelen. In den Haag, waar kort geleden een onderzoek is ingesteld en de zaak in den Raad is besproken, is gebleken, dat zoowel het gas- en het electriciteitsbedrijf als de vuil verbranding zeer groote hoeveelheden, vele duizenden M3., vliegasch in de lucht sturen. Als een bloeiend bedrijf als de electrische centrale een offer brengt om die vliegaschplaag weg te krijgen, kan men, naar sprekers meening, niet spoedig te ver gaan. Het offer, dat hier wordt gebracht, is bescheiden en men mag met het brengen daarvan niet wachten tot over de vuilverbranding is beslist, want daarvoor bestaan ver schillende plannen en het is mogelijk, dat zij geheel ver dwijnt. Spreker geeft in overweging dit voorstel aan te nemen en met spoed uit te voeren wat zooveel mogelijk aan de klachten kan tegemoetkomen. De heer Goslinga zegt, dat de heer Manders verwart vlieg- aschvangers met vliegaschafzuigers. De heer Manders schudt het hoofd, maar dan begrijpt spreker diens betoog toch niet, want het onderzoek, zoowel van de Haagsche commissie als van de commissie uit de Directeuren van Electriciteitsbedrij ven, gaat over de vliegasch- vangers. Het hier aangevraagde bedrag van ƒ30.000is echter niet bestemd voor vliegaschvangers, maar voor een roetafzuiginstallatie. Op periodieke tijdstippen, eenige keeren per dag, moeten de rookgangen worden doorgeblazen, hetgeen met een sloomstraal gebeurt; het roet is dan zoo opgehoopt, dat de vliegaschvangers het niet kunnen ver zwelgen en het de lucht ingaat. Nu is de bedoeling om door de aangevraagde installatie een groot deel van dat roet uit de rookgangen af te zuigen, voordat het roet geblazen wordt; dan is een groot deel, 50%, niet meer in de lucht. Dit is een oplossing van de schijnbare tegenspraak in het rapport der Directie. De bedoeling is met het aanbrengen van verdere vliegaschvangers te wachten totdat het rapport der commissie uit de Directeuren van Electriciteitsbedrij ven is verschenen. Intusschen is verschenen het Haagsche rapport, dat wel veel wetenswaardigs bevat, maar geen oplossing geeft voor de vraag welke vliegaschvanger de beste is. Zaterdag of Zondag j.l. kon men in de bladen lezen, dat Burgemeester en Wet houders van den Haag een inschrijving hebben gehouden voorde levering van vliegaschvangers, waarbij zij hebben verklaard: het systeem kan ons niet schelen, als het maar helpt en het maar binnen een zekeren tijd klaar is. Daaruit blijkt, dat men in den Haag niet een bepaald soort vliegaschvangers heeft aanbesteed. Dat wacht op het rapport van de commissie van electriciteitsdirecteuren. Dat neemt niet weg, dat men intusschen niet mag nalaten, wanneer men de vliegaschplaag zeker tot op de helft kan verminderen door een installatie tot het afzuigen van vliegasch, zulk een installatie aan te brengen. Spreker is het volkomen eens met den heer de Reede, dat tegen de vliegaschplaag alles gedaan moet worden wat mogelijk is. Met afwachten schiet men niet op en juist in deze quaestie komt het voor, dat de eene centrale afwacht, wat de andere doen zal. De vliegaschplaag is volstrekt niet alleen plaatselijk, zij komt overal voor, in binnen- en buiten land. Dat is ook geen wonder, want het mooie van een electrische centrale is juist, dat zij kracht kan opwekken met minderwaardige brandstof, in tegenstelling tot de gasfabriek, die kolen van goede qualiteit noodig heeft. Evenwel, door minderwaardige brandstof te gebruiken veroorzaakt de centrale de vliegaschplaag. Daarom heeft de Commissie een einde ge maakt aan het verstoken van minderwaardige brandstof. Op het oogenblik gebruikt de Centrale alleen z.g. nootjeskolen, brandstof met een zeer laag aschgehalte, maar die ook roet veroorzaakt. Met het aanbrengen van deze afzuig-installatie meent men de vliegaschplaag al tot de helft te kunnen redu- ceeren. Later zal door het aanbrengen van een aschvang- installatie het kwaad nog verder verminderd kunnen worden. Uit het Haagsche rapport is gebleken, dat de Centrale de groote zondaar is. De vuilverbranding werkt ook mede aan de vliegaschplaag, maar die is slechts een kleine zondaar. Of dat ook hier zoo is, is niet door proeven uitgemaakt. Men mag echter wel aannemen, dat ook de vuilverbranding het een en ander de lucht in zendt, wat beter elders had kunnen worden gedeponeerd. Mochten er dus voorstellen komen van Burgemeester en Wethouders om de vuilverbranding op te heffen (en de Raad zal binnenkort hiervan nader hooren), dan zal men ook aan de vliegaschplaag een argument kunnen ontleenen om voor die voorstellen te stemmen. In ieder geval moet de Raad het advies van den heer Manders niet opvolgen, maar het gevraagde bedrag van ƒ30.000.— voteeren. De heer de Reede noemde dit een bescheiden offer. Spreker is het daarmede niet eens. ƒ30.000.is een aanzienlijk bedrag, waarvoor men twee huizen aan de Aalmarkt kan koopen. De burgers, die hinder ondervinden van de vliegasch, kunnen hieruit de onjuistheid afleiden van de bewering, die wel eens gehoord wordt, dat Commissarissen van de Lichtfabrieken en Burgemeester en Wethouders geen aandacht zouden schenken aan hun klachten en er niets aan zouden doen. Zoowel Burgemeester en Wethouders als Commissarissen van de Lichtfabrieken hebben voortdurend hun aandacht gewijd aan de vliegaschplaag. Zij zijn nu gekomen met dit voorstel en zij blijven diligent voor de aanschaffing van nieuwe vliegasch vangers, die ook wel weer een 30.000. zullen kosten. De burgerij kan dus overtuigd zijn, dat gedaan wordt wat redelijkerwijs gedaan kan worden en wat de vooruitgang van de techniek aan de hand doet. Er is dus voor den Raad alle aanleiding om dit voorstel aan te nemen. De heer Manders meent, dat de heer de Reede hem ver keerd begrepen heeft. Hij vindt 30.000.volstrekt niet te veel, wanneer daardoor de roetplaag in sterke mate ver minderd kan worden (het schijnt onmogelijk er een einde aan te maken) en hij heeft zelfs gezegd, dat hij een hooger bedrag gemotiveerd zou vinden. Hij heeft zelfs uiting gegeven aan de vrees, dat, als nu die ƒ30.000,wordt gevoteerd, men later het hoogere bedrag niet zou kunnen krijgen. De Wethouder meende, dat spreker de zaak verkeerd be grepen had. Dat is niet zoo, maar hij heeft toch van den Wethouder de inlichtingen gekregen, welke hij gaarne had, en vernomen, dat, wanneer die roetafzuigers geplaatst zijn, toch naar een beter systeem roetvangers zal worden uitgezien. Men kan ook in de rapporten lezen, dat aan de hand van proefnemingen is te verwachten de invoering van betere roetvangers van een electrisch systeem. Met de roetzuigers is men er lang niet af. Zij verminderen wel tijdens het roet- blazen den afvoer van vliegasch met 50 maar verder niet. Het is wel een groote vooruitgang, maar men houde rekening met de mogelijkheid, dat nog een verbeterd systeem, het electrische, voor de roetvangers moet worden ingevoerd. De heer Goslinga geeft toe, dat men er met die roetafzuig installatie niet af is. Zoodra het onderzoek op het gebied van de electrische vliegaschvangers zoover is gevorderd, dat men meent met kans op redelijk succes er eenige te kunnen aanschaffen, zal daartoe een voorstel den Raad bereiken. Dat, zooals de heer Manders beweert, de roetzuigers alleen gedurende het roetblazen 50 vermindering van het roet zouden geven, is niet juist. Achter de vuren ontstaat roet, welke ten deele door den schoorsteen ontwijkt, maar zich ook ten deele in de rookgangen vastzet. Nu worden die rook gangen 4 of 5 keer per dag schoongeblazen en dan gaat er zooveel roet naar boven, dat de aschvangers het niet geheel kunnen verzwelgen. Die roetzuigers kunnen 50 van het roet uit de rookgangen wegzuigen en dat gebeurt eveneens 4 of 5 keer per dag, voordat het roet geblazen wordt. Op die manier komt er 50% minder roet in de lucht. Het is jammer, dat nog niet een middel is uitgevonden om al het roet weg

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1929 | | pagina 5