60 MAANDAG 22 APRIL 1929. dat het water gratis gegeven zou wordenis daarin inmid dels wijziging gekomen? De heer Splinter hoopt, dat de heer Sijtsma zal aannemen, dat spreker buiten den invloed van den heer Huurman staat, als het College op sprekers initiatief voorstelt om grond te koopen. Spreker is zelfstandig genoeg om in te zien, of dat in het belang is van Leiden. Waar nu eerstdaags weer een aantal onbewoonbaarverklaringen zal worden voorgesteld, heeft men voor den bouw van woningen in de plaats van de onbe woonbaar verklaarde een stukje grond noodig. Waar deze grond voorts gunstig gelegen is, bovendien kan worden benut voor de verbetering van de verkeerswegen daar ter plaatse en ten slotte niet duur is 3.25 per M8. is een normale prijs meende spreker dezen aankoop gerust te mogen voorstellen. Het water krijgt de gemeente er bij, precies zooals het in de Ingekomen Stukken staat, maar toen spreker deze zaak in de Commissie van Fabricage behandelde wist hij nog niet, dat de gemeente behalve dat water nog een halve sloot had te koopen aan de Medusastraat. De gemeente had reeds den eigendom van de halve sloot, maar de andere helft was nog in particulier bezit en die moest dus worden aangekocht om de Medusastraat te kunnen verbreeden. De heer Sijtsma herhaalt, dat hij aan dezen koop wil mede werken, omdat de gemeente, ofschoon het water ook betaald moet worden, niet duur uit is. Hij waarschuwt echter nog maals om niet al teveel aan te koopen en alleen te koopen wat de gemeente noodig heeft. Dat de heer Schüller er de politiek bijhaalt, vindt spreker klein. Het geldt hier niet een principiëele quaestie; men moet als Raadslid practisch genoeg zijn om te kunnen bedenken, wat de gemeente noodig heeft zonder zich angstvallig aan een algemeen programpunt vast te klampen. Men moet de zaken be handelen zooals men die in onderling verband ziet en daarom thans alleen gronden koopen, als men die noodig heeft. Spreker hoopt, dat ook de heer Schüller de zaken ook zoo nuchter mag be kijken en niet, omdat hij als sociaal-democraat voor socialisatie is, zal trachten in de Commissie van Fabricage en in den Gemeente raad deze toegepast te krijgen, 'tkost, wat het kost. Kost een aankoop van grond de gemeente te veel geld, in verband met de beteekenis er van voor de gemeente, dan moet die niet plaats hebben. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. De Voorzitter vraagt, of een der leden thans nog iets in het belang der gemeente in het midden heeft te brengen. De heer Schüller zegt in de bladen te hebben gelezen, dat binnenkort een aanvang zal worden gemaakt met de op ruimingswerkzaamheden aan het Stadhuis. Hij zou het op prijs stellen, indien Burgemeester en Wethouders konden mededeelen, hoe dat zal gaan, bij aanbesteding of op andere wijze. De heer Splinter antwoordt, dat Burgemeester en Wet houders, na bij verschillende personen advies te hebben ingewonnen, Zaterdag j. I. hebben besloten om met de oprui ming een aanvang te doen maken. Het werk is opgedragen aan den heer van den Akker, een slooper uit Leiden, onder toezicht van de gemeente. Het carillon en eventueel andere voorwerpen, die waarde hebben voor de gemeente, moeten te harer beschikking worden gesteld. De heer Sijtsma vestigt er de aandacht op, dat in de nieuwe wijken bij het bouwen van huizen de werkzaam heden zoo worden ingericht, dat de mooie breede tegeltrot toirs er erg onder lijden. In de straat, waar spreker woont, wordt het beton, dat men bij den bouw gebruikt, op het trottoir klaargemaakt en na afloop ziet men vóór elk huis gaten in de tegels of verhoogingen door het beton, dat is blijven liggen. Op die manier wordt het trottoir al bedorven voor de menschen er op loopen. Spreker hoopt, dat het Col lege daaraan eens zijn aandacht zal schenken en het zoo mogelijk zal verhinderen. De heer Splinter zegt den heer Sijtsma toe daaraan zijn aandacht te zullen wijden. De heer Schüller weet, dat het niet de gewoonte is om over een onderwerp, waarover bij de rondvraag een vraag is gesteld, uitvoerig te discussieeren. Het spijt hem, dat Burgemeester en Wethouders door hun antwoord spreker noodzaken daar nader op in te moeten gaan. Het had aanbeveling verdiend, dat Burgemeester en Wet houders mededeeling hadden gedaan van den stand van zaken. De Raadsleden mogen toch wel weten hoeveel die oprui mingswerkzaamheden zullen kosten en hoe die zullen plaats hebben. Hem wordt belet, daarover zijn denkbeelden te laten hooren. Spreker verzoekt den Voorzitter hem daarvan te ontlasten en hem vergunning te geven op deze zaak nader in te gaan. De Voorzitter kan tot zijn spijt bij de rondvraag geen discussie toelaten. De heer Schüller kondigt dan een interpellatie aan om uitvoerig over deze zaak van gedachten te wisselen. De heer Manders vraagt, of het praeadvies op het adres van de Algemeene Roomsch-Katholieke Ambtenarenvereeniging tot het doen vervallen van de loongrens, waarboven geen kindertoeslag wordt uitgekeerd, dat bij de begrooting voor 1928 ingekomen is, spoedig tegemoet gezien kan worden. De Voorzitter zegt, dat deze zaak op het oogenblik bij het georganiseerd overleg aanhangig is. De heer Wilbrink zegt, dat de heer Schüller in de vorige Raadsvergadering de opmerking gemaakt heeft, dat spreker een ander op zijn naam liet inschrijven voor de gemeente. Spreker vraagt, of de heer Schüller dat wil bewijzen of het wil intrekken. De Voorzitter zegt, dat de rondvraag dient voor opmer kingen in het belang der gemeente, maar dat spreker deze opmerking niet precies in het belang der gemeente acht. De heer Wilbrink had deze kwestie op andere wijze moeten aanpakken. De heer Groeneveld zou niet weten waarop de meening van den Voorzitter steunt, dat hij den heer Schüller niet het woord kan geven en dat hij bij de rondvraag geen dis cussie kan toestaan. Men kan het College niet dwingen op vragen te antwoorden, maar als een Raadslid meent iets te moeten zeggen kan niemand hem dat beletten. Volgens artikel 36 van het Reglement van Orde geeft de Voorzitter, nadat de punten van den oproepingsbrief zijn behandeld, het woord aan hen, die dit verlangen. Als nu de heer Schüller iets te zeggen heeft, kan de Voorzitter hem dat niet beleiten of Burgemeester en Wethouders er op willen antwoorden is hun zaak. Wel zou eventueel een voorstel gedaan kunnen worden om de discussie te sluiten. Spreker is het volkomen met den heer Schüller eens, dat de Raad omtrent het Raadhuis in het onzekere wordt gelaten. Wat de Raadsleden te weten komen moeten zij in de cou ranten lezendie schijnen beter ingelicht te worden dan de Raadsleden en dat is niet goed. Ook omtrent de brand- assurantie heeft men in de couranten kunnen lezen; blijk baar was het Raadhuis hooger verzekerd dan in de verga dering van 12 Februari is medegedeeld. Voor het Raadhuis is een heel zware steiger verrezen; men weet niet voor welk doel deze steiger, die wel extra veel geld zal gekost hebben, gebouwd is. De Raad weet niet welke plannen er zijn, hoort niets van de Commissie voor de Monumentenzorg, die een onderzoek heeft ingesteld, tot welke beslissing deze is ge komen. Dat de Raad een blanco-crediet heeft verleend wil niet zeggen, dat hij overal buiten gehouden moet worden; anders zal de Raad met het verleenen van een blanco-crediet voorzichtiger moeten worden, wanneer het College meent, dat het daardoor ontslagen is van het geven van inlichtingen. De heer Schüller zegt, dat de wijze, waarop de Voorzitter het den sociaal-democraten reeds herhaaldelijk heeft onmogelijk gemaakt om naar voren te brengen wat zij meenden te moeten zeggen, toch wel typeert, dat het altijd die partij moet treffen. Ziet de Voorzitter het wel goed in, vraagt spreker, dat het altijd een verkeerde uitwerking heeft, als hij den sociaal democraten het woord over een bepaalde zaak weigert? Kort geleden is dat nog gebleken bij een voorstel van den heer Vallentgoed. Wanneer de Voorzitter den leden van sprekers fractie de gelegenheid geeft om binnen het raam van het Reglement van Orde te handelen, dan zal hij aan hen geen tegenstanders hebben, maar als de Voorzitter meent hen aldus te moeten treffen, dan kan spreker wel namens zijn partij- genooten zeggen, dat hij in hen de allerfelste tegenstanders zal krijgen. Spreker hoort daar zeggen: wat opgeblazen! Met tal van bewijzen is echter te staven, dat, als een voorstel van de rechterzijde in handen van Burgemeester en Wethouders wordt gesteld om praeadvies, dat praeadvies binnen twee maanden aan de orde komt, terwijl, als sprekers fractie een voorstel doet, het twee, drie of vier jaar duurt. Als de sociaal-democraten op spoed aandringen is er nooit tijd. De leden van de rechterzijde worden op hun wenken bediend

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1929 | | pagina 4