GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
25
IiVUEKOlIEA' STUKKEN.
N°. 34. Leiden, 14 Maart 1929.
Ingevolge de toezegging, door den Voorzitter van ons
College gedaan in de buitengewone raadszitting op Dinsdag
12 Februari j.l., doen wij U hierbij toekomen een rapport
omtrent de vermoedelijke oorzaak en de bestrijding van den
zoo noodlottigen brand, waardoor in den nacht van 11 op
12 Februari ons aloude Raadhuis werd vernietigd.
Tot ons leedwezen was het ons niet mogelijk dit rapport
eerder uit te brengen, doch het leek ons niet dienstig daartoe
over te gaan, alvorens in staat te zijn U zoo nauwkeurig en
volledig mogelijk in te lichten. Hiertoe was een uitvoerig en
minitieus onderzoek noodig, waarmede uit den aard der zaak
veel tijd gemoeid was, zoodat wij eerst dezer dagen onze
conclusiën konden trekken en de eigenlijke samenstelling van
het rapport ter hand nemen.
Tot recht verstand der zaak is het gewenscht aan het relaas
van den brand een overzicht te doen voorafgaan van de
maatregelen, die waren getroffen, om een ramp, als thans
heeft plaats gehad, te voorkomen.
In vroegere tijden, toen het politiebureau nog in een ge
deelte van het Raadhuis was ondergebracht, was de be
waking na sluiting van de bureaux toevertrouwd aan den
in wonenden concierge en den mede in het gebouw gehuis-
vesten bediende ten Raadhuize. Na afloop van den gewonen
bureautijd zorgde de bediende onder toezicht van den con
ciërge voor het schoonmaken van de verschillende localiteiten,
terwijl ten slotte de concierge, alvorens zich ter ruste te
begeven, een ronde door het geheele gebouw deed, ten einde
te zien of alles in orde was. Toen de dienst, ook door de ge
leidelijke vergrooting van het gebouw, steeds omvangrijker
was geworden, werd deze bewaking niet meer voldoende
geacht en werd, met instemming van Uwe Vergadering,
bovendien nog iemand aangesteld, om, na het vertrek van
de boden, des namiddags te 5 uur, tot des avonds 10 uur, de
tijd, waarop in den regel het gebouw gesloten werd en de
concierge zijn avondronde aanving, toezicht te houden. Ook
des morgens vóór 9 uur moest bedoelde persoon een oogje in
het zeil houden. Door de politie werd toen ter tijde geen
nachttoezicht in het gebouw gehouden.
Na de* verplaatsing van het politiebureau en met het oog
op de verhuizing van den inwonenden bediende naar het
gedeelte van het gebouw aan de Vischmarkt, werd ook deze
wijze van bewaking niet meer voldoende geoordeeld en
werden met den Commissaris van Politie de noodige maat
regelen getroffen, om de veiligheid in het Raadhuis zooveel
mogelijk te waarborgen. In de eerste plaats werd in de locali-
teit naast de woning van den concierge een politiepost ge
vestigd, die door een binnendeur in verbinding werd gebracht
met de gang aan den westelijken vleugel van het gebouw.
In dezen post deden gedurende den nacht slechts enkele,
speciaal daartoe bij toerbeurt aangewezen en daarvoor bij
zonder geschikte agenten van politie dienst, die in overleg
met den betrokken inspecteur van politie vooraf door den
concierge tot in finesses op de hoogte waren gebracht van de
geheele inrichting van het gebouw. Te omstreeks half twaalf
ving de agent van politie, die gedurende den nacht in den
post dienst had, zijn eerste ronde door het geheele gebouw
aan, waarmede niet minder dan ongeveer anderhalf uur
gemoeid was, aangezien de ronde krachtens opdracht uiterst
minitieus moest worden uitgevoerd en op alles tot in de
kleinste bijzonderheden moest worden gelet. Alle kamers en
alle kasten moesten worden nagezien en in alle gangen en
hoeken gekeken. Zoo moest Worden gecontroleerd, of de
kachels behoorlijk gedoofd waren, of alle ramen of raampjes
wel goed waren gesloten, of geen licht of gaspitjes waren
blijven branden enz. enz. Vervolgens hadden, nadat de agent
van politie eenigen tijd in den politiepost had vertoefd,
successievelijk nog twee ronden plaats, welke uit den aard
der zaak iets korter tijd in beslag namen dan de eerste ronde.
Ten einde zekerheid te hebben, dat de verschillende ronden
volgens voorschrift werden uitgevoerd en ook controle op de
contröle te kunnen uitoefenen, moest de agent aan den
dienstdoenden hoofdagent in het politiebureau aan de Zonne
veldstraat kennis geven, wanneer hij zijn ronde aanving,
alsook wanneer hij na het einde van elke ronde weder in zijn
posthuis was teruggekeerd. Bovendien was de agent bij zijne
ronden voorzien van een z.g. controleklok, terwijl zich op
een zestal plaatsen in het gebouw verzegelde sleutels be
vonden, welke door den agent in de klok moesten worden
omgedraaid, zoodat in een zich in de klok bevindende papieren
blaadje, waarop een tijdverdeeling voorkwam, een cijfer
werd gedrukt.
Een en ander was geregeld na gepleegd overleg met den
Commissaris van Politie, ten wiens bureele de klok iederen
morgen moest worden ingeleverd, ten einde na te gaan, of
inderdaad de voorgeschreven ronden op de juiste tijdstippen
hadden plaats gehad. Uit een en ander zal U duidelijk zijn
geworden, dat de bewaking in het Raadhuis gedurende den
nacht zeer zorgvuldig was geregeld en dat volkomen kon
worden gecontroleerd, of die zorgvuldige regeling ook inder
daad werd nageleefd.
Thans een enkel woord over de wijze, waarop het gebouw
werd verwarmd.
Zooals U bekend is, geschiedde de verwarming nog door
middel van kachels.
Eerst een volgend stookseizoen kon de centrale verwarming,
waartoe door Uwe Vergadering op voorstel van ons College
bereids de vereischte gelden waren gevoteerd, in werking
worden gebracht.
De aanwezige kachels waren deels gaskachels, deels kolen-
kachels, de laatste nagenoeg uitsluitend z.g. vulkachels.
Al deze kachels waren geplaatst door tusschenkomst van den
dienst der Gemeentewerken.
In gewone tijden werden de gaskachels uitgedraaid na het
vertrek van de ambtenaren, terwijl de kolenkachels zoodanig
werden gestookt, dat zij zoo spoedig mogelijk na het zooeven
genoemde tijdstip uitgingen. Aangezien op verschillende
bureaux ook des avonds arbeid werd verricht, bleven ver
schillende kolenkachels derhalve tot in den avond branden,
en controleerde de concierge bij zijn avondronde na 10 uur,
of de kachels gedoofd waren. Op een en ander lette ook later
weer, gelijk wij boven vermeldden, de met de bewaking
belaste agent van politie.
Gedurende den afgeloopen strengen winter kon deze usance
niet worden gevolgd en besloot de concierge enkele vulkachels
gematigd te doen doorbranden, aangezien verschillende ver
trekken anders den volgenden morgen te 9 uur niet voldoende
bleken verwarmd te zijn. Ofschoon reeds te 6 uur des nachts
met stoken een aanvang werd gemaakt, wees de thermometer
des morgens meermalen een temperatuur aan beneden 50°
Fahrenheit en bereikten ons voortdurend gegronde klachten,
dat de kamers 's morgens geheel onvoldoende verwarmd
waren. Bovendien werd in het bureau van den Burgerlijken
Stand en de Bevolking, alwaar de temperatuur het laagste
was, een tweede vulkachel bijgeplaatst, ten einde een drage
lijke warmte te verkrijgen. Dat deze tweede kachel niet
zooals in vroeger tijden een gaskachel, doch een vulkachel
was, en dat zoodoende twee kolenkachels op één rookleiding
waren aangewezen, is ons College eerst na den brand te weten
gekomen. De betrokken ambtenaar van den dienst der
Gemeentewerken, onder wiens toezicht de 2e kachel is ge
plaatst, heeft ons echter verklaard daarin geen bezwaar te
hebben gezien, vermits de 2e kachel met ongeveer 7 Meter
lengte kachelpijp aan de pijp van de eerste kachel kon worden
verbonden en dus voor te groote hitte in den gemeenschappe-
lijken schoorsteen geen vrees behoefde te bestaan, terwijl hij
zich ook overtuigd had dat de aanvankelijk door hem ge
vreesde moeilijkheden met betrekking tot den rookafvoer na
het aanmaken der kachels zich niet voordeden.
Ook in het voormalige politiebureau waren, zoo verzekerde
hij ons, meerdere kachels op één rookleiding aangewezen,
zonder dat dit ooit bezwaar had opgeleverd, terwijl eveneens
ten behoeve van de verwarming van een kamer van de woning
van den concierge ten Raadhuize en van den daarnaast
gelegen nieuwen politiepost van één rookleiding werd gebruik
gemaakt.
Toen de koude al feller en feller werd, achtte de concierge
het op Maandag 11 Februari in den laten namiddag nood
zakelijk, zoowel met het oog op het hebben van een maar
eenigszins dragelijke temperatuur op Dinsdagmorgen, alsook
vooral ten einde het bevriezen van de verschillende water
leidingen en brandleidingen tegen te gaan, dat niet alleen
verschillende vulkachels, doch ook de gaskachels gedurende
den nacht ontstoken bleven en de deuren van verschillende
vertrekken open werden gelaten. Het aftappen van de brand
en waterleidingen kon in deze niet worden toegepast, omdat
de waterleiding niet geheel aftapbaar was en de brandleiding
natuurlijk niet mocht worden afgetapt. Met medeweten van
den Burgemeester en den Secretaris, de Wethouders waren
reeds alle vertrokken, zijn toen de kachels in het gebouw
blijven branden, vermits een andere oplossing, n.l. een ver
vroegd aanvangen met stoken maar gedeeltelijk en op onvol
doende wijze aan de te berde gebrachte bezwaren tegemoet
kwam. Den concierge werd opgedragen de kachels slechts
zeer matig te doen doorbranden, de meest mogelijke voor
zorgsmaatregelen te nemen en bij een en ander overleg te
plegen met de politie. Die voorzorgsmaatregelen zijn, naar
ons uit een minitieus onderzoek is gebleken, inderdaad ge
nomen. De kachels hebben, zooals ons o. a. uit verklaringen