40
bevorderen, dat een installatie kan worden aangeschaft tot
het afzuigen van vliegasch uit de rookgangen, waardoor de
hoeveelheid vliegasch, die door de schoorsteenen wordt
weggeblazen, zal verminderen. De kosten van aanschaffing
van deze installatie worden geraamd op 30.000.welk
bedrag voorhands uit de beschikbare middelen van de
fabrieken kan worden gevonden.
Aangezien wij ons met dit voorstel vereenigen, geven wij
U in overweging, den Eaad voor te stellen, goed te keuren,
dat door de Lichtfabrieken ten behoeve van de aanschaffing
van een installatie tot het afzuigen van vliegasch uit de
rookgangen van de Electriciteitsfabriek een bedrag van
30.000.wordt besteed, onder mededeeling, dat dit
bedrag voorshands uit de beschikbare middelen van de
fabrieken kan worden gevonden. Tevens geven wij U in
overweging, bij deze gelegenheid alsnog het bovenvermelde
rapport dd. 21/22 December j.l. No. 7/179, en hierbij het
aanvullende rapport van 11 April j.l. No. 7/61 ter kennis
neming over te leggen aan den Eaad.
Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van
Gas en Eleclectriciteit,
T. S. Goslinga, Voorzitter.
van Deventer. Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
van Leiden.
N°. 70. Leiden, 29 April 1929.
Op de begrooting voor het jaar 1929 is wegens plaatselijke
inkomstenbelasting uitgetrokken
o. betreffende het in het dienstjaar aanvangende belasting
jaar 1929/30, 2/3 gedeelte van de bij de vaststelling van het
vermenigvuldigingscijfer te ramen opbrengst 1.309.493.
b. betreffende het in het dienstjaar eindigende
belastingjaar 1928'29 (de opbrengst van dat
belastingjaar min 2/s van de bij de vaststelling
van het vermenigvuldigingscijfer geraamde
opbrengst, welke 2/3 gedeelte in de rekening 1928
moest worden verantwoord)626.667.
Totaal 1.936.160.
Aan deze raming ligt voor beide belastingjaren een op
brengst van 1.960.000.ten grondslag, behoudens dat het
onderdeel a. als sluitpost, bij de Memorie van Antwoord op
het Sectieverslag betreffende de begrooting, nog eenigszins
moest worden verhoogd.
Inmiddels werd bij Uw besluit van 4 Maart j.l. (Ingek.
Stukken No. 33) ingaande 1 Mei a.s. een verlaging van de
inkomstenbelasting voor de minst draagkrachtige gezinnen
ingevoerd, door verhooging van den kinderaftrek. De daaruit
voortvloeiende lagere opbrengst, die op 33.000.is te stel
len,. kan, naar wij in ons desbetreffend voorstel schreven,
gevoeglijk uit de Algemeene Eeserve worden gevonden. Ten
behoeve van het dienstjaar 1929 is derhalve voor dat doel
van de Algemeene Eeserve af te schrijven een bedrag van
22.000.(n.l. over het tijdvak van 1 Mei31 Dec. 1929),
De Inspecteur der directe belastingen raamt, blijkbaar
in aansluiting aan de werkelijke opbrengst over het belasting
jaar 1927/28, die 1.924.264.— bedroeg, de opbrengst voor
1928/29 op f 1.925.000.—, terwijl hij voor 1929/30 een ver
moedelijk belastbaar (zuiver) inkomen verwacht van
37.500.000.In het resultaat van het belastingjaar
1927/28 had ons College reeds, gelijk hiervoren bleek en ook
in den geleidebrief tot de begrooting 1929 wordt vermeld,
aanleiding gevonden om bij het opmaken van die begrooting
voor 1928/29 en 1929/30 van een opbrengst van 1 960.000.
uit te gaan, in stede van 2.000.0u0.—welk bedrag voor
3928/29 werd aangenomen bij de vaststelling van het ver
menigvuldigingscijfer in Mei 1928.
Hoewel het niet uitgesloten is, dat de belastingjaren
1928/29 en 1929/30 ten slotte gunstiger blijken te zijn dan
het voorgaande, zoo zal men o. i. toch goed doen met
veiligheidshalve voor beide belastingjaren de raming van
den Inspecteur over te nemen.
De a. post der begrooting zal dan bij handhaving van
den factor op 0.9 en zoDder de belastingverlaging slechts
opleveren een bedrag van 2/3 van ƒ1.925.000.is 1.283.333.
of minder26.160.
Op den dienst 1928 moet van de opbrengst
van het btlastingjaar 1928/29, waar deze bij de
vaststelling van het vermenigvuldigingscijfer
werd geraamd op 2.000.000.ingevolge de
begrotingsvoorschriften worden gebracht
1.333.333.zoodat aan den b. post 1929 ten
goede komt 1.925.000.1.333.333.—
591.667.of minder35.000.
Totaal minder 61.160.
Met inachtneming van de belastingverlaging, waarop de
Koninklijke goedkeuring nog wordt ingewacht, kan op den
a post slechts 2/3 van 1.892.000.ƒ1.261.333.worden
geboekt en bedraagt het verlies op4 het geheele volgnummer
ƒ83.160.d. i. ƒ22.000.meer.
Vermits reeds bij het besluit tot belastingverlaging werd
beslist, dat de kosten daarvan uit de Algemeene Eeserve
zullen worden bestreden, en omtrent den dienst 1929 overigens
op dit oogenblik niet zoodanige omstandigheden bekend zijn,
dat groote afwijkingen in het eindresultaat, zooals dit in de
begrooting tot uitdrukking komt, zijn te verwachten, kan
men zich, wat de grootte van den factor voor het nieuwe
tijdvak betreft, bepalen tot de becijferde lagere ontvangst
van ƒ61.160.
Verlaging van het vermenigvuldigingscijfer kan in deze
omstandigheden natuurlijk niet plaats vinden, doch o. i.
behoeft ook niet tot verhooging te worden overgegaan.
Daargelaten, dat het berekende 'tekort beperkt blijft tot
rond 3% van f 1.925.000.en verhooging van den factor
slechts een betrekkelijk kleine fractie zou uitmaken,
is bovendien de totstandkoming van de herziening der
financiëele verhouding tusschen het Eijk en de gemeenten
in het zicht. Over een tweetal jaren zal dan reeds een
geheel nieuwe en, naar het zich laat aanzien, voor de gemeente
aanzienlijk gunstiger toestand op financiëel gebied intreden.
In dezen overgangstijd nog tot belastingverhooging over te
gaan, terwijl een fonds met voldoende middelen de
algemeene reserve aanwezig is, waaruit, overeenkomstig
zijne speciale bestemming, ter bevordering van een zoo
gelijkmatig mogelijken belastingdruk over de verschillende
jaren kan worden geput, achten wij niet gewenscht. Behalve
de hiervoren genoemde belastingverlaging, zouden wij der
halve ook de mindere ontvangst, voortspruitende uit de
lagere opbrengstraming, uit die reserve, thans f 537.000.
bedragende, willen dekken.
Onder mededeeling, dat wij bij aanneming van ons voor
stel te zijner tijd, wanneer de juiste grootte der aan de
reserve te onttrekken bedragen meer bekend is thans
berust een en ander immers slechts op globale ramingen
een wijziging van de begrooting zullen aanhangig maken,
geven wij Uwe Vergadering, in overeenstemming met het
hieronder afgedrukte advies van de Commissie van Finan
ciën, alsnu in overweging het vermenigvuldigingscijfer der
plaatselijke belasting naar het inkomen voor het belasting
jaar 1929/30 te bepalen op 0.9 en de opbrengst der belasting,
met inachtneming van de bij raadsbesluit van 4 Maart 1929
ingevoerde belastingverlaging, te ramen op 1.892.000.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 27 April 1929.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te
deelen, dat zij na gepleegd overleg met Burgemeester
en Wethouders zich kan vereenigen met hun voorstel,
om het vermenigvuldigingscijfer der Plaatselijke Inkomsten
belasting 1929/30 op 0.9 te bepalen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GEOEN ZOON.