64 MAANDAG 6 MEI 1929. verboden werd diepspecie te storten in de Kagerplassen, werd de door Rijnland verleende vergunning en daarmede tevens de storting in de Spijkerboor voor de gemeente Leiden onmogelijk gemaakt. Daarop is aan Rijnland vergunning gevraagd en verkregen om de diepspecie te doen storten in een gedeelte van de Braassemermeer. Het traject, hetwelk naar de Braassemermeer moet worden afgelegd, is thans zooveel grooter geworden, dat van een sleep met 2 onderlossers tweemaal per dag geen sprake kan zijn, zoodat met één sleep per dag genoegen moet worden ge nomen. Teneinde echter toch een hoeveelheid diepspecie te kunnen storten, welke de aanvankelijk vastgestelde hoeveelheid zooveel mogelijk nabij komt, achten Burgemeester en Wet houders het gewenscht, dat in plaats van met een sleep van twee onderlossers, de specie met een sleep van drie onder- lossers wordt vervoerd. Het is dan noodig, dat nog een zesde onderlosser wordt aangeschaft; gedurende het varen van de sleep worden dan de drie andere onderlossers gevuld. De kosten van dezen 6den onderlosser kunnen nog uit het door Uwe Vergadering toegestane bedrag van 33.075. worden gevonden, zoodat geen nieuw crediet behoeft te worden toegestaan. Aangezien echter in Uw besluit van 13 Februari 1928 uitdrukkelijk gesproken wordt van 5 onderlossers, hebben Burgemeester en Wethouders gemeend Uwe Vergadering van een en ander mededeeling te moeten doen. Aan de orde is alsnu I. Benoeming van vier Schoolartsen, voor het tijdvak '1 April 1929—1 April 1930. (Zie Ing. St. No. 56). De Voorzitter verzoekt de heeren van Eek, Manders, de Reede en Parmentier het stembureau te vormen. De heer Verweij vraagt, of de herbenoeming van deze vier schoolartsen beteekent, dat de schoolartsendienst weder een jaar in zijn huidigen vorm zal blijven bestaan. Of kan de Raad inmiddels van Burgemeester en Wethouders voorstellen verwachten tot reorganisatie van den dienst? De heer Reimeringer antwoordt, dat voorloopig deze be noemingen zullen worden gecontinueerd. Na een jaar kan de Raad daarop terugkomen. De heer Verweij brengt naar aanleiding van dit antwoord in herinnering, dat de Directeur van den Geneeskundigen Dienst een voorstel heeft gedaan tot reorganisatie van den dienst der schoolartsen. Dit voorstel is ingekomen bij het College, het advies van verschillende commissies is inge wonnen en die commissies hebben verklaard, dat zij een wijziging in een bepaalde richting op prijs zouden stellen. Wel echter hadden verschillende commissies verschillende wenschen. De vraag is dus volkomen gerechtvaardigd, of de continuatie van de vier schoolartsen beschouwd mag worden als een voorloopige maatregel en of binnenkort voorstellen van het College kunnen worden verwacht. De mededeeling, dat de vier schoolartsen voor een jaar worden benoemd en dat de Raad hen over een jaar weer kan benoemen, is niet afdoende. De heer Reimeringer antwoordt, dat deze benoemingen altijd voor den tijd van een jaar worden gedaan. Het voorstel, dat de heer Verweij bedoelt, is in behandeling. Naar aanleiding van verschillende rapporten en wenschen zal de mogelijkheid van verbetering onder de oogen moeten worden gezien. De heer Verweij zal met dit antwoord genoegen moeten nemen, maar hij zou het van belang achten te vernemen, of Burgemeester en Wethouders met eenigen spoed de maat regelen zullen nemen, noodig om dezen tak van gemeente lijke bemoeiing te verbeteren. Spreker hoopt, dat die voor stellen binnen niet al te langen tijd den Raad zullen bereiken. De Voorzitter zegt, dat door Burgemeester en Wethou ders haast is gemaakt. Zij hebben zoo spoedig als daartoe gelegenheid was de zaak bij de betrokken Commissie aan hangig gemaakt. Deze heeft haar in onderzoek en zal spoedig advies uitbrengen. Spreker hoopt, dat de Raad er weldra van zal hooren. Worden benoemd, voor het tijdvak van 1 April 1929 1 April 1930, met algemeene (26) stemmen: de heer W. J. E. M. Simons, en elk met 25 stemmen: de heeren A. J. B. Poort man, J. A. Schreuder en H. P. Veldhuyzen; 1 biljet was telkens in blanco. II. Benoeming van een Stadsvroedvrouw, voor het tijdvak I Mei 1929—1 Mei 1932. (Zie lng. St. No. 57.) Wordt benoemd, voor het tijdvak 1 Mei 19291 Mei 1932, Mevr. W. van der Waals—Rolloos met algemeene (26) stemmen. III. Benoeming van een tijdelijk leeraar in de natuur kunde en de schoolhygiëne aan de afdeeling B van de Kweek school voor onderwijzers en onderwijzeressen. (Zie Ing. St. No. 58). Wordt benoemd, met ingang van 16 April 1929, met alge meene (26) stemmen de heer J. N. van den Ende. De Voorzitter dankt de leden van het stembureau voor de genomen moeite. IV. Rekening, dienst 1928, van de Plaatselijke Schoolcom missie. (Zie Ing. St. No. 59.) Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt tot goedkeuring van deze rekening besloten. (De heer Romijn komt ter vergadering). V. Voorstel tot aankoop van eenige strookjes grond aan de Jan Lievenstraat, de Lijsbethsteeg, de Langebrug, den Hee rensingel en den Hoogen Morschweg. (Zie Ing. St. No. 60.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. Va. Voorstel tot overneming in eigendom en onderhoud bij de gemeente van eenige gedeelten voor straat bestemden grond gelegen in het verlengde van de Gabriël Metzustraat, de Frans van Mierisstraat en de Jan Lievenstraat. (Zie Ing. St. No. 71.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. VI. Voorstel tot aankoop van de muziektent staande in den tuin van de Sociëteit »Musis Sacrum". (Zie Ing. St. No. 61.) De heer van Rosmalen zal zich niet tegen het voorstel verzetten. Hij wenscht echter te vragen, of het de bedoeling is, de muziektent in het Plantsoen te laten staan, dan wel of Burgemeester en Wethouders al een andere plaats op het oog hebben. De heer Kuivenhoven heeft bezwaar tegen het voorstel. De muziektent is een verouderd ding, dat lang niet waard is wat Burgemeester en Wethouders er voor willen geven. Het is mogelijk, wanneer de muziektent blijft staan, dat zij nog gerepareerd kan worden, maar als zij verplaatst moet worden, is het niet meer dan brandhout. De heer Elkerbout zegt, dat men tegenwoordig veel aan dacht heeft voor het in orde houden van dingen met oud heidkundige waarde. De muziektent behoort, schijnbaar, ook tot de oudheidkunde, want zij staat daar zeker al 40 of 50 jaar. De palen zullen wel vermolmd zijn en men moet de muziektent stutten om te voorkomen, dat zij in elkaar zakt. Een bedrag van ƒ100.— voor dat brandhout is veel te veel. De heer Splinter zegt, dat einde September de erfpacht afloopt, dus vóór dien tijd kan men aan het terrein niets doen. Nu zijn er verleden jaar concerten gegeven, die zeer hebben voldaanwanneer de gemeente dus de muziektent kan koopen voor 100.dan kunnen die concerten dit jaar daar ook weder gegeven worden. Het is waar, dat de muziektent oud is, maar het is een groote tent en volgens deskundigen bezit zij een goede accoustiek. Uit dat oogpunt beschouwd is de prijs, nadat aanvankelijk ƒ300.— was gevraagd, niet te hoog. De bedoeling is, dat de muziektent, althans voorloopig, zal blijven staan. Wanneer zij verplaatst moet worden, dan zou men gelijk hebben, dat het niet anders is dan brandhout, maar op deze plaats kan de muziektent met weinig kosten in orde worden gemaakt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1929 | | pagina 2